Er was eens – lang geleden, maar ook weer niet zo ontzettend lang – een meisje dat Grootcupje heette. Grootcupje was achttien jaar en een pienter en leuk uitziend meiske. Misschien wel het meest opvallende aan Grootcupje was dat ze hele grote jongens had, veel grotere dan de andere meisjes uit haar klas. Toen ze nog klein was heette ze natuurlijk nog geen Grootcupje maar anders, namelijk Roodkapje. En deze Roodkapje was een jaar of twaalf toen ze zo’n rood kapje ineens niet meer cool vond. Dat was gewoon een gril die wel eens voorkomt bij meisjes van twaalf; het had niets te maken met een heel vroege opvatting over het dragen van hoofddoekjes. Omdat ze rood toch wel een leuke kleur vond en bovendien rond die tijd tietjes begon te krijgen, verruilde ze het rode kapje voor rode behaatjes. Sindsdien heette ze Roodcupje, wat bijna hetzelfde klonk. Die naam hield ze een jaartje of drie, maar toen duidelijk werd dat haar tietjes wel heel groot groeiden veranderde dat min of meer vanzelf in Grootcupje. Ook dat klonk bijna hetzelfde maar dekte de inmiddels indrukwekkende lading beslist beter. En zo bleef het daarna.
Grootcupje was een nieuwsgierig meiske dat, afgezien van een vervelend voorval met een boze wolf, gelukkig en voorspoedig opgroeide in een landstreek van Engeland, het graafschap Fuckinghampshire. Dat graafschap was al heel erg oud. Om precies te zijn was het ontstaan in het jaar 1253 en het dankte zijn wat bijzondere naam aan een nobele en viriele ridder die Fuxalot heette. Deze ridder Fuxalot werd in dat jaar 1253 de eerste graaf van Fuckinghampshire omdat hij een bijzondere daad had verricht, een gebeurtenis die elke burger van Fuckinghampshire kende.
In het naburige graafschap Hampshire woonde destijds een gravin genaamd Hilda. Gravin Hilda was een verre nicht van de koning en van de ene dag op de andere was er ineens iets aan de hand met die gravin Hilda: ze kreeg stijve onderlipjes. Nu was een stijve bóvenlip in Engeland heel normaal. Sommige geleerden uit die tijd beschouwden zo’n stijve bovenlip zelfs als volkseigen, een niet zo heel gekke gedachte omdat je heel veel Engelse woorden met zo’n stijve bovenlip moest uitspreken. Maar van onderen was het verschijnsel naast ronduit frustrerend toch veel zeldzamer, zelfs onder edelen met koninklijk bloed, die doorgaans als nog iets stijver bekend stonden. Gravin Hilda’s probleem was op zichzelf natuurlijk al vervelend, maar niemand wist ook echt wat je nu aan stijve onderlipjes moest doen. Zelfs de adviseurs van de koning wisten dat niet, terwijl die toch wel wat gewend waren qua problemen.
Min of meer ten einde raad schreef gravin Hilda daarom een wedstrijd uit, mede op advies van haar verre neef de koning en zijn adviseurs. Uiteraard stond die wedstrijd slechts open voor nobele ridders. Alleen al de gedachte dat een gravin haar edele edele delen aan iemand van den volke zou tonen was in die tijd – en ook nog lang daarna – gewoonweg onvoorstelbaar. Ridders moesten het dus zijn, ook al beperkte dat het aantal inschrijvingen enigszins.
Aanvankelijk leek die wedstrijd op een grote mislukking uit te lopen. Zeer tot haar ongenoegen zag gravin Hilda ridder na ridder falen in hun missie om hun nobele vleeslans in haar adellijke grotje te krijgen. Het deed haar frustratie zo hoog stijgen dat er zelfs al enige ridders op het schavot beland waren, wat het enthousiasme onder de resterende ridders er weer niet groter op had gemaakt.
Eigenlijk had gravin Hilda de moed al zo’n beetje opgegeven toen ridder Fuxalot zijn opwachting maakte, begrijpelijkerwijze wat aarzelend maar gesteund door de reputatie van het even roem- als omvangrijke riddergeslacht waaruit hij stamde. In de volksmond had Fuxalot de naam er wel pap van te lusten, maar zo werd het onder edelen nooit genoemd, waarschijnlijk omdat ze het nooit aten. Niettemin maakte ridder Fuxalot zijn reputatie waar en werd gravin Hilda eindelijk de verlossing gebracht waarnaar zij zo smachtte.
Doordat Fuxalot er als eerste en enige in slaagde om zijn ridderlijke gemacht in de onpenetreerbaar geachte gravin van Hampshire te werken, beloonde de koning hem met een eigen graafschap waarvan de naam direct refereerde aan deze historische daad: de majesteit bepaalde de naam op Fuckinghampshire en Fuxalot werd er de eerste graaf van, waarmee hij bepaald verguld was.
De nogal bijzondere ontstaansgeschiedenis van Fuckinghampshire verklaarde ook dat de zeden er wat losser waren dan in de rest van het tamelijk preutse Engeland. Om met die lossere zeden niet al meteen in de graafschapsnaam te koop te lopen, besloot graaf Fuxalot direct dat de naam uitgesproken diende te worden als ‘Fjoemshire,’ min of meer zoals de Engelsen ook ‘Woestershire’ zeiden tegen Worcestershire.
Hier groeide Grootcupje dus op en in lijn met de wat lossere zeden van Fuckinghampshire trokken haar omvangrijke jongens daar regelmatig bekijks. Ook al was de mode in die tijd niet echt strak, de jongens van Grootcupje waren groot genoeg om ook onder lossere kleding prominent te prijken en dan oogstten ze veel waardering. Dergelijke waardering werd in Fuckinghampshire tamelijk openlijk beleden. Dat was in tegenstelling met andere graafschappen, waar men doorgaans de voorkeur gaf aan een discreet fluisteren van iets als: “Ik zeg! Welk een charmant klein paar.” Maar in Fuckinghampshire was een gewoon “Oh, Grootcupje, wat heb jij grote jongens!” toch wel gebruikelijker, een uitroep waar Grootcupje ook altijd met een lekkere blos op haar wangen op reageerde. Ze was er namelijk best trots op, ook dat ze sinds dat voorval uit haar vroege jeugd nog steeds op straat herkend werd. Als de jongens die zoiets zeiden een beetje leuk waren mochten ze van Grootcupje zelfs wel eens onder haar kleren kijken. Reginald en Tarquin en Tristram bijvoorbeeld, die hadden haar jongens al vaak gezien. Ze kregen er ook altijd een grotere piemel van, wat Grootcupje op haar beurt wel weer spannend vond.
Het dorpje waar Grootcupje woonde was omringd door een groot maar saai bos. Over andere bossen van Fuckinghampshire deden altijd nogal wilde verhalen de ronde, maar niet over dit bos. Zelfs de vrij uitgebreide lokale historie – die Grootcupje als vlijtig leerling goed kende – vermeldde geen enkel noemenswaardig feit, buiten dat met die wolf dan. Dat had Grootcupje eigenlijk altijd wel verbaasd. De mensen in Grootcupjes dorpje waren zeker niet zediger dan andere inwoners van Fuckinghampshire, dus in dat licht was het wat vreemd dat er daar al die eeuwen nagenoeg niks gebeurd was.
Aan de andere kant gaf het een gevoel van veiligheid wanneer Grootcupje in het grote saaie bos ging wandelen. En dat deed ze vrij regelmatig. Ze had het in haar vroege jeugd ook al gedaan, zij het dat dat één keer bijna verkeerd was afgelopen. Sindsdien nam ze in elk geval nooit meer koekjes mee, maar dat was ook omdat haar grootmoeder inmiddels dood was. In het grote saaie bos lagen ook allerlei kleine vennetjes, en daar vlijde Grootcupje zich regelmatig neer aan de oever om zonder bekijks haar grote jongens van de zon te laten genieten. Niet dat ze de aandacht voor haar grote jongens vervelend vond, maar het was ook wel eens lekker om van de zon te genieten zonder dat roepende dorpsjongeren om haar aandacht smeekten. Bovendien had Grootcupje ook behoefte aan wat privacy om met haar flamoesje te spelen, dat op haar achttiende toch wel heel regelmatig kriebelde. Thuis had ze die privacy namelijk nauwelijks, en dat kwam door de moeder van Grootcupje.
Mamá – met die klemtoon uitgesproken, en met een stijve bovenlip – was al weduwe geworden toen Grootcupje nog gewoon Roodkapje heette, eigenlijk vlak na dat vervelende voorval met die boze wolf. Haar papá was toen een wat lullige dood gestorven tijdens een vossenjacht met dorpsgenoten, toen de staart aan zijn jagerscap was aangezien voor een echte vos. Het wapentuig uit die tijd was dan wel onnauwkeurig vergeleken met moderne specificaties, maar papá’s hoofd was er toch niet tegen bestand geweest, ondanks die cap. Door dit toch wel heel tragische voorval voelde het hele dorp zich verantwoordelijk voor het lot van mamá. Er was hier namelijk nog sprake van een hechte gemeenschap en gecombineerd met de wat lossere zeden in Fuckinghampshire nam niemand het mamá daarom kwalijk wanneer zij wel eens een meneer uit het dorp uitnodigde op de hoge thee. En dat deed mamá dan ook frequent. Telkens eentje tegelijk, maar wel heel vaak verschillende en ook wel in een wat hoger aantal dan men tevoren voor een schappelijk inlossing van het dorpse schuldgevoel had ingeschat. Maar niemand zei er ooit iets van.
Er werd ook zelden thee geschonken op een hoge thee, maar pienter als Grootcupje als Roodkapje al was had ze wel ontdekt waarom een hoge thee dan toch zo werd genoemd. Ze had namelijk wel eens door een kiertje gegluurd van mamá’s slaapkamerdeur en dan gezien hoe de piemels van die meneren helemaal omhoog gingen als mamá zo’n meneer haar jongens liet zien. Die waren trouwens ook heel groot, dus Grootcupje had de hare niet van een vreemde. Wanneer mamá haar grote jongens dan aan zo’n meneer toonde, zeiden ze altijd: “Ik zeg, dit is mijn kopje thee!” en samen met de hoge piemel die dan zichtbaar was leidde dat voor de jonge Grootcupje tot een voor een pienter meiske sluitende verklaring.
Aan de andere kant was al dat bezoek van meneren op de hoge thee ook de reden dat Grootcupje thuis weinig privacy had. Ze vond het niet zo prettig om in haar eigen slaapkamer met haar flamoesje te spelen terwijl haar moeder en zo’n meneer in de kamer ernaast de hele tijd “Goed hemeltje!” lagen te roepen. Die behoefte aan privacy leek trouwens wederzijds. Mamá raadde haar dochter wanneer ze herenbezoek had vaak aan om eens naar het bos te gaan, en dat dat goed was voor haar ontwikkeling. Grootcupje had dat laatste nooit helemaal gesnapt. Ze had een zeveneneenhalf voor plantkunde en na dat voorval met die wolf kon mamá wel aanvoelen dat ze het niet echt meer op dieren had. Het argument van die ontwikkeling vond ze dus maar stom. Dat alles nam niet weg dat Grootcupje naarmate ze een groter meiske werd zelf ook steeds vaker zin had om “Goed hemeltje!” te roepen. Zelf riep ze trouwens iets anders, vaak zelfs iets willekeurig anders, maar dat was een uiting van puberale dwarsheid. Omdat het bos naast saai ook groot was en daardoor veel privacy bood, ging Grootcupje daar toch regelmatig heen, tegelijkertijd mamá in de waan latend dat haar dochter aan haar ontwikkeling werkte, wat in bredere zin ook wel waar was.
Op een dag lag Grootcupje weer eens aan een vennetje in het grote saaie bos. Het lentezonnetje scheen heerlijk, wat haar al snel verleidde om haar grote jongens lekker te ontbloten. De lentekriebels misten ook hun uitwerking op haar flamoesje niet, waardoor ze niet veel later haar rode broekje – nog wel steeds haar favoriete kleur – op haar enkels had en haar flamoesje gespreid. Ze had al twee keer iets willekeurig anders geroepen, maar die bruisende voorjaarsmiddag leek de drang extra moeilijk te stelpen. Net toen ze klaar was voor een derde keer voelde ze ineens iets aan haar flamoesje. Ondanks het afzweren van haar rode kapje schrok Grootcupje zich een hoedje en keek verschrikt tussen haar benen.
“Oh Grootcupje, wat heb jij grote jongens!”
Vlak voor haar stond een kabouter, naar zijn taalgebruik te oordelen eentje uit de streek.
Grootcupje was een bijdehand en ad rem meisje, dat wel gewend was dat jongens zoiets tegen haar zeiden, maar nu was ze toch met stomheid geslagen. Kabouters bestonden immers niet, en al helemaal geen kabouters die ook nog wisten hoe ze heette. Weliswaar stond de lokale historie van Fuckinghampshire bol van de verwijzingen naar kabouters, maar die had ze toch altijd als tamelijk vaag en onwaarschijnlijk van de hand gedaan. Nu zag het er naar uit dat Grootcupjes kijk op de lokale historie aan herziening toe was.
“Wie ben jij?” vroeg ze uiteindelijk.
De kabouter keek wat aanmatigend.
“Zie je dat dan niet? Ik ben een kaleuter.”
Grootcupje moest giechelen. “Een kaléuter?”
“Een kaleuter ja,” antwoordde het kleine ventje wat beledigd. “Wat is daar raar aan?”
Pas toen zag Grootcupje wat er net tegen haar flamoesje moest hebben gezeten. Ze had eerst nog een beetje moeten bijkomen van de verbazing over de kabouter zelf, maar nu ze daarvan bekomen was zag ze dat hij bovendien voor haar stond met een enorme leuter die uit zijn rode broekje stak. Er ging haar een lichtje op.
“Heten jullie dáárom kaleuters?” vroeg ze met een wijzende wijsvinger.
Hij keek haar aan, nu echt beledigd.
“We heten al eeuwen kaleuters, hoor. Alleen die slappelingen die bij jullie in de tuin staan heten kabouters. En mocht het je interesseren: die beschouwen wij als de absolute schande van ons soort.”
Grootcupje moest opnieuw giechelen, zowel om wat hij zei als om hoe hij eruit zag. Het wezentje kwam niet hoger dan haar opgetrokken knieën, maar hij had een paal die een mensenjongen niet zou misstaan. Niet dat ze er al echt heel veel verstand van had, maar deze was toch wel minstens zo groot als die van Reginald of Tarquin of Tristram. Die lieten haar in ruil altijd zien wat jongens in hun broek kregen als zij haar grote jongens aan hun liet zien. Dat deed ze best regelmatig, deels omdat ze er altijd om vroegen maar zeker ook wel omdat ze het spannend vond. Volgens haar opvoeding was dat niet echt netjes, maar de zeden van Fuckinghampshire waren nu eenmaal wat losser en Grootcupje had bovendien een mamá die dat zelf ook vaak deed bij meneren die op de hoge thee kwamen.
“En waarom hebben jullie zo’n enorme grote?” vroeg ze nieuwsgierig.
De kaleuter keek verbaasd. “Ik heb een heel normale hoor. Ik zou eerder zeggen dat jij nogal grote hebt.”
Daar had de kaleuter gelijk in, vond Grootcupje.
“Niet vergeleken bij die kabouters in tuinen,” zei ze, van zichzelf overtuigd en zijn opmerking over haar grote jongens maar eventjes negerend omdat ze het daar wel mee eens was.
In Fuckinghampshire stond in elke tuin wel minstens één kabouter en ze was door Reginald en Tarquin en Tristram wel een beetje geboeid geraakt door piemels. Grootcupje lette er dus regelmatig op, zowel bij echte jongens als bij tuinkabouters, ook al wist ze dat die geen echte hadden. Maar dat laatste hoefde niet uit te maken, wist ze. Haar vriendinnetje Hortensia had een niet echte piemel in haar nachtkastje – al was dat een serieus geheim – en Hortensia had haar verteld dat piemels helemaal niet echt hoefden te zijn om er plezier mee te kunnen hebben. Zelf had ze het nog nooit gedurfd om er eentje te gebruiken, geen echte en ook geen niet echte, maar dat tuinkabouters geen grote piemel hadden wist ze absoluut zeker.
“Ben je verbaasd dat die tuinkabouters niks te bieden hebben als ze hun hele leven als een zombie achter een kruiwagen staan?” antwoordde de kaleuter wat schampertjes.
Dat klonk helemaal niet zo onlogisch, vond Grootcupje. Waarschijnlijk zouden ze ook wel omvallen met een echt grote, al zouden ze die ook op de rand van hun kruiwagentje kunnen leggen. Maar dat zou er weer erg belachelijk uitzien, mijmerde Grootcupje. Toen hervatte ze haar belangstelling voor het manneke voor haar.
“Wat doen kaleuters die in het bos wonen?”
Ze vond dat een logische vraag; Grootcupje was opgevoed met een degelijk arbeidsethos en ze had zelfs al plannen om in hun dorpje een klein koekjeswinkeltje te beginnen; met bezorgservice. Vreemd genoeg zat ze nog steeds met haar blote flamoesje vlak voor hem. Ze had als net meisje geleerd dat je altijd je dijtjes bij elkaar moest houden maar waarschijnlijk kwam het door de enorme leuter vlak voor haar dat ze dat niet deed, net als mamá haar benen uit elkaar hield wanneer meneren over hun kopje thee spraken.
“Wij neuken,” sprak de kaleuter stellig.
Ze slikte even. Waar Grootcupje woonde sprak niemand dat woord ooit uit, zelfs mamá niet en die deed dat toch best vaak met meneren uit het dorp.
“Dat is het enige?” vroeg ze wat verbaasd.
“Is er iets anders te doen dan in dit klotebos?” sprak de kaleuter.
Ze slikte een beetje gegeneerd: het taalgebruik van de kaleuter vond ze nogal grof, ook al had hij vermoedelijk wel gelijk. Dit bos was er tenslotte saai genoeg voor. Terwijl ze dat dacht begon haar nu ook duidelijk te worden wat er net aan haar flamoesje zat, en waarom. Ze wees naar zijn fier staande leuter.
“Dus daarnet probeerde je met mij te…?”
“Neuken?” vulde de kaleuter aan.
Grootcupje knikte bedeesd.
“Tuurlijk, waarom niet?”
Dat vond ze wel een heel direct antwoord, waar ze ook een beetje van moest blozen. Op hetzelfde moment was het ook wel spannend om zo met haar blote jongens en haar broekje naar beneden voor hem te liggen. Ze had nooit helemaal gesnapt wat mamá er leuk aan vond, maar nu werd haar dat duidelijker. Wat mamá daarna allemaal deed had ze zelf nog nooit geprobeerd. Maar ze had van vroeg ondeugende vriendinnetjes wel eens gehoord dat zoiets een nog veel lekkerder manier was om “Goed hemeltje!” te roepen, of iets willekeurig anders. Reginald en Tarquin en Tristram hadden dat ook gezegd, maar die hadden een piemel en die had ze dus niet zomaar geloofd. Dat laatste was een wijsheid van mamá.
“Heb je dan geen echtgenote?” vroeg ze in een poging de spanning wat te verlichten.
“Een echtgenote? Wat is dat?” vroeg de kaleuter.
Nu was ze toch even van haar stuk gebracht.
“Bij ons mensen kiezen mannen een vrouw. Daar trouwen ze mee en dan wordt ze zijn echtgenote. En dat is dan ook de enige vrouw waar mannen dat mee doen wat je net zei.”
Grootcupje wist dat dat niet helemaal waar was. Zeker bij mamá niet. Maar het leek haar op dit moment wel verstandig om een zo decent mogelijke indruk van de mensheid op te houden.
“Jullie neuken maar met één vrouw?!”
Grootcupje kon zien dat de kaleuter bijna in lachen uitbarstte.
“Eh ja. Hoe doen júllie dat dan?” vroeg ze.
De kaleuter deed nog steeds zijn best om zich in te houden.
“Wij? Wij neuken iedereen die we kunnen neuken.”
“Iedereen?”
De kaleuter werd nu stellig. “Iedereen. Het houdt je fit. Wat dacht je waarom wij zo oud worden?”
Grootcupje fronste geboeid; zoiets werd inderdaad van kabouters verteld.
“Hoe oud ben je dan?”
“Ik ben nu 107,” sprak de kaleuter, “en in de bloei van m’n leven.”
Grootcupje keek hem met verbazing aan. Haar grootmoeder was ondanks dat voorval met die wolf 93 geworden en dat was een leeftijd waar iedereen met eerbied over had gesproken. Maar oma was niet echt meer in de bloei van haar leven geweest toen ze het tijdelijke voor het eeuwige verruilde. Het leek er dus op dat de kaleuter een punt had, zoals dat in Engeland en ook in Fuckinghampshire genoemd werd.
“Allemaal door eh…?”
“Allemaal door neuken ja. Voor jou is het ook heel gezond hoor. Dus komt er nog iets van?”
Dat vond ze wel weer heel direct van de kaleuter. Tegelijkertijd was het nog steeds allemaal heel erg spannend. Reginald en Tarquin en Tristram onder haar truitje laten kijken was opwindend, maar dit voelde nog veel spannender in haar flamoesje. Ze dacht aan allerlei dingen: wat Hortensia haar verteld had, de dingen die de jongens uit het dorp hadden gezegd, wat mamá deed op de hoge thee. Misschien was het wel eens tijd om te proberen wat mamá zo vaak deed. Ineens bedacht ze ook dat mamá er eigenlijk best jong uitzag voor haar leeftijd.
“Kan er niks gebeuren?” vroeg ze, nog een beetje aarzelend.
De kaleuter grijnsde. Het maakte zijn rimpelige koppie er niet mooier op, maar zijn enorme leuter vond ze er wel steeds lekkerder bij staan. Hortensia had wel eens gezegd dat ze heel erg kon verlangen naar haar geheime piemel uit het nachtkastje. Misschien was het gevoel dat Grootcupje nu tussen haar benen had wel hetzelfde.
“Ik zou niet weten wat er kon gebeuren,” antwoordde de kaleuter.
Dat maakte Grootcupje een beetje argwanend. Reginald en Tarquin en Tristram zeiden dat ook, maar ze had van mamá gehoord dat mannen dat altijd zeiden en dat je er toch kindertjes van kon krijgen. En aangezien dat Grootcupjes plannen voor haar koekjeswinkeltje met bezorgservice zou torpederen had ze daar toch geen zin in.
“Je mag me niet zwanger maken hoor,” verklaarde ze stellig.
“Heb jij enig idee hoe lang wij al mensenmeisjes neuken?” riposteerde de kaleuter.
Grootcupje haalde vragend haar schouders op. De streekgeschiedenis maakte er in elk geval geen melding van.
“Nou?”
“Al sinds heel lang voordat het hier Fuckinghampshire heette,” antwoordde de kaleuter niet zonder trots.
Dat was een verrassing voor Grootcupje. De meeste geschiedenisboeken stopten bij 1253, maar nu vernam ze voor het eerst iets van historie die nog ouder was. Het was ook een geruststelling. Het betekende immers ook dat het wel veilig leek. Er liepen in hun dorpje weliswaar een paar vreemd mislukte mensen rond, maar die leken toch niet echt op hoe ze zich voorstelde dat een nakomeling van een meisje en een kaleuter er uit zou zien. Het deed haar blozen alleen maar toenemen. Ze giechelde verlegen.
“Echt waar?”
De kaleuter tapte ongeduldig met zijn voetje. “Zouden wij een reden hebben over zoiets te liegen, Grootcupje?”
Ze schudde aarzelend nee.
“En heeft je moeder nooit iets gezegd over dit bos, dan?” ging hij verder.
Dat was waar. Mamá had haar best vaak aangeraden naar het bos te gaan, wat ze altijd een beetje vreemd had gevonden. Toen schrok Grootcupje.
“Jij hebt mijn mamá gekend?”
De kaleuter grijnsde vergenoegzaamd.
“Ja hoor, jarenlang. Heel regelmatig zelfs na dat betreurenswaardige incident met je vader, maar ook al daarvoor hoor. Je moeder was er jong bij, net als je grootmoeder trouwens.”
“Goed hemeltje,” stamelde Grootcupje, zich meteen realiserend dat mamá dat altijd bij andere gelegenheden zei.
Ze zag de kaleuter grijnzen van herkenning bij haar woorden en toen ging haar opnieuw een lichtje op: dit lelijke mannetje had ook mamá en zelfs grootmoeder “Goed hemeltje!” laten roepen! Zou grootmoeder daarom altijd zo koppig geweigerd hebben om ergens anders dan in het grote saaie bos te wonen?
“Hoe oud ben je nu?” vroeg de kaleuter.
“Achttien,” zei Grootcupje stellig.
“Da’s toch al ruim oud genoeg,” zei hij vastberaden.
Grootcupje kreeg helemaal binnenpretjes over wat ze allemaal uitvond deze middag. Terwijl ze nog een beetje verder doordacht, bloosde ze direct weer vuurrood. Uiteindelijk slikte ze diep en keek de kaleuter aan.
“Dat vind ik eigenlijk ook wel, ja. Achttien is oud genoeg om te…”
Het kwam nu wel dichtbij. En ze vond het nog steeds wel moeilijk om ‘neuken’ uit te spreken.
De kaleuter knikte. “Precies. Je grootmoeder was ook achttien en je moeder zelfs een jaar jonger. Je moeder schijnt de laatste jaren trouwens veel hoge thees te organiseren?”
“Klopt ja,” fluisterde Grootcupje half in zichzelf. Ze zag daarom ook niet dat de kaleuter maar beperkt gecharmeerd was van hoe mamá tegenwoordig in haar behoeften voorzag.
“Met hoeveel zijn jullie trouwens in dit bos?” ging Grootcupje verder.
“Maak jij je daar nu maar geen zorgen over,” grijnsde de kaleuter.
Grootcupje moest ook lachen. Ze begon hem eigenlijk wel leuk te vinden, ook al was hij gewoonweg lelijk. Toen ze weer naar de kaleuterleuter keek voelde ze haar flamoesje nog heviger kriebelen dan wanneer Reginald en Tarquin en Tristram een grotere piemel hadden. Misschien moest het er nu dan maar van komen. In de krant had ze pas geleden iets gelezen over een onderzoek onder jongeren. Daarin stond dat meisjes uit de grote stad deze spannende dingen al veel eerder deden dan op hun achttiende.
“Mag ik weten hoe je heet?”
Dat leek haar toch wel het minste aan voorinformatie.
“Alleen als ik je mag neuken,” zei de kaleuter uitdagend.
Het was nu echt tijd om de beslissing te nemen, merkte ze zelf ook.
“Nou, vooruit dan maar,” zei Grootcupje iets minder ontspannen dan ze eigenlijk was.
Ze ging een beetje rechtop zitten en daarmee werden haar grote jongens veel beter zichtbaar dan daarvoor.
”Ik zeg!” riep de kaleuter verlekkerd.
Dat zeiden mannen uit andere graafschappen ook altijd, maar ze had van deze kaleuter toch niet de indruk dat hij niet van hier was. Wel had hij een enorme stijve, net als die andere mannen kregen wanneer ze zoiets tegen Grootcupje zeiden. Waarschijnlijk was het dus een soort term om een piemel hoog te krijgen. Of te houden. Min of meer als zeggen dat iets je kopje thee was, bedacht Grootcupje, tevreden met haar pienterheid.
“Vind je ze zo mooi, mijn grote jongens?” vroeg ze nieuwsgierig.
De kaleuter knikte zo hard dat zijn leuter ervan op en neer wipte. Hij kwijlde zelfs een beetje bij de aanblik. En al vond Grootcupje dat een beetje vies, zijn grote enthousiasme had haar laatste twijfels wel weggenomen. Ze drukte haar jongens uitdagend verder naar voren om de kaleuter er een mooie blik op te gunnen. Haar tepels werden er helemaal hard van. Ze stonden als priemende roze punten op haar uitbundig bungelende jongens.
“Zijn we klaar?” vroeg de kaleuter.
Ze keek hem aan. Grootcupje vond zijn sterke neukgerichtheid wel wat drammerig.
“Doen we geen voorspel dan?” vroeg ze met een wijs gezicht. Ze wist niet precies wat het betekende, maar ze had het vroeg ondeugende vriendinnetjes wel eens horen noemen.
“Voorspel? Wat is dat?” antwoordde de kaleuter met een vertrokken gezicht dat zelfs een beetje vies keek.
“Laat dan maar,” zei Grootcupje, vooral ook omdat ze het antwoord eigenlijk niet wist.
Ze had het genoemd omdat ze hoopte er zo achter te komen, maar dat was mislukt. Toch had ze eigenlijk wel graag gezien dat hij eerst haar grote jongens een beetje verwend had om haar helemaal in de stemming te brengen. Misschien had ze ook wel een romantischer idee van haar eerste keer, al had Hortensia verteld dat het bij haar bij een gewone jongen ook niet zo romantisch was geweest. Het leven leek op dit gebied weinig garanties te kennen. Dan maar met een kaleuter en zonder spelen met mijn jongens, dacht Grootcupje. Maar er moest eerst nog een vraag beantwoord worden.
“Eerst zeggen hoe je heet!”
“Brogor,” was zijn snelle antwoord.
“Brogor? Wat is dat nou voor een naam?”
Hij keek haar geïrriteerd aan. “En Grootcupje is wél een gewone naam?”
“Ik heet Grootcupje vanwege mijn grote jongens,” sprak ze stellig. “Da’s dus logisch. Maar waarom heet jij Brogor?”
De kaleuter gromde; daar had hij niet van terug.
“Klaar nu?”
Hij leek gewoonweg niet van zijn neukdrang af te brengen, maar misschien had ze zelf ook wel erg lang geaarzeld inmiddels. Grootcupje knikte en spreidde haar dijen nog wat wijder om goed te kunnen kijken. Ze had wel eens iets gehoord over hoe het ging, maar van de eerste keer bij haarzelf wilde ze toch wel alles zien. Ze rilde een beetje toen Brogor zijn leuter tegen haar flamoesje drukte. De natte lipjes weken soepel uiteen en het voelde ook heel lekker.
“Wij doen het wat anders en sneller dan mensen trouwens,” voegde Brogor nog toe. “Maar absoluut niet slechter.”
Van Hortensia had ze gehoord dat er ook jongens waren die het heel snel deden. En dat snel helemaal niet leuk was voor een meisje. Dat schoot allemaal zo’n beetje door haar gedachten toen de fiere leuter van Brogor kordaat haar flamoesje binnen schoof. Ze was net bezig om dat heel erg lekker te vinden toen Brogor plotseling een heel klein stafje uit zijn broekzakje haalde. Het stafje twinkelde sterretjes en eer Grootcupje zich had gerealiseerd dat dit een piepklein toverstafje was, voelde ze het tegen haar tepeltjes en haar flamoesje tippen.
De uitwerking was letterlijk wonderlijk. Zoiets lekkers had ze nog nooit gevoeld. Haar hele flamoesje en ook haar grote jongens begonnen helemaal te gloeien en tintelen en ze wilde plotseling niets liever dan die leuter van Brogor. Daarna ging het allemaal heel snel, letterlijk ontzettend snel. Haar ogen konden hem nauwelijks nog volgen, zo snel begon de kaleuter te neukbewegen. Het was bijna als in een tekenfilm, zo snel. In die tijd bestonden er nog helemaal geen tekenfilms, maar Grootcupje had heel weinig zin om zich op dit heerlijke moment met anachronismes bezig te houden.
Van de talloze keren dat ze zelf iets willekeurig anders dan “Goed hemeltje!” had geroepen wist ze natuurlijk wel dat haar flamoesje heerlijk kon gaan gloeien. En uiteindelijk golfjes begon te geven en trillinkjes. Allemaal steeds heftiger, totdat ze helemaal uit zichzelf iets willekeurig anders ging roepen en met suizende oortjes begon te schokken. Net als mamá “Goed hemeltje!” riep wanneer er meneren op hoge thee waren.
Maar dit was zo ontzettend veel lekkerder. Ze voelde haar tepeltjes helemaal branden van genot. Haar adem stokte helemaal. En van die pokende leuter van Brogor ging ze heel erg lekker schokken. Toen ze eenmaal van de verbazing was bekomen maakte het niets meer uit hoe hij bewoog. Het ging allemaal zo snel dat ze nu al best hard begon te roepen. Heel vaak achter elkaar zelfs, en steeds luider. Maar goed dat ze zo’n eind het bos was ingelopen, bedacht ze zich nog. En wat haar direct daarna overkwam was zoveel lekkerder dan zelf met haar flamoesje spelen dat ze er nauwelijks woorden voor had. De golfjes waren nu hele grote golven, die haar de adem afsneden. Het was zo lekker dat ze echt niks anders kon dan het maar helemaal over zich heen laten komen.
“Goed hemeltje… Goed hemeltje…Goed hemeltje!”
Het was echt het enige wat ze uit kon brengen. De schokjes waren zo oncontroleerbaar. De heerlijke golven gingen door heel haar naakte meisjeslijf. Grootcupje kneep haar ogen stijf dicht om het allemaal te verwerken, de hele tijd tot het heerlijke gevoel langzaam wegebde.
Toen ze haar ogen weer open deed, keek ze de kaleuter hevig blozend aan.
“Oei, wat was dát lekker!”
Het was haar nu ook helemaal duidelijk waarom mamá op die momenten altijd “Goed hemeltje!” uitriep, wat Grootcupje zelf haar hele jeugd had vermeden. Tot nu toe dan: nu gaf ze mamá toch wel gelijk.
Brogor keek haar zelfvoldaan aan. “Ik zei het je toch? Kaleuters zijn echt veel beter dan mensenmannen.”
Het ontbrak Grootcupje aan vergelijking, maar dit moest zeker beter zijn dan wat Hortensia haar had verteld over jongens die het snel deden.
“En eh…doen jullie dit vaker?” vroeg ze schalks.
“Zo vaak als je wilt. Neuken is het enige dat we doen,” grijnsde de kaleuter. “En dat doen we al eeuwen.”
“Ja, dat snap ik nu wel,” giechelde Grootcupje, nog steeds wat buiten adem. “En eh…ook altijd met dat stafje?”
De kaleuter knikte heftig. “Tuurlijk, dat is ons geheime wapen.”
Door de tragische dood van papá had Grootcupje het niet zo op wapens, maar dit was toch wel heel erg lekker. Zo lekker dat er een onuitwisbare grijns op haar blozende gezicht bleef staan die Brogor niet ontging.
“Als je soms nog een keer wilt?”
Brogor wist dat hij beet had. Zoveel jonge meisjes had hij de laatste jaren niet langs zien komen en zijn collega-kaleuters neigden ertoe hun eigen jonge veroveringen voor zichzelf te houden, wat hij overigens wel begreep. Zelf zou hij hetzelfde doen. Hij zag Grootcupje blozend knikken.
“Ja, dat lijkt me wel heel lekker,” fluisterde Grootcupje.
“Okay, maar alleen als je belooft dat je je niet inlaat met andere kaleuters. En het geheim houdt natuurlijk,” voegde hij eraan toe.
Over dat eerste moest ze even over nadenken. Maar de drang was inmiddels te groot. Brogors toverstafje had zijn uitwerking niet gemist.
“Dat is goed,” beloofde ze.
“Daar hou ik je aan dan.”
Grootcupje knikte opnieuw.
Ze had wel eens gehoord dat jongenspiemels slap werden na dat neuken, maar Brogor leek daar geen last van te hebben. Toen ze naar beneden keek zag ze haar flamoesje glimmen, van haar eigen opwinding en die van Brogor. Het maakte haar niet uit; alles aan haar lichaam gloeide nog steeds hevig, vooral haar grote jongens en haar flamoesje. Opgewonden willig spreidde ze haar dijen weer en staarde naar Brogors fiere leuter die opnieuw haar nog gloeiende flamoesje binnenging. Toen ging ze lekker achterover liggen en sloot haar ogen.
Zou Hortensia dit bedoeld hebben toen ze over die niet echte piemel uit haar nachtkastje had verteld? Dat moest ze maar eens snel navragen. Tijd om na te denken over of ze dit aan Hortensia zou vertellen of het juist echt geheim moest houden had ze niet. Ditmaal kon ze Brogor niet zien, maar de kaleuter leek nog sneller te bewegen als daarnet.
“Goed hemeltje… Goed hemeltje!”
Het begon al vrijwel meteen en ze was nu minder verbaasd over hoe het voelde. Grootcupje gaf zich er direct aan over en daardoor was het misschien nog wel lekkerder; minder nieuw en daardoor lekkerder heftig. In een lange ademteug blies ze het heerlijke gevoel uit haar longen toen ze opnieuw heel lekker “Goed hemeltje!” moest roepen. Haar grote jongens gloeiden er nog heviger van. Wow, dit was wel iets om verslaafd aan te raken, vond ze en ze snapte nu ook steeds beter waarom mamá zo vaak meneren op de hoge thee had.
“Dat was het dan,” sprak de kaleuter bijna droogjes.
Grootcupje keek hem wat sipjes aan. Van Reginald en Tarquin en Tristram kreeg ze meestal kusjes als ze haar grote jongens had laten zien. Maar eigenlijk was Brogor ook wel een beetje lelijk om te kussen, al wilde ze het neuken zeker niet bij deze ene keer laten.
“Hoe kan ik je vinden als ik nog een keer wil?” vroeg ze ontdeugend.
“Ik vind jou wel,” antwoordde Brogor. “En ik vind je ook als je met andere kaleuters neukt hoor!”
Die waarschuwing prentte Grootcupje zich goed in. Ze vroeg zich wel even af hoe anders andere kaleuters eruit zouden zien. Hopelijk zou ze hem herkennen de volgende keer, want ze wilde geen moeilijkheden. Er was ook nog iets anders waar ze zich zorgen over maakte.
“Brogor?”
De kaleuter keek haar aan. “Ja, Grootcupje?”
“Houden jullie zelf ook alles geheim?”
Weliswaar waren de zeden van Fuckinghampshire wat losser, maar intuïtief voelde dit toch wel als iets dat haar reputatie zou kunnen schaden, zeker als ze dat koekjeswinkeltje met bezorgservice wilde beginnen. Inmiddels was ze er achter gekomen dat grootmoeder en mamá dit vroeger ook hadden gedaan en dat leek niemand te weten, maar toch.
Brogor grinnikte. “Denk je nou echt dat wij onder onze eigen duiven schieten?”
Vanwege de tragische dood van papá hield Grootcupje ook niet zo van jagen, dus vond ze het ook niet erg dat ze dit niet helemaal snapte.
“Ben ik nou jouw kopje thee?” informeerde ze nog even voor de zekerheid.
Brogor grijnsde. “Ja hoor, helemaal. En als je goed je mondje houdt zul je nog heel vaak “Goed hemeltje!” roepen.”
“Oei, wat een spannend vooruitzicht!” riep Grootcupje blozend uit.
“Inderdaad ja, zolang je het echt geheim houdt. Niemand mag het ooit doorvertellen, hoor. Je mag hooguit een kleine hint geven. En dat doet ook iedereen. Sla de lokale geschiedenis er maar eens op na.”
Voor dat vak had Grootcupje een acht, dus ze wist heel goed dat er inderdaad hooguit vaag iets over kabouters werd verteld. Maar absoluut niets over déze kabouters. Wel snapte ze nu ineens waarom mamá het goed vond voor haar ontwikkeling als ze naar het bos ging. Dat was vast zo’n kleine hint, bedacht ze, en misschien had grootmoeder daarom vroeger ook zo vaak gewild dat ze haar koekjes kwam brengen in het bos. Grootcupje glimlachte blozend, naast opgewonden ook een tikje onder de indruk van al haar ontdekkingen en van de eeuwenoude traditie waar ze vandaag deelgenoot van was gemaakt. Zelfs haar grote jongens voelden ineens gewichtiger, als dat al kon.
“Daarom schrijft dus niemand op dat kabouters echt bestaan?” informeerde ze nog even om het allemaal goed te snappen.
Brogor keek haar aan, maar zei niets. Grootcupje leek hem een slim meisje. Die zou er zelf wel achter komen, al was ze soms wat naïef. En dat deed ze dan ook.
“Hmm,” sprak ze met een onderzoekende blik in haar kijkers, “dus meneren schrijven dat kaleuters niet bestaan omdat ze er nog nooit een gezien hebben?”
Brogor knikte instemmend. “Wij houden ons verre van mensenmannen. Daar hebben we slechte ervaringen mee.”
“Hoezo slechte ervaringen?” vroeg Grootcupje nieuwsgierig. Misschien bedoelde hij hetzelfde als Hortensia?
Brogor aarzelde even, maar dit meisje leek hem slim genoeg om haar deelgenoot te maken van een pijnlijk moment uit de kaleuterhistorie.
“Ik neem aan dat je de geschiedenis van Fuckinghampshire een beetje kent?”
Ze knikte vol zelfvertrouwen vanwege die acht die ze voor dat vak had.
“Dan ken je de befaamde ridder Fuxalot ongetwijfeld ook?”
Grootcupje knikte opnieuw. “Eerste graaf van Fuckinghampshire in 1253. Leefde van 1231 tot 1281.”
Daarna luisterde ze weer aandachtig naar wat Brogor vertelde.
“Ik geef toe, het was nogal onachtzaam van mijn voorvaderen uit die tijd,” sprak de kaleuter, “maar die Fuxalot had zijn roem helemaal aan ons te danken. Hij heeft gewoon alles afgekeken van ons. Waarschijnlijk heeft hij vanachter een bosje zitten toekijken en toen een collega van mij overhoop geslagen. En het ergste was dat hij ook nog zijn toverstafje jatte. Wat Fuxalot daarmee gedaan heeft zul je wel kunnen verzinnen, neem ik aan.”
Grootcupje aanhoorde dit gefascineerd knikkend. Natuurlijk: Fuxalot was in zijn missie bij gravin Hilda geslaagd vanwege dat toverstafje! Wat een openbaring! Vanwege haar acht voor dat vak concludeerde Grootcupje tamelijk snel dat hierdoor in feite de hele ontstaansgeschiedenis van Fuckinghampshire aan de kaleuters te danken was. En wat een geheim ook dat daar eeuwenlang helemaal niemand iets over geschreven had. Zelfs geen enkele vrouw, want het leek er nu toch sterk op dat zij en oma en mamá niet de enigen konden zijn geweest. Dat wilde ze nog wel even checken, nu bij Brogor en ze zou er ook de boeken nog eens op naslaan.
“En om op dat van daarnet terug te komen: dus vrouwen en meisjes schrijven dat kabouters niet bestaan omdat ze geen… slapende honden willen wakker maken?” vroeg ze, een beetje huiverend. Een slapende hond was dan wel geen slapende wolf, maar het gezegde riep toch altijd nog onprettige herinneringen op bij Grootcupje.
“Zoals je weet verafschuwen wij de benaming ‘kabouters’, maar voor het overige ben ik trots op je deductie,” sprak Brogor met een knipoog die haar weer deed ontspannen.
“Oh ja,” verontschuldigde Grootcupje zich. Maar ze lachte breed en voldaan.
“En helemaal geen enkele vrouw heeft in al die honderden jaren dit geheim ooit doorbroken?” vroeg Grootcupje benieuwd. Ze wist dat er onder meisjes heel veel dingen doorverteld werden, wat het bijzonder maakte dat dit geheim zo lang zo goed bewaard was gebleven.
Brogor grijnsde nu een beetje geheimzinnig.
“Laat ik zeggen dat je eerste deductie niet geheel volledig was. Maar dat kun je ook niet weten…”
“Wat kan ik niet weten?”
“Dat wij kaleuters een heel effectieve manier hebben om wraak te nemen,” sprak hij.
Grootcupje leek wel van de ene verbazing in de andere te vallen.
“Oh, en waar bestaat die dan uit?”
Brogor keek haar onderzoekend aan. “Denk eens aan gravin Hilda…”
Grootcupje maakte direct grote ogen, nog wel groter dan haar jongens.
“Stijve onderlipjes bedoel je?” vroeg ze aarzelend.
Brogor knikte langzaam. “Precies ja, stijve onderlipjes. Onze eigen magische kracht om ons geheim te verzekeren. Gravin Hilda had teveel gepraat, en dus kreeg ze stijve onderlipjes. En de enige reden dat ze daar ooit vanaf is gekomen is dat die Fuxalot een toverstafje van ons afpakte. Dat is namelijk het enige waarmee je zo’n onderlipjesbetovering kunnen verbreken.”
Grootcupje knikte aandachtig.
“En nu je weet hoe lekker het is met een kaleuter, zou jij toch geen stijve onderlipjes willen krijgen, Grootcupje?”
De gedachte alleen al deed haar rillen, en ze schudde geruststellend nee met toegeknepen ogen.
“Dan is het goed,” hoorde ze hem nog zeggen, maar toen ze haar ogen weer opende was Brogor plotseling verdwenen. Achter een struik hoorde ze alleen nog wat bladergeritsel. Ze was wel wat verbaasd door zijn plotselinge vertrek, maar toch zuchtte ze diep en heel tevreden. De heerlijke kriebels in haar flamoesje en haar grote jongens waren op zich al zalig, maar als slim meisje genoot Grootcupje evenzeer van de totaal nieuwe kijk op de lokale geschiedenis die haar deze middag ten deel was gevallen. Ze zou er nooit iets over kunnen schrijven, maar alleen al de gewaarwording dat zij kennis had van het enorme geheim dat de illustere geschiedenis van Fuckinghampshire herbergde deed haar gloeien van opwinding.
Toen trok ze snel haar kleren weer aan. Het was bijna half vijf en dan verwachtte mamá haar voor een kopje thee. Echte thee. Op weg naar huis sopte haar broekje een beetje van haar nog steeds nagloeiende lipjes. Lipjes waarvan ze nu al wist dat ze die nooit van haar leven stijf zou laten worden, daar zou ze stellig voor waken. Hooguit een kleine hint, zoals Brogor haar op het hart had gedrukt. Voor de zekerheid deed ze dat zelf ook nog even, genietend van het lekkere gloeien van haar grote jongens, wat sinds die dag nooit meer weg zou gaan.
En ze leefde nog lang en gelukkig.
© PaulX 2005