Deel 1
De lucht was vervuld van een zinderende, vochtige nevel en het diepe blauw van de kalm golvende Middellandse zee strekte zich eindeloos uit voor Emelia’s ogen. Ze stond alleen op de kade en probeerde haar gevoelens van tegenzin te onderdrukken toen ze in de richting van de loopbrug slenterde. Dit was al het vijfde slavenschip dat in de haven van Tyras aanmeerde sinds de dood van haar ouders, vier maanden geleden. De Romeinse veroveringsdrang kende geen grenzen en ze had zich laten vertellen dat deze grote galei gevangengenomen mensen uit het verre Cilicië met zich meevoerde.Ze koesterde nochtans niet veel hoop om die zeldzame parel te vinden waar ze zo naarstig naar op zoek was. De slaven aan boord van die schepen waren meestal krijgsgevangenen; jonge, heethoofdige mannen die hun verzet tegen de Romeinse overheersers met slavernij hadden moeten bekopen. Zij konden met bijlen en zwaarden omgaan, maar goede vaklui waren eerder uitzondering dan regel. En een goede vakman was nu precies wat Emelia nodig had om haar kledingzaak draaiende te houden. Toen ze daarnet haar atelier verliet, had ze de cijfers voor de honderdste keer doorgenomen, maar het resultaat bleef hetzelfde. Als ze niet snel haar schulden afbetaalde zodat ze nieuwe bestellingen kon aannemen, zou de eens zo bloeiende handelszaak die haar ouders met veel moeite uit het niets hadden opgebouwd ten onder gaan.
Haar vader, een Romeinse immigrant, was een kei in zijn vak geweest. Hij was er altijd als de kippen bij geweest om de nieuwe trends en grillen van de burgerij op te merken en in klinkende munt om te zetten. Haar moeder was een wonder van vernuft geweest op het vlak van weefstoffen en snit. Emelia had veel van hen geleerd, maar lang niet genoeg om het alleen te kunnen redden. En dat was de enige reden waarom ze de loopbrug van “de Puni” overstak om aan boord van het slavenschip te gaan. Diep in haar hart haatte Emelia deze schepen en hun eigenaars; schurkachtige handelaars in menselijke ellende.
De afschuwelijke stank die haar in het gezicht woei toen ze het dek van de Puni betrad bevestigde alles wat ze gevreesd had. Ze zag hoe men de slaven in lange rijen geplaatst had en de ontberingen van de doorstane zeereis stonden in hun ogen te lezen. Hun gezichten waren getrokken met holle wangen van de honger. Vrouwen of kinderen kon ze nergens zien, misschien hield men die benedendeks om ze na de mannen te koop aan te bieden.
Met een van afgrijzen vertrokken gezicht mengde ze zich tussen de andere burgers en spitste haar oren wanneer iemand een vraag stelde of een bod op een van de mannen uitbracht. Heel het dek rook naar uitwerpselen, braaksel, zweet en bloed. De roestachtige geur van bloed overheerste en toen Emelia naar rechts draaide, zag ze waar die geur vandaan kwam. Eén van de slaven was met omhoog gestrekte armen aan de mast vastgespijkerd en zijn rug en billen waren één grote, bloederige wond. De man was spiernaakt en aan zijn lichaamsbouw te zien, schatte Emelia dat hij een jaar of vijfentwintig moest zijn. Bij zijn voeten lag het voorwerp waarmee men hem gegeseld had; een wreed uitziende zweep met verschillende strengen en stukjes ijzer aan de uiteinden.
Snel wendde Emelia haar blik af van al dat bloed en richtte haar blik op de man die langzaam op haar af kwam lopen.
“Een goede morgen, juffrouw,” zei die glimlachend, terwijl hij haar van top tot teen opnam. “Ik ben Tarquin, de bootsman van de Puni. Zoekt u harde werkers voor uw landgoed of uw handelszaak?”
“Ja, voor mijn handelszaak,” antwoordde Emelia. “Ik ben op zoek naar een man die een ambacht uitoefende voor hij tot slaaf werd gemaakt. Liefst iemand met ervaring op het vlak van vlasverwerking, weefstoffen of lederwerk.”
Tarquin wreef peinzend over zijn baard en lachte schamper.
“Ambachtslui? Tussen dit uitschot zult u weinig of geen vakwerklieden vinden, juffrouw,” legde hij uit. “Dit is een lading Cilicische rebellen en deserteurs… Ik vrees dat ze allemaal in de Nubische koper en goudmijnen zullen eindigen.”
Emelia keek hem sprakeloos aan terwijl een gevoel van wanhoop haar overspoelde. Ze had hulp nodig en dringend ook! De enige man in de streek die haar eventueel had kunnen helpen was meester Zhivar uit de rijke wijk, maar hij was altijd de grootste concurrent van haar ouders geweest. Toen ze hem om hulp was gaan vragen, had die oude schurk haar aangeboden om met hem in het huwelijk te treden. Emelia had snel begrepen dat het een slinkse manier was geweest om haar atelier en handelszaak in te pikken. Door een huwelijk met de geslepen weduwnaar zouden immers al haar bezittingen op zijn naam komen te staan en daarbij kwam dat Zhivar een valse karikatuur van een man was en wel twintig jaar ouder dan zij.
Ze stond in stilte te kijken naar de verslagen gezichten van de geketende mannen aan dek van de Puni. Daarna vestigde ze haar blik op de bootsman en vroeg:“Kunt u mij een tolk toewijzen, heer? Ik wil toch graag eens rondvraag doen onder die mannen en ik spreek geen Grieks.”
“Maar natuurlijk, juffrouw,” antwoordde Tarquin inschikkelijk. Hij riep een van zijn bemanningsleden, een grote Nubiër met een gitzwarte huid en een stuurs gezicht. “Tinto zal voor u vertalen, neem gerust de tijd om de koopwaar te bekijken.”
Emelia ondervroeg enkele Ciliciërs in de eerste twee rijen, maar de meeste onder hen waren boeren, vissers, krijgers of mannen die uit een van de vele Romeinse legioenen gedeserteerd waren. Ze stond op het punt de moed op te geven toen een al wat oudere kerel haar schichtig aankeek en zei dat zijn neef in een lederzaak had gewerkt en een goede schoenmaker was geweest. Hij sprak haar aan in haar eigen taal en toen Tinto zijn Latijnse woorden naar het Egyptisch wilde vertalen, legde ze haar slanke hand op zijn arm en zei dat ze zelf een Romeinse was en begrepen had wat die slaaf haar verteld had. Begrepen, ja… maar of ze het geloofde?
“In een lederzaak?” Emelia kneep haar ogen samen om te zien of die slaaf haar niet probeerde te beduvelen. Dat klonk te mooi om waar te zijn! Als er één ding was wat ze het dringendste nodig had, dan was het wel een man die leder kon bewerken. Haar landgenoten waren dol op alles waar het in verwerkt was. Ze zou de districtbestuurder een aantal offertes kunnen doen voor beenbeschermers, armbanden of borstkurassen. De mogelijkheden waren onbeperkt!
De verweerd uitziende slaaf merkte haar wantrouwen. Hij schraapte zijn keel en zei verlegen: “Ik spreek de waarheid, vrouwe. De lederwaren uit Aivas’ handelszaak waren van uitzonderlijke kwaliteit en bijzonder gezocht in Cilicië.”
“Je zei dat ze van uitzonderlijke kwaliteit waren?” vroeg Emelia nieuwsgierig. “Hoe is die kwaliteit dan verloren gegaan?”
Zijn donkere ogen werden zacht bij de herinnering aan de vrolijkheid en het vakmanschap in Aivas’ werkplaats, maar toen hij dacht aan wat er drie jaar geleden gebeurd was, versomberde zijn blik.
“Niet verloren gegaan, vrouwe… De Romeinen hebben alles vernield,” zei hij, met bitterheid in zijn stem. “Ze hebben de werkplaats in brand gestoken en alle burgers gedood. Zelfs de vrouwen en kinderen hebben ze niet gespaard, nergens in dat deel van Cilicië. Daarom zijn er alleen mannen aan boord van dit schip.”
Emelia zag het verdriet van de man, maar bleef hem nieuwsgierig aanstaren. Had ze hem verkeerd begrepen? Hij had daarnet toch laten doorschemeren dat zijn neef zich hier aan boord van de Puni zou bevinden?
“Maar als iedereen dood is,” opperde ze. “Hoe zou je neef mij dan kunnen helpen in mijn handelszaak?”
“Aivas is niet dood, vrouwe,” antwoordde de man zachtjes. “Althans… nog niet.”
Hij keek opzij en gebaarde met zijn hoofd naar links. Emelia volgde zijn gepijnigde blik en haar adem stokte in haar keel toen ze zag waar hij naar wees.
“Probeer je me te zeggen dat die gegeselde man daar aan de mast jouw neef Aivas is?”
De man knikte en keek haar recht in de ogen. Hij wist dat ongevraagd oogcontact met vrije burgers absoluut verboden was, maar het kon hem niet schelen. Hij was woedend om wat ze die arme jongen hadden aangedaan.
“Ja, dat is Aivas, of toch wat er van hem over is. Die jongen was zo naïef om te denken dat hij bootsman Tarquin kon overhalen om ons twee keer per dag te laten drinken.”
“Hebben ze hem daarom zo toegetakeld? Omdat hij de schipper om extra drinkwater vroeg?”
“Jazeker,” antwoordde de man, met een stem die vlak klonk. “Het lag misschien aan de manier waarop hij het vroeg, wie zal het zeggen? Maar Tarquin noemde zijn gedrag opstandig en heeft hem vanmorgen vroeg laten geselen. Het was de bedoeling om die jongen dood te slaan, maar als bij een wonder heeft hij de geseling overleefd.”
Emelia schudde vertwijfeld haar hoofd en dacht na over wat haar mogelijkheden waren. Zo een buitenkans zou zich niet gauw meer voordoen, een heuse lederbewerker met tonnen ervaring! Maar aan de andere kant bestond er altijd de kans dat hij die afranseling niet zou overleven. De diepe wonden op zijn lichaam zouden kunnen ontsteken, of gaan zweren en dan zou hij aan de koorts sterven. Emelia wist uit ervaring hoe snel de koorts mensen kon veranderen in zieltogende hoopjes ellende. Ze had het met haar ouders zien gebeuren en die vreselijke ervaring lag nog vers in haar geheugen.
“Spreekt je neef ook Latijn?”
“O ja, vrouwe,” zei de man schoorvoetend. “Meer dan voldoende om zich verstaanbaar te maken.”
Ze neeg haar hoofd en keek hem onderzoekend aan.
“En jij? Heb jij ervaring met het werk in die handelszaak?”
De man schudde zijn hoofd en er verscheen een spijtige uitdrukking in zijn ogen.
“Nee, ik was soldaat in het Romeinse leger,” zei hij. “Ik was gestationeerd bij het zesde legioen in Judea, maar toen ik hoorde dat mijn landgenoten voor hun vrijheid wilden vechten, ben ik gedeserteerd om me bij de rebellen in Cilicië aan te sluiten. Het is mijn schuld dat Aivas in deze situatie is terechtgekomen. Ik had die jongen met rust moeten laten.”
Hij zuchtte en kromp in elkaar onder zijn schuldgevoelens.
“Ik kan mezelf wel slaan als ik zie hoe alles gelopen is en hoe die arme kerel er nu aan toe is.”
“Bedankt voor je eerlijkheid,” zei Emelia vriendelijk. Ze schonk de gekwelde man een bemoedigende glimlach. “Ik zal zien wat ik voor je neef kan doen. De goden weten dat ik dringend een man zoals hij nodig heb.”
Ze liet Aivas’ oom achter met een verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht, draaide zich om en liep samen met de kolossale Nubiër naar het midden van het dek. Daar had Tarquin een kleine houten tafel geplaatst waar hij zijn zaken afhandelde. Op de tafel lagen kleitabletten en krijtjes voor berekeningen, dunne rollen papyrus voor het opstellen van de verkoopakten en daarnaast stonden een potje inkt en enkele schrijfpennen in een lederen koker. De schipper leunde op het tafeltje en gebruikte een tablet om zijn winst op uit te rekenen, maar toen Emelia plots voor zijn neus stond, keek hij op naar het mooie, tengere meisje met de amberkleurige ogen dat hem gespannen aanstaarde.
Emelia wierp een zenuwachtige blik op de gegeselde man die een meter of drie verderop aan de vlaggenmast vastgenageld was en richtte dan haar volledige aandacht op de schipper van de Puni.
“Ik zou graag met die man daar willen praten als dat kan,” zei ze, terwijl ze haar stem zo beheerst mogelijk probeerde te laten klinken. “Men heeft mij verteld dat hij een uitstekende lederbewerker is, een echte kei in zijn vak.”
Tarquin snoof en zijn lippen krulden zich tot een ongelovige grijns.
“Die oproerkraaier zou een ambachtsman zijn? Ze hebben u voor de gek gehouden, juffrouw,” zei hij, half lachend, half spottend. “Het is een vechtersbaas en een nietsnut zoals al die andere Ciliciërs uit dit zielige lot. Ik kan u verzekeren dat hij een soldaat was toen hij gevangengenomen werd. En de laatste drie jaren werkten deze mannen als dwangarbeiders in de Cilicische steengroeven. Maar gaat u gerust met hem praten als u dat wilt! Geloof me, u zult die schurk zijn leugens zo doorprikken!”
Ze stapte over een rol touwen en een neergelaten, opgerold stuk zeildoek heen en plots bleef ze staan, alsof ze verbaasd was hem zo dicht genaderd te zijn. Ze richtte haar blik omhoog en bleef een ogenblik naar zijn polsen staren. Ze huiverde bij het zien van de lange ijzeren spijker die er dwars doorheen was geslagen en liet haar blik omlaag dwalen, naar zijn gezicht dat half van haar was afgewend en tegen zijn rechterarm aan lag.
“Kun je me horen? Aivas… Zo heet je toch, is het niet? Aivas?”
Zijn hoofd bewoog en ze zag hoe zijn ogen zich openden. Die waren groen, met kleine geelbruine vlekjes rond de irissen. Hij kreunde zachtjes en probeerde zijn hoofd een beetje te draaien, genoeg om te kunnen zien wie die vrouw was die hem bij zijn geboortenaam had genoemd. Toen zijn ogen die van haar vonden, sperde hij ze wijd open en er verscheen een uitdrukking van puur ongeloof op zijn gezicht.
“Ja… Ja, ik ben Aivas,” fluisterde hij hees, terwijl zijn ogen haar onbegrijpend opnamen. Ze leek wel een geestverschijning, die vrouw die daar zo belangstellend naar hem stond te kijken. Een tere, elegante en verrukkelijk mooie woudgodin met lichtbruine ogen en woeste donkere krullen, en op dat ogenblik dacht Aivas dat zij gekomen was om zijn ziel naar het hiernamaals te begeleiden.
Emelia besloot dat het geen zin had om rond de pot te draaien en koos voor de directe aanpak. “Is het waar dat je een meester lederbewerker bent?”
Ze slaagde er niet in om de spanning uit haar trillende stem te weren en wachtte bang zijn antwoord af. Goden van Rome! Laat hem alstublieft ja antwoorden, smeekte ze in haar gedachten.
Aivas knikte van ja. Het kostte hem veel moeite om te praten want zijn keel voelde rauw en kurkdroog aan.
“Ik kan looien ook, maar thuis werden vooral mijn lederwaren geprezen om hun hoogstaande afwerking en kwaliteit,” sprak hij. Zijn stem leek van ver weg te komen en hij hoorde zichzelf amper praten, maar de vrouw had hem begrepen want ze stelde al een nieuwe vraag.
“Looien, zeg je? Welk materiaal gebruikte je voor je laven?” Emelia keek de slaaf met haviksogen aan want als hij de waarheid gesproken had, zou hij moeten weten dat ze daarmee de kuipen bedoelde waarin men de gevleesde huiden liet inweken.
“Eikenhout… Alleen eikenhout,” antwoordde hij zachtjes.
Hoe duizelig en uitgeput hij ook was, Aivas realiseerde zich toch dat dit meisje hem op de proef aan het stellen was.
“Daarna groeven we de laven half in de grond om ze te vullen met een run van bronwater en eikenschors,” legde hij uit, waarna hij zijn hoofd naar achteren liet hangen en een paar keer diep in en uitademde.
Emelia knipperde met haar ogen en voelde haar hartslag versnellen. Hier in Tyras gebruikte men soms goedkopere, inheemse houtsoorten, maar niets was beter dan eikenschors om een run mee te bereiden. Deze slaaf was alles wat hij beweerde te zijn, zoveel was zeker. Maar zou hij de onmenselijke afstraffing die hem door Tarquin was toegediend wel overleven? Ze keek van zijn zwarte sluike haar naar zijn magere, van pijn verwrongen gezicht en haar blik mat zijn verminkte lichaam. Hij was groot en gespierd met brede schouders, een smalle taille en sterke rechte benen. Op die plekken waar zijn huid niet met diepe bloederige striemen overdekt was, zoals zijn zijden, armen en benen, zag Emelia dat die een gebronsde kleur hadden. Ze besloot dat ze het erop zou wagen en wendde zich tot Tinto. De grote Nubiër was haar gevolgd en had de hele tijd naast haar staan luisteren. Van onder zijn donkere wenkbrauwen sloeg hij haar nieuwsgierig gade.
“Ik neem hem,” zei ze beslist. “Moet ik de verkoop met bootsman Tarquin regelen?”
“Ah,… De verkoop? Maar die man is ten dode opgeschreven, juffrouw,” zei Tinto verbaasd. “Hij heeft honderd twintig slagen van de knoet gekregen! Dat overleeft niemand!”
“O nee? Dat heeft hij anders juist gedaan,” antwoordde Emelia nuchter.
Met wijd opengesperde, ongelovige ogen staarde Tarquin Emelia aan.
“Wat zegt u, juffrouw? Wilt u écht die gegeselde schurk van me kopen? Heeft Tinto u dan niet gewaarschuwd voor die slaaf?”
De schipper wierp een kwaaie blik op de Nubiër en zag hoe die een verontschuldigend gezicht trok en machteloos zijn schouders ophaalde.
“Die slavenhond is een opstandige nietsnut, juffrouw,” legde Tarquin uit. “Zonder respect voor zijn meerderen…”
Emelia knikte, beantwoordde zijn verblufte blik met een zelfzekere glimlach, maar voelde zich alles behalve zeker van de uitkomst van de hele zaak toen ze beleefd informeerde naar de kostprijs van die Ciliciër.
“Normaal kost een gezonde man drieduizend Denari, juffrouw,” antwoordde Tarquin weifelend. “Maar ik kan u toch geen halfdood geslagen slaaf verkopen! Dat zou bedrog zijn, wat als hij straks of morgen doodvalt? Dan zult u bij de districtbestuurder of praefectus gaan klagen en ik heb al niet zo ‘n goede reputatie bij de autoriteiten…”
“Ik ben me er heel goed van bewust dat ik een groot risico neem, schipper,” zei Emelia toegeeflijk. “Ik zal een verklaring ondertekenen waarin duidelijk vermeld staat in welke toestand de slaaf zich bevond op het tijdstip van de verkoop en ik zal me niet bij de autoriteiten beklagen, wat de uitkomst ook moge zijn,” beloofde ze.
Ook na die belofte bleef Tarquin het meisje twijfelachtig aanstaren, zonder aanstalten te maken een verkoopakte op te stellen. Maar uiteindelijk zwichtte hij voor Emelia ‘s mooie, lichtbruine ogen die zich onvermurwbaar en onontkoombaar in die van hem boorden.
“Goed dan,” zei hij, met een luide zucht. “Je krijgt dat stuk uitschot voor de helft van de gebruikelijke prijs.”
Dit gezegd zijnde, wendde hij zich tot Tinto en beval de Nubiër om Emelia ‘s slaaf uit zijn benarde positie te bevrijden. Emelia volgde de zwarte man naar de mast en keek toe hoe hij een ijzeren tang gebruikte om de spijker uit het hout en uit Aivas’ polsen te trekken. De slaaf slaakte een gesmoorde gil en zakte door zijn knieën waarbij zijn hoofd onzacht tegen de mast aan sloeg. Terwijl Aivas zijn evenwicht verloor en in elkaar zakte, zag ze de lichte beharing op de man zijn borst en buik, en lager, waar de beharing rond zijn geslacht dichter werd en zijn onderbuik een donkere schaduw gaf.
Ze deed alsof ze niets gezien had en wendde kalm haar blik af. Emelia was alles behalve een schuchter meisje, maar ze had weinig ervaring met mannen en hun lichaam, daarvoor hadden haar ouders haar te beschermend opgevoed. Maar het laatste paar maanden had ze veel bijgeleerd en die plotse kennis over de andere sekse had Emelia vooral aan haar buurvrouw Sikhef te danken.
Sikhefs dochter Marcia was bij Emelia in de leer gegaan als weefster en Sikhef had Emelia met raad en daad bijgestaan na de dood van de ouders van het meisje. Sikhef praatte ook heel openlijk over haar huwelijk met Marcus Serra, een Romeinse onderofficier bij de “ordo equestri” en ze schaamde zich er niet voor om pikante details uit haar huwelijksleven met Emelia te delen. Het jonge meisje hing aan Sikhefs lippen wanneer die het weer eens over haar man en zijn onverzadigbare noden had.
Toch was Emelia even achteruit gedeinsd toen ze een glimp van de intieme delen van de mannelijke slaaf had opgevangen. Ze herpakte zich echter vlug en sprak Tinto aan.
“Zo kan ik die man niet meenemen.” Ze hield haar hoofd een beetje schuin en gebaarde naar Aivas’ naakte lendenen. “Vraag alstublieft aan de schipper dat hij hem iets geeft om zijn mannelijkheid mee te bedekken. Ondertussen ga ik naar mijn woning om onze laadkar te halen want die slaaf kan amper op zijn benen staan, laat staan lopen.”
Tinto knikte en begon een oud vod in stukken te scheuren.
“Eerst zal ik zijn polsen verbinden om het bloeden te stelpen, juffrouw,” zei hij beleefd. “Hij heeft al veel bloed verloren.”
“Dank je wel, Tinto,” zei Emelia, terwijl ze de matroos een warme glimlach schonk. Eerst betaalde ze Tarquin een voorschot van vijfhonderd Denari, vervolgens daalde ze de loopbrug af en stak de kade over en daarna haastte ze zich naar huis.
Emelia’s woning en het aangrenzende atelier met winkel waren uit kalksteen opgetrokken en de muren waren glanzend wit gepleisterd. Boven de ingang van de winkel had haar vader zijn lijfspreuk geschilderd en in mooie rechte letters stond er: “Civis Romanus sum”, ik ben een Romeinse burger. En dat was hij ook geweest toen hij met zijn schamele bezittingen in Tyras ontscheept was, zeventien jaar geleden.
Drie maanden later had hij een Syrisch meisje in dienst genomen en zij had zich eerst om de linnen weefstoffen bekommerd en daarna ook over de Romein die haar zo fel begeerde dat hij haar na een week al ten huwelijk had gevraagd. Bij de gedachte aan haar lieve ouders voelde Emelia een steek van pijn in haar hartstreek, zo fel dat ze even halt hield om diep in te ademen en haar longen vol lucht te zuigen. Maar de lucht was warm en vochtig en schonk haar weinig troost. Ze deed de deur van de winkel open en keek even het atelier in waar haar leermeisje Marcia met het linnenweefsel in de weer was.
“Hé, Emelia,” riep die vrolijk. “Ben je nu al terug van de haven? Was er alweer geen geschikte kerel bij?”
“Toch wel,” antwoordde Emelia. Haar stem klonk gejaagd en Marcia merkte meteen dat er iets niet pluis was. “Maar ik moet meteen terug naar de Puni… Ik kom alleen eventjes de laadkar ophalen. Staat Romulus in zijn stal of is hij buiten op de weide?”
“Hij staat in de stal.” Ze keek haar leermeesteres verbaasd aan en vroeg zich af wat er in vredesnaam toch aan de hand was? Waarom had ze het ezeltje en de kar nodig als de haven maar op vijftien minuten lopen lag?
“Waarom doe je zo zenuwachtig, Emelia? Is die arme slaaf zo verzwakt dat hij zelfs dat kleine stukje niet kan stappen?” Er verscheen een blik van afkeuring in Marcia ’s ogen toen ze dit zei, want ze had een hekel aan mensen die andere mensen pijn berokkenden. Haar vader had haar eens een griezelig verhaal verteld over een Fenicisch slavenschip, beladen met slaven en de vreselijke dingen die daar aan boord waren gebeurd.
Emelia schudde haar hoofd. “Ik heb nu geen tijd om het uit te leggen, liefje,” zei ze hijgend. “Maar zorg voor genoeg zuiver water en leg schone doeken klaar. O, maar voor je dat allemaal doet, zou ik willen dat je eens gaat kijken of de arts in zijn praktijk is. Ik zal hem nodig hebben, geloof ik.”
Emelia had veel respect voor haar huisdokter, heer Seirios. Hij had haar doodzieke ouders met al zijn goede zorgen omringd. Ze had het verdriet van de oude arts kunnen voelen toen al zijn pogingen om haar ouders het leven te redden op niets waren uitgelopen.
Toen ze de betrekkelijke koelte van de stallen verliet en Romulus naar buiten leidde, viel de ondraaglijke hitte weer als een vochtige deken over haar heen. Emelia spoorde haar ezeltje aan om sneller te lopen, maar het koppige, kleine beest volgde zijn eigen gestage tempo waarbij het zorgvuldig de putten en barsten in de met ruwe stenen geplaveide straatjes vermeed. Elke keer dat het dier ergens een etensgeur opsnoof, stak het zijn neus in de lucht om vervolgens gelukzalig met zijn ogen te rollen of in een luid gebalk uit te barsten.
De zon stond hoog aan de hemel en het middaguur naderde, weldra zou de dag op zijn heetst zijn en Emelia wilde haar slaaf veilig thuis hebben voor het zover was. Maar als je haast hebt, duurt het wachten nog veel langer en de wandeling naar de haven leek eindeloos. Ze slaakte dan ook een luide zucht van verlichting toen ze de teugels aan een meerpaal bevestigde en voor de derde keer die ochtend de loopbrug van de Puni overstak.
“Aha! Daar bent u, juffrouw,” riep de schipper opgelucht. “Ik begon al te geloven dat u zich bedacht had.” Hij lachte en gebaarde naar Aivas die naast de mast gehurkt zat. Het gezicht van de gegeselde man was lijkbleek en Emelia zag dat hij intussen een lendendoek droeg, maar in zijn ogen was de paniek duidelijk zichtbaar. De doodsangst stond erin te lezen.
“Bijna had ik dat gespuis terug aan de mast laten vastspijkeren,” zei Tarquin spottend.
Emelia had er geen idee van of die man een ziekelijke grap maakte of dat hij zoiets echt zou gedaan hebben. Die arme slaaf leek alleszins te denken van wel, dacht ze, terwijl ze inwendig kookte van woede om zoveel wreedheid.
“Hier is de rest van het bedrag, bootsman,” zei ze zakelijk, en ze overhandigde Tarquin de overige duizend Denari. Haar hele houding straalde afstandelijkheid uit, maar zo voelde ze zich niet toen ze naar Aivas toeliep en in zijn dof geworden groene ogen staarde. Hij probeerde zich op te richten en ze zag hoe onzeker hij keek.
“Kom, ik zal je helpen,” zei ze zachtjes. Ze boog zich naar hem toe, liet hem zijn arm om haar schouder leggen en hielp hem op te staan.
“Uw kleed, juffrouw! Uw kleed!” Het was Tinto die haar erop attent maakte dat de hele linkerkant van haar mooie witte kleed met de man zijn bloed besmeurd was geraakt.
“Laat hem toch, juffrouw,” zei de Nubiër, met een strenge blik op Aivas. “Ik zal die schurk wel naar uw wagen helpen.”
Emelia lachte de matroos toe en schudde haar hoofd.
“Mijn wagen is niet meer dan een ezelskar, heer,” zei ze glimlachend. “En mijn kleed is toch al naar de vaantjes, maar bedankt voor uw vriendelijke aanbod!”
Terwijl ze Aivas ondersteunde, zuchtte hij van de pijn en Emelia voelde zijn uitgeputte, harde lichaam tegen haar zij drukken. Zijn hulpeloosheid gaf haar kracht en ze slaagde erin om hem op de kar te helpen.
“Maak het je zo gemakkelijk mogelijk,” zei ze, met een stem die verrassend zacht klonk. “Mijn leerlinge is de arts al gaan verwittigen.”
“Dank u, vrouwe…” Zijn stem was laag en drong maar net tot haar oren door. Ze zag de pijn in zijn ogen en kon zien hoe hij een houding zocht waarbij zijn rug en zitvlak zo min mogelijk met de kar in aanraking kwamen.
Emelia hield Romulus” teugels strak in de hand en wierp af en toe een bedenkelijke blik op de man in haar laadkar. Hij leunde roerloos tegen de houten wand, steunend op een heup waar zijn huid niet verscheurd was door de slagen van Tarquins zweep. Zijn vele wonden, diepe rode striemen, begonnen te zwellen en vormden kloven en verhogingen in een donkerder rood dan de bloedvlekken op Emelia ’s besmeurde kleed. Boven het gevlochten koord van zijn lendendoek, op zijn harde, platte buik tekende zich een dunne lijn donker haar af, die vanuit zijn licht behaarde borst naar omlaag leidde.
Plotseling merkte Emelia dat zijn groene ogen op haar gevestigd waren en dat hij gezien had waar ze naar aan het staren was geweest. Ze slikte omdat hij haar betrapt had en voelde haar wangen kleuren. Met een zenuwachtig knikje wendde ze haar hoofd af, terwijl ze inwendig vloekte om haar dwaze blos en haar vingers zich strak rond Romulus” teugels sloten. Het ezeltje merkte er niets van en sukkelde voort door de steeds smaller wordende straatjes van de benedenstad.
Tyras vormde een rechthoekig netwerk van straten. Sommige met marmeren zuilengalerijen en fraai geplaveide boulevards, maar de meeste straten waren van veel mindere kwaliteit en al zeker hier in de steegjes die al wat verder van het Forum verwijderd waren. Emelia woonde achter haar atelier en winkel, ver van het straatlawaai, maar winkeliers die minder goed geboerd hadden, moesten uit noodzaak boven hun zaak wonen. De grote kledingzaak met de bijgebouwde vertrekken was haar ouders” succes, en Emelia was enorm trots op hun verwezenlijking.
“We zijn er,” zei ze, terwijl haar lippen zich tot een opgeluchte glimlach plooiden. Ze leunde iets naar voren en hielp Aivas met uitstappen. Hij stond nog wankel op zijn benen en bleek niet in staat om op eigen kracht achter haar aan naar binnen te strompelen.
Met afschuw in haar ogen keek Marcia van Emelia ’s met bloed bevlekte kleed naar de slaaf die met een arm rond haar leermeesteres de winkel in schuifelde. Haar hals rekte zich om beter te kunnen zien wat er met hem aan de hand was. Zijn kapot geslagen huid trok onmiddellijk haar aandacht.
“O, die arme man!” Ze slaakte een luide zucht van ontzetting. “Hij kleeft helemaal van het bloed, Emelia! Wat hebben ze met hem gedaan?”
“Straks, lieverd,” reageerde Emelia. “Ga iets halen om onder hem te leggen en help me dan om hem naar achteren te brengen. Ik zal hem in mijn oude kamer leggen.”
Sinds een paar weken stond die leeg, want Emelia had de vertrekken van haar ouders in gebruik genomen. In het begin had ze zich daar niet toe kunnen brengen, maar na drie maanden van diepe rouw had ze besloten dat ze de extra ruimte goed kon gebruiken. De wereld was niet opgehouden met draaien na hun heengaan en Emelia moest nu in haar eigen levensonderhoud voorzien.
De kamer waar ze Aivas naartoe brachten was niet erg ruim bemeten, maar heel gerieflijk ingericht. De muren waren wit gepleisterd en versierd met zorgvuldig aangebrachte muurfresco’s die een beetje kinderlijk aandeden en de meubels waren verzorgd in hun vormgeving en afwerking. Links in de hoek stond een gestoffeerd zitbankje tussen twee grote kisten, maar de kamer werd gedomineerd door het Perzische tapijt dat in het midden op de vloer lag. Het bed stond aan de rechterkant en was ook een meubelstuk dat met veel vakmanschap vervaardigd was; een combinatie van donker hardhout, gevlochten riet en een met eierdons gevulde matras en kussen. Het was op dat bed dat Emelia en Marcia hun nieuwe huisgenoot neerlegden. Marcia had een paar dikke, oude dekens over de matras gelegd om die te beschermen tegen bloed en andere vlekken.
Emelia legde de man op zijn buik en keek zwijgend van zijn gegeselde lichaam naar Marcia. Haar leermeisje stond met vochtige ogen naar Aivas’ wonden te staren. Marcia was nog maar dertien en ze was een dromerig, gevoelig meisje dat vaak meer met haar hart dan met haar verstand leefde. De gruwelijke behandeling die Aivas had moeten ondergaan, het vele bloed en de staat waarin de rug en billen van de man zich bevonden, hadden het meisje danig aangegrepen.
Emelia kuchte even om Marcia ’s aandacht te trekken en wachtte tot het meisje haar blik opsloeg. “Wil je het water en de propere doeken halen, Marcia? Ik wil het vuil uit die striemen wassen voor ze gaan ontsteken.”
Marcia knikte verstrooid, draaide zich om en liep snel naar de keuken waar ze alles had klaargelegd. Toen ze terug bij het woongedeelte kwam, zag ze dokter Seirios in de deuropening staan.
“Ha, Marcia,” zei die, terwijl hij haar nieuwsgierig opnam. “Waar loop jij zo gehaast naartoe, meisje?”
“Ik breng water en linnen doeken naar Emelia, dokter,” antwoordde ze hijgend. “Voor haar slaaf.”
De arts fronste zijn wenkbrauwen. “Emelia ’s slaaf, zeg je? Ik wist niet dat zij een slaaf hield… Heb je me daarom laten roepen? Is hij zwaar gewond?”
“Ja, dokter.” Marcia ’s stem trilde en ze zuchtte om aan te geven hoe erg het wel was. “Hij ligt in Emelia ’s vroegere slaapvertrek.”
Seirios bekeek de jongeman op het bed en er verschenen diepe rimpels in zijn voorhoofd. Met ogen die gloeiden van verontwaardiging begon hij de wonden van dichtbij te onderzoeken.
“Soms kan ik niet geloven wat mensen elkaar allemaal aandoen, Emelia,” zei hij somber. “Maar je hebt het juiste gedaan, meisje. Voorlopig kan je niet veel meer voor hem doen dan de wonden uit te wassen en ze te laten ademen tot ze beginnen te korsten. Daarna mag je er een verzorgende zalf op aanbrengen. Hij zal er zeker enige littekens aan overhouden, maar als je de gekwetste huid dagelijks met olie inwrijft, zal de schade beperkt blijven. De wonden op zich zullen wel genezen, maar hij zal koorts krijgen. Verder is het afwachten in hoeverre zijn lichaam die koortsaanvallen kan verwerken. Ik zal je deze namiddag een paar dingen brengen en nog eens naar die polsen van hem kijken, goed?”
“Ja, dokter Seirios,” antwoordde Emelia dankbaar. “Ik hoop zo hard dat hij beter wordt! Die man is een meester lederbewerker en als hij die vreselijke geseling overleeft, zal hij een belangrijke aanwinst zijn voor mijn atelier. De zaken gaan niet zo goed de laatste tijd.”
“Een lederbewerker?” Seirios wierp een geïnteresseerde blik op Aivas, maar toen drong tot hem door wat Emelia eigenlijk gezegd had. Hij had er geen idee van gehad dat het meisje het zo moeilijk had met haar handelszaak. “Heb je schulden?”, vroeg hij rustig.
Emelia knikte van ja.
“Als je mijn hulp wilt aannemen, Emelia,” opperde hij nadenkend. “Dan zou ik je graag willen helpen… Ik kan bijvoorbeeld een gedeelte van je schulden afbetalen? Dat zou de leveranciers geruststellen. Zonder basismaterialen zoals linnenweefsel en gelooide huiden zullen je schulden zich alleen maar opstapelen, je moet terug produceren en verkopen.”
Emelia werd compleet verrast door zijn woorden. Verrast en ontroerd want ze voelde dat zijn aanbod gemeend was, dit was geen grootspraak van een man die verwachtte dat zijn uitgestoken hand toch geweigerd zou worden. Emelia was een trotse jongedame, maar niet te trots om dokter Seirios” hulp van de hand te wijzen. In gedachten zwoer ze daar en dan dat ze hem elke sestertie zou terugbetalen wanneer het weer beter zou gaan met de verkoop.
“Dat is ontzettend aardig van u, dokter,” zei ze, terwijl ze hem haar witte tanden liet zien en de man een verrukkelijke glimlach schonk. “En ik geloof dat ik uw aanbod met beide handen ga aannemen!” Haar stem werd zachter toen ze zei:
“Maar ik zet het allemaal op schrift. Ik wil dat u die lening bekijkt als een investering in mijzelf en in mijn nieuwe aanwinst want als mijn slaaf niet aan zijn verwondingen bezwijkt, zal ik hem een contract als meesterknecht aanbieden. Met zijn kennis en vakmanschap op het gebied van lederwaren zullen de bestellingen binnenlopen.”
“O, maar daar twijfel ik niet aan, Emelia,” zei Seirios grinnikend. “Je hebt het vurige, ijverige temperament van je vader en de vaardige vingers van je moeder. Jouw creaties zijn honderd keer beter, fijner en mooier dan die van Zhivar en zijn mensen. Voor je het weet zal de winkel weer vollopen met begerige klanten.”
Emelia bloosde van genoegen onder zijn complimentjes, ze was er stil van geworden en schonk hem een dankbare glimlach. Wat de goede dokter er echter niet bij had gezegd, maar wel had gedacht, was dat er ook een andere reden was waarom de winkel weldra opnieuw vol zou lopen. Emelia ‘s periode van rouw was voorbij en haar verfrissende, jeugdige schoonheid en ongehuwde staat zou heel wat jonge, verliefde mannen uit de buurt naar haar winkel lokken. Ja, ze zouden op haar afkomen als motten naar het licht.
Onder het toeziende oog van haar arts en weldoener begon Emelia met het verzorgen van Aivas’ striemen. Voorzichtig depte ze de wonden schoon met de linnen doekjes waarvan Marcia rolletjes gemaakt had. Zodra Aivas haar aanrakingen gewaar werd, begon hij zachtjes te kermen van de pijn, maar Emelia sprak hem bemoedigend toe en ging onverstoorbaar verder met het uitwassen van de diepe bloederige striemen.
“Hij heeft het bewustzijn verloren,” opperde dokter Seirios, terwijl hij aan het voorhoofd van de jonge man voelde. “Misschien is dat nog het beste, maar ik maak me toch wat zorgen over zijn verhoging.”
Emelia kneep haar lippen samen en keek angstig over haar schouder. Ze wist wat dit betekende, maar ze wilde het hem horen zeggen.
“Nu al? Is het de koorts, dokter?”
“O nee, het is niet dat soort koorts, Emelia,” stelde die haar gerust. “Zijn temperatuur is wat hoger geworden, maar het is nog niet levensbedreigend. Als ik de wonden zo zie, lijken die nog wel mee te vallen. Er zit weinig vuil in… Mocht men die jongen met zijn tuniek of hemd aan gegeseld hebben, dan zouden de striemen nu al geïnfecteerd zijn geweest.”
“Dus u denkt dat hij zal blijven leven?”
“Ja, zoals jij hem verzorgt, Emelia, ben ik daar wel zeker van.” Seirios grinnikte zachtjes en wierp haar een lange plagerige blik toe. Opeens begon de slaaf in zijn slaap te murmelen. Emelia en Marcia begrepen er geen woord van want hij praatte de taal van zijn volk, een verbasterde vorm van het Grieks doorspekt met woorden die aan het Perzisch ontleend waren.
Emelia trok een zwarte wenkbrauw op. “Wat zegt hij allemaal, dokter? Ik begrijp er niets van.”
“Het lijkt op Grieks,” antwoordde Seirios. “Ja,… Het is dialect, maar wel Grieks.”
Hij was een gestudeerde man en bovendien afkomstig van Kos, een van de vele Griekse Eilanden. Het taaltje waarin die jongen lag te ijlen leek van verre wel op zijn eigen moedertaal, maar de arts moest zijn oren spitsen om er iets te kunnen uit opmaken.
“Anthiste, de kinderen… O! De kinderen… Nee, nee!”
De ijlende slaaf woelde onrustig op het bed en zijn vingers klauwden wild in de matras. Hij brabbelde van alles over Cilicië, over thuis, soldaten, brandende woningen, dode kinderen en iemand die Anthiste heette. Zelfs Marcia en Emelia begrepen nu dat Anthiste iemand moest zijn die hij goed gekend en liefgehad had, misschien zijn moeder of zijn vrouw? Terwijl Emelia bij die gedachte stilstond, drong pas goed tot haar door wat ze gedaan had. Ze had een mens gekocht… Zomaar, alsof hij niet meer was dan een goed. Een man die misschien wel ergens een vrouw had die met ongerustheid op hem zat te wachtten, die wel eens kinderen zou kunnen hebben! Hij leek haar oud genoeg te zijn om al een gezin gesticht te hebben.
Seirios onderbrak haar gedachten en zei: “Ik geloof dat zijn vrouw Anthiste heette en dat ze om het leven gebracht is door een groepje plunderende soldaten.”
De woorden van de arts schonken Emelia weinig troost, het leek met de minuut donkerder te worden in haar hoofd.
“Denk je dat ze kinderen hadden? Hij en zijn vrouw, bedoel ik?”
Er verscheen een spijtige uitdrukking op Seirios” gerimpelde gezicht. Hij had gehoopt haar dat gedeelte uit Aivas’ ijldromen te kunnen besparen, maar Emelia mocht dan jong zijn, dom was ze helemaal niet. Hij had haar altijd een bijzonder scherpzinnig meisje gevonden met vele kwaliteiten en goede eigenschappen.
“Daar ben ik wel zeker van,” zei hij met een gepijnigde trek op zijn gezicht. “Het is heel goed mogelijk dat hij hallucineert of nachtmerries heeft, maar ik geloof dat zijn kinderen levend verbrand zijn, samen met zijn echtgenote. Als ik het goed begrepen heb, zouden diezelfde soldaten daar verantwoordelijk voor zijn.”
Marcia sloeg een hand voor haar mond en keek ontzet van de dokter naar de bevende man op Emelia ‘s oude bed. “Maar dat is afschuwelijk! Wie doet er zoiets,” riep ze uit.
Het was Emelia zelf die haar vraag beantwoordde want ze wilde Seirios de gêne besparen om haar eigen landgenoten bij naam te noemen.
“Een man die Aivas’ neef beweerde te zijn, vertelde me dat het Romeinen waren, Marcia,” zei ze, terwijl ze haar blik neersloeg. “Wat die moordenaars gedaan hebben valt niet goed te praten, maar volkeren die zich aan onze wetten aanpassen, worden over het algemeen goed behandeld.” Ze maakte een weids gebaar met haar armen. “Zoals bij ons hier in Egypte bijvoorbeeld.”
“Maar wij zijn Romeinse burgers door geboorte, Emelia,” wierp het meisje tegen. “En omdat we vrouwen zijn, zijn we eigenlijk maar tweederangsburgers die moeten gehoorzamen aan onze pater familias! Maar dokter Seirios is een Griek en die man daar is een Ciliciër!”
Emelia snoof en keek Marcia onbegrijpend aan. “Waar heb je het over, kindje? Wat bedoel je nou eigenlijk?”
“Ik bedoel dat het toch een heel klein beetje normaal is dat er ook mensen zijn die zich liever niet aan Romeinse wetten aanpassen? Mensen die hun eigen wetten en gebruiken boven die van ons verkiezen en zelfs bereid zijn om daar hun leven voor te geven!”
“Dat is gevaarlijke taal, meisje,” merkte Seirios op. “Het is een heel mooie en verheven gedachte, maar soms kan je dergelijke opvattingen beter voor jezelf houden. Als je vader je zulke dingen hoorde uitkramen, zou hij je een fikse rammeling verkopen.”
De dokter kende Marcus Serra goed genoeg om te weten dat de man niet gediend was van kritiek op de keizer, het leger of de Romeinse waarden. Serra was geen slecht mens, zeer zeker niet en hij was een toegewijde echtgenoot en vader, maar hij was heel trouw aan het Romeinse ideaal en kon ontzettend koppig zijn wanneer hij het gevoel kreeg dat men zijn gezag probeerde te ondermijnen. Ja, de arts wist wat de opstandige Marcia bedoeld had toen ze nogal smalend over haar “pater familias” had gesproken.
Seirios wachtte geduldig tot Emelia klaar was met het schoonmaken van Aivas’ wonden. Hij bewonderde haar om de concentratie waarmee ze die taak uitvoerde.
“Zijn polsen wil ik zelf verzorgen, Emelia,” zei hij kalm. “De jongen heeft geluk gehad dat zijn beul wist wat hij deed en geen belangrijke spieren, aders of pezen heeft geraakt.”
De dokter vloekte zachtjes.
“Nu ja, geluk is veel gezegd. Ik geloof dat men dat met opzet heeft gedaan om het lijden van die arme slaaf zo lang mogelijk te rekken. Godzijdank heb jij hem geholpen, want zijn doodstrijd zou langzaam en pijnlijk geweest zijn als niemand zich om zijn lot had bekommerd.”
Emelia staarde naar de diepe wonden in Aivas’ polsen. Haar ogen sloegen elke beweging van de vaardige handen van dokter Seirios gade.
“Gelooft u dat hij weer helemaal beter wordt, dokter?”
“Ik hoop het, Emelia. Maar het grootste gevaar voor een infectie zit hier. In die diepe wonden bij zijn polsen,” legde hij uit. “En hoe sneller die jongen zijn armen en handen weer kan gebruiken, hoe beter voor iedereen.”
Emelia knikte instemmend, wenkte Marcia en vroeg het meisje om haar te helpen bij het schoonmaken van de gebruikte verbanden. Ze raapten alles bij elkaar en liepen zwijgend naar de keuken. De ruime keuken was het warme, kloppende hart van Emelia ‘s huis en nergens vertoefde ze zo graag als in die helder verlichte ruimte. Ze was ontworpen als een binnenkamer met vallicht waardoor het witte pleisterwerk en het inlegwerk van blauwe, geglazuurde faience goed tot hun recht kwamen. Tegen de buitenmuur, onder het houten raamwerk, stond een kleine oven met een fornuis. Tegen de andere muren hingen groenten en kruiden te drogen tussen rekken die gevuld waren met kleine kruiken van aardewerk waarin meel, wijn, vlees en olie werden bewaard.
Zoals zo vaak kwamen haar gedachten tot rust op die plek en het was een opgewekte Emelia die opzij keek, haar leermeisje nieuwsgierig aankeek en vroeg:
“Waarom deed je zo giftig daarnet? Hah! Tweederangsburgers? Waar ging dat écht over, Marcia? Want ik weet wel zeker dat het niets met onze nieuwe knecht te maken had!”
“Mijn pa wil me uithuwelijken,” antwoordde Marcia. Haar stem klonk verontwaardigd en scherp.
“Jou uithuwelijken? Maar je bent nog maar dertien!”
Het meisje haalde haar schouders op en beantwoordde Emelia ‘s geschokte blik met een gebaar van machteloosheid.
“Het zou voor volgend jaar zijn,” sprak ze stilletjes. “Er zijn wel meer meisjes die trouwen op die leeftijd, hoor! Nu ja, dat is toch wat mijn vader altijd beweert.”
“Daar heeft hij geen ongelijk in,” zei Emelia. “En de meeste huwelijken worden gearrangeerd… Maar, ah,… krijg jij dan geen enkele inspraak in de keuze van jouw echtgenoot?”
“Ik hoop van wel! Eergisteren had ik het er nog over met mama en die raadde me aan, om vader in de waan te laten dat ik er dolgelukkig mee ben dat ik zo jong al mag trouwen… Als hij het gevoel heeft dat iedereen hem volgt, is hij veel kneedbaarder.”
Hier moest Emelia hartelijk om lachen en Marcia lachte met haar mee, als een boer met kiespijn. Maar Emelia had een heel ander beeld voor ogen dan haar leermeisje bij het begrip kneedbaar. Zij dacht aan de pikante verhalen die de moeder van het meisje haar zo vaak opdiste. Verhalen die er altijd mee eindigden dat Marcus Serra’s zaad uit zijn begerige mannelijkheid naar buiten gekneed werd. Maar het lachen verging Emelia, toen er zich plotseling, vanuit het niets, een ander beeld aan haar opdrong; het beeld van haar slaaf die kreunend langs de mast van de Puni naar beneden gleed en haar een glimp liet opvangen van zijn platte, harde buik en zijn naakte lendenen. Emelia slikte bij de herinnering aan die aanblik en schudde alle ongeoorloofde gedachten meteen van zich af. Zo mocht ze niet denken… Die man was haar slaaf! Ze voelde de aandrang om zich met iets praktisch bezig te houden, iets doodnormaal en ze begon de tafel te dekken voor de maaltijd.
“Marcia, ga jij eens aan dokter Seirios zeggen dat we kunnen eten,” zei ze tegen het meisje. “En als hij weigert om met ons mee te eten, dan zeg je hem dat ik geen nee accepteer, begrepen?”
“Ja, Emelia,” antwoordde die lachend. “Maar het ruikt hier al zo lekker dat ik niet geloof dat hij zal weigeren, hoor!”
Seirios waste zijn handen en voegde zich bij de twee meisjes voor een maaltijd van donker brood, gedroogd vlees, bladgroenten en een in olie gebakken geitenkaas. Toen Emelia hem een kruik van haar zelf gebrouwen bier aanreikte, krulden zijn lippen zich tot een gelukkige grijns.
“De man die jou weet te strikken, zal niets tekort komen, Emelia,” zei hij plagerig. “Op geen enkel gebied!”
“Je bent een charmeur, dokter Seirios,” antwoordde ze glimlachend. “Maar voorlopig hoef ik geen man, dank u wel!”
Zijn wenkbrauwen schoten omhoog terwijl hij haar aandachtig opnam. Hij begreep niet waarom zo ‘n mooi en jong meisje niet allang uitgehuwelijkt was. Hij kon niet weten dat haar ouders uit liefde met elkaar getrouwd waren en dat ze onverbeterlijke romantici waren geweest. Zij hadden hun dochter het geluk niet willen ontzeggen dat zij al die jaren hadden kunnen smaken; het wonder van échte liefde tussen man en vrouw.
Emelia merkte zijn verbijstering op en veranderde snel van onderwerp. “Hoe is het met onze nieuwe meesterknecht, dokter? Zijn er geen ontstekingen aan die wonden in zijn polsen?”
“O nee, gelukkig niet,” antwoordde hij stellig. “Het bloeden is tijdig gestelpt en er is niets dat op ontsteking of verzwering wijst. Met de nodige rust en verzorging zal hij na een week of twee in staat zijn om licht werk te verrichten. Ik zal je straks een potje wondzalf brengen voor de kloven en een kruik verzorgende olie voor zijn huid. Ah… wat onze afspraak betreft,” ging hij verder. “Ook dat kunnen we deze namiddag regelen, als je dat goed vindt?”
“Ja, dank u,” antwoordde Emelia zacht. “Ik moet Romulus nog naar de weide brengen voor het donker wordt, maar morgen zouden we langs een paar van mijn leveranciers kunnen gaan?”
“Romulus?” Hij keek haar verbaasd aan, met een vragende uitdrukking op zijn verweerde gezicht. “Wie is Romulus?”
“Ons ezeltje,” riepen Emelia en Marcia in koor.
De toon was gezet en rest van de maaltijd verliep vrolijk en plagerig. Seirios genoot van de twee jonge vrouwen die aan zijn lippen hingen en hartelijk om zijn grappen lachten. Hij genoot er meer van dan dat hij aan zichzelf wilde toegeven.
Deel 2
Emelia kon Marcia wel zoenen toen die aanbood om Romulus in haar plaats naar de weide te brengen. Ze nam het aanbod met beide handen aan en was de hele namiddag in de weer met vochtige doeken en koude kompressen, want Aivas maakte nog altijd koorts. Zijn hoofd gloeide en toen dokter Seirios later op de namiddag zalf en oliën bracht, was Aivas’ koorts nog altijd niet gezakt.“Koortsaanvallen zijn normaal gezien de omstandigheden, Emelia,” zei hij. “Maar het verontrust me dat de jongen al zo lang buiten bewustzijn is. Het zal wel aan de verhoogde temperatuur liggen, maar toch…”
“Kijk toch eens hoe mager hij is, dokter,” zei Emelia hoofdschuddend. “Hoe zijn ribben en spieren zich aftekenen onder zijn huid. Veel zullen die mannen niet te eten hebben gehad op dat vervloekte slavenschip!”
De arts knikte. “Ja, het is een sterke jonge kerel, maar hij is ernstig ondervoed. Als ik jou was, zou ik een bouillon trekken van vet vlees en groenten en hem dat geven om mee te beginnen. Misschien zal hij niet willen eten of kokhalzen als je hem voedt, maar dan moet je hem dwingen. Hij moet eten! En als hij wat aansterkt geef je hem kleine porties, begrepen? Je mag hem zeker niet laten schrokken.”
“Wanneer mag ik hem wassen, dokter?” vroeg Emelia, met een veelzeggende blik op haar knappe gezichtje.
“Ja, hij ruikt niet echt naar rozen en viooltjes, hé,” zei Seirios grinnikend. “Die onprettige geur is een mengeling van geronnen bloed, urine en wondvocht.” Hij krabde aan zijn oor en dacht even na. “Vannacht zullen we hem laten rusten en hem zo weinig mogelijk verleggen of storen,” stelde hij voor. “Maar morgen rond de middag kom ik nog eens naar hem kijken, als hij dan nog niet bij bewustzijn is zal ik hem zelf wassen.”
“Gaat u hem wassen, dokter?” Haar ogen namen de arts dankbaar op toen die haar bevestigend toeknikte. Emelia was zich al aan het afvragen of het wel gepast zou zijn, dat zij die man zou wassen. Zijn rug en billen met zalf instrijken was één ding, maar hem helemaal wassen? Ze had Aivas al eens naakt gezien, maar dat was maar een glimp geweest en ze had niet veel kunnen zien van zijn intieme delen. Maar de man zou de komende jaren nauw met haar moeten samenwerken en dan was het beter om al te lichamelijke contacten te vermijden. Godzijdank had dokter Seirios haar aarzeling aangevoeld… Ja, ze begon die oude arts steeds aardiger te vinden.
Het werd avond en Marcia nam afscheid van haar leermeesteres, ze werd thuis verwacht voor de maaltijd en het was nooit een goede zaak om haar vader te laten wachten op zijn avondeten. Marcus Serra stond erop om samen met zijn gezin het avondmaal te gebruiken op die avonden dat zijn ordo in de buurt van Tyras gelegerd lag. Emelia bleef alleen achter, maar voor het eerst sinds de dood van haar ouders was ze ‘s nachts niet alleen in het grote handelspand. Daar, in haar oude meisjeskamer lag een zwaargewonde, ijlende man die zou sterven als zij hem niet in leven hield. Het gaf haar een goed gevoel om voor iemand te kunnen zorgen en ze kweet zich met veel ijver en geduld van haar taak. Ze besloot om die nacht bij Aivas te waken en toen het donker werd, sloot ze de blinden van gevlochten riet en stak ze een drietal olielampen aan om de kamer mee te verlichten. Ze schoof een stoel tot bij het bed waarop haar slaaf lag te slapen en ging er op zitten. Het potje met zalf plaatste ze op het houten raamwerk, dat de rand van het bed vormde. Ze doopte haar vingers in de zalf en wreef er de diepe, donkere kloven op zijn rug mee in. Het was een werk van lange adem, maar ze wreef geduldig door tot ze alle striemen met een laagje zalf bedekt had. Toen ze daarmee klaar was installeerde ze zich met een wollen deken op de zitbank in de linkerhoek. Ze had haar ogen half gesloten, leunde achterover en voelde hoe de vermoeidheid bezit van haar nam.
Ik moet me verkleden, dacht ze vol zelfmedelijden. Ze droeg nog altijd de met bloed besmeurde tuniek die ze vanmorgen had aangetrokken. Het was een mooi kleed geweest en vervaardigd uit het fijnste linnenweefsel dat ze in het atelier kon produceren. Het kleed sloot perfect rond haar slanke taille en accentueerde de zachte volheid van haar borsten en heupen. En de ronde, diepe halsuitsnijding van de witte tuniek liet de kleur van haar huid goed tot haar recht komen. Ergens speet het Emelia dat het fraaie kledingstuk onherroepelijk verloren was, maar toen ze haar blik op de slapende man vestigde, moest ze onwillekeurig denken aan het feit dat hij oneindig veel meer verloren had dan een linnen kleed. En dat het zijn bloed was, niet dat van haar waar die sadist van een schipper zoveel van vergoten had. Ze kneep haar oogleden samen om beter te kunnen zien of zijn slaap rustig was, maar ze voelde zich duizelig en was te moe om dat te kunnen zien.
Een paar uur voor het licht werd, mogelijk rond een uur of vier, schrok Emelia wakker uit haar slaap. Ze knipperde met haar oogleden en probeerde zich te herinneren waarom ze niet in haar bed lag? Langzaam tilde ze haar hoofd op, deed haar ogen open en keek recht in die van hem. Aivas lag op zijn zij in het midden van de matras. Hij keek haar koortsig aan met een voor haar onbegrijpelijke zachtheid in zijn ogen en ze staarde sprakeloos terug. Er viel een onheilspellende stilte in de tijd dat Emelia zich realiseerde dat hij misschien wel dood was en dat ze in de dof geworden ogen van een dode man zat te staren. Ze gooide haar deken van zich af en liet zich van de gestoffeerde zitbank glijden, terwijl haar ogen die van hem niet loslieten. Hij was niet dood, maar keek een tikje verlegen naar het beeldschone meisje met de ravenzwarte loshangende krullen. Zijn koortsige ogen zagen hoe ze met wiegende heupen door de kamer schreed en naast hem plaatsnam. Zittend op de stoel leunde ze nieuwsgierig naar voren en sprak hem aan in het Latijn.
“Ben je al lang wakker?”
“Nee, vrouwe,” antwoordde hij schor, terwijl hij in verwarring gebracht om zich heen keek. “Een halfuurtje misschien.”
“Emelia,” zei ze vriendelijk. “Mijn naam is Emelia en je mag me zo noemen.”
“Emelia?” Het klonk mooi en zacht zoals hij haar naam uitsprak, met zijn diepe keelstem en Griekse accent. Een warme stem, vond Emelia. Het accent deed haar aan dat van Seirios denken.
“Ja, Emelia,” herhaalde ze zacht.
Ze glimlachte hem toe en in het zwakke licht van de olielampjes leken de ogen die in die van haar tuurden te bestaan uit vlekjes van verschillende tinten groen. Ze stak haar hand uit om aan zijn voorhoofd te voelen of hij nog veel koorts had en ze voelde er de vochtige hitte. Hij rilde toen ze hem aanraakte.
“Je moet rusten,” zei ze. “Je gloeit.”
“Mag ik eerst iets om te drinken?”
“Ja. Natuurlijk mag je dat. Ik ga wat koude kompressen halen in de keuken. Ik zal je iets om te drinken meebrengen.”
Even later gaf ze Aivas een beker uit aardewerk die tot aan de rand met water gevuld was en keek toe hoe hij die langzaam opdronk. Zijn blik leek niet meer zo koortsig en scherp als daarnet, maar wazig en dof. Ze nam de lege beker van hem over toen ze zag dat hij zijn grip op het ding aan het verliezen was. Aivas liet zich naar voren zakken en leunde op zijn ellebogen. De lange, sterke spieren onder zijn zongebruinde armen spanden zich en zijn gezicht vertrok in een grimas van pijn en vertwijfeling.
“Ik heb het koud,” mompelde hij plots, maar hij richtte zich niet tot Emelia.
Hij ijlde hardop en het leek wel alsof hij vergeten was dat zij zich ook in de kamer bevond. Ze zat vlak naast hem en toch leek hij haar niet op te merken.
“Ja, dood me maar, schipper,” fluisterde hij in het Latijn. “Je doet me een plezier…”
Het was aan zijn gezichtsuitdrukking te zien dat hij de geseling van die ochtend herbeleefde.
“Je ijlt, Aivas. Die schipper zal je geen pijn meer doen,” zei Emelia, terwijl ze hem voorzichtig bij zijn schouder nam en plat op het bed legde. “Ja, zo. Dat is goed,” sprak ze sussend. “Hier, dit zal goed aanvoelen.”
De koude kompressen op zijn hoofd en in zijn nek brachten hem tot rust en het ijlen stopte. Het duurde niet lang voor hij weer insliep. Emelia installeerde zich opnieuw onder haar warme deken op de zitbank, maar ze kon niet meer slapen. Er raasden teveel gedachten door haar hoofd en de meeste gingen over dingen die ze nog moest doen, dus besloot ze maar op te staan.
Marcia arriveerde toen Emelia net klaar was met het afruimen van de resten van haar ontbijt. De hele keuken rook naar de ketel met groentebouillon die Emelia op het fornuis had gezet. Sikhef volgde haar dochter op de voet en Emelia had niet anders verwacht dan dat haar buurvrouw vanochtend in de winkel zou opduiken. Die schat stierf natuurlijk van nieuwsgierigheid, maar Emelia deed alsof ze niets merkte van Sikhefs vragende blikken en wachtte tot die bijna uit haar vel sprong van ongeduld.
“Emelia! Plaag me niet zo, ondeugende meid! Marcia heeft me verteld dat je een slaaf gekocht hebt? Ze was geschokt toen ze zag hoe die jongeman er aan toe was gisteren.”
“Ja, hij is er heel slecht aan toe,” zei Emelia. Ze slaakte een diepe zucht en gebaarde met haar hoofd naar de deur van de slaapkamer. “Een uur of twee geleden heb ik hem laten drinken en zijn kompressen nog eens vervangen, maar toen gloeide hij nog altijd van de koorts.”
“Dus het is waar! Je hebt een gegeselde misdadiger gekocht die de koorts heeft! Hoe kom je erbij, meisje?”
Emelia trok een gezicht en neeg haar hoofd. Haar donkere ogen vlamden fel op terwijl ze zich verdedigde. “Ik geloof niet dat die man een misdadiger is, Sikhef. En ik heb hem nodig. Je weet hoe moeilijk het geweest is het laatste paar maanden… Hij is een lederbewerker! En één die zijn vak verstaat ook! En daarbij, hij heeft de koorts niet, hij is gewoon heel erg ziek door bloedverlies en uitputting.”
“Verdorie, kind,” zei Sikhef berispend. “En wat dan nog? Je had eerst naar mij moeten komen! We hadden mijn Marcus die man kunnen laten kopen en dan had er geen haan naar gekraaid!”
“Waar heb je het over? Waarom Marcus?”
“Voor de registratie en de penning natuurlijk,” antwoordde Sikhef. Ze zei het alsof het iets vanzelfsprekends was, maar Emelia begreep er nog altijd niets van.
“Welke penning?”
“Dat bedoel ik nu, Emelia! Je weet niet eens welke verplichtingen een meester dient te vervullen bij de aankoop van een nieuwe slaaf. Je moet de verkoopakte laten kopiëren bij het districtsbestuur en een penning aanvragen, een soort naamplaatje waarop staat wie die slaaf is en wie zijn eigenaar is. De slaaf moet dat plaatje altijd rond zijn nek dragen.”
“Goed. Dan zal ik dat allemaal doen, Sikhef,” antwoordde Emelia schouderophalend. “Een verkoopakte laten kopiëren en een naamplaatje laten slaan is toch niet zo moeilijk!”
“Je mag het proberen, kind. Maar het zal je niet lukken, geloof me.” Ze schudde haar hoofd en keek Emelia met opgetrokken wenkbrauwen aan. “Je mag Marcus wel noemen… Ik zal vanavond met hem praten. Hoewel, misschien zal er iets meer voor nodig zijn om hem te overreden. Iets veel leukers dan praten.”
Ze grinnikte veelzeggend om haar eigen grapje, maar Emelia lachte niet met haar mee. Zij begreep er nog altijd geen barst van.
“Marcus overreden? Overreden voor wat?”
“Dat zal je wel merken,” zei Sikhef, terwijl ze een zuur gezicht trok. Ze tikte Marcia op de schouder en stuurde haar naar het atelier. “Ga jij maar aan het werk, liefje. Ik ga eens naar die lederbewerker kijken. Ah,… Als ik dat mag van Emelia?”
“Natuurlijk mag je dat, gekkerd,” zei die, met een brede glimlach. “Je hebt veel kritiek, maar je bent toch nieuwsgierig naar die man, hé?”
“Nieuwsgierig? Ik?” “Waarom zou ik nieuwsgierig zijn? Mannen hebben al lang geen geheimen meer voor mij. Er is geen wezen op aarde dat zo gemakkelijk te doorzien is als een man!”
“Ja, dat zal wel.” Emelia keek haar buurvrouw grijnzend aan. “Ik geloof niet dat ze allemaal zoals jouw Marcus zijn, hoor!”
Sikhef wierp haar knappe hoofd achteruit en lachte haar volle, aanstekelijke lach. Haar donkerblonde lokken vielen als een waaier over haar schouders en Emelia keek haar verontwaardigd aan. Sikhef was een mooie vrouw met voluptueuze rondingen en het moederschap had haar een soort aura geschonken wat haar nog aantrekkelijker maakte dan dat ze als jong meisje was geweest. Het was niet moeilijk om te zien waarom Marcus Serra zijn handen niet van haar af kon houden wanneer hij thuis sliep in plaats van in de kazerne.
Maar Emelia vond Sikhef helemaal niet mooi toen ze haar zo schaamteloos uitlachte en grootsprakerig zei: “Jij hebt nog een heleboel te leren, meid! Nog een heleboel…”
Emelia leidde haar buurvrouw en hartsvriendin in de half verduisterde kamer naar binnen. De blinden die voor het houten raamwerk waren gebonden hielden het meeste zonlicht tegen en de ruimte werd slechts gedeeltelijk verlicht.
Bij het zien van de onrustig woelende slaaf op het bed verdween elk spoortje van vrolijkheid van Sikhefs gezicht. Ze sloeg een hand voor haar mond en haar ogen werden groot en ernstig van verontwaardiging toen ze zag hoe verschrikkelijk men die jongeman had toegetakeld.
“O, die jongen! Het is afschuwelijk,” zei ze, terwijl ze zich naar de slapende gestalte toe boog. “Bah, hij stinkt als de pest, Emelia… Ik geloof dat hij zichzelf bevuild heeft. Moeten we hem niet wassen?”
“Ja, straks. Dokter Seirios komt rond de middag nog eens naar hem kijken. Hij heeft me beloofd om Aivas te wassen als die nog buiten bewustzijn zou zijn.”
“Aivas? Is dat die jongen zijn naam?”
Emelia knikte van ja.
“Ga jij nu maar naar het Forum en breng die registratie in orde, liefje,” zei Sikhef, terwijl ze op de stoel naast het bed plaatsnam. “Ik zal de soep in de gaten houden en een oogje houden op die slapende boef van je.”
“Het is geen boef, Sikhef,” antwoordde Emelia koeltjes. “Aivas is een lederbewerker uit Ciliciė en hij wordt mijn nieuwe meesterknecht.”
“Als jij het zegt, schat.” Sikhef haar donkere ogen keken Emelia plagerig aan. Maar daarna nam ze de handen van het meisje in die van haar en sprak op moederlijke toon: “Ik hoop het voor jou, Emelia, want het wordt hoog tijd dat er terug eens iets goeds gebeurt in jouw leven.”
Hoe dichter Emelia bij het Forum kwam, hoe breder de straten werden en hoe hoger de huizenblokken. Die huizenblokken, ook wel insulae genoemd, waren bovenop elkaar gebouwde appartementen. De mensen leefden op de tweede en derde etage en op de onderste verdieping waren meestal winkels. De huurprijzen waren hier bijzonder hoog en je betaalde veel geld om in een kleine, benauwde ruimte te mogen wonen. Zeker hier in het centrum van de stad en vlak bij het Forum.
Emelia liep langs de tempel van Pluto en wierp een korte blik op de standbeelden van Praefectus Linus en districtbestuurder Marcellus Ambrosius. Naast hun bronzen beeltenissen lag het uit marmer opgetrokken gebouw waarin de rechters en ambtenaren kantoor hielden. Emelia begroette de bewaker aan de ingang en legde uit waarvoor ze zich bij de districtbestuurder kwam melden.
“Heer Ambrosius ontvangt niet in de voormiddag, juffrouw,” zei de soldaat, terwijl hij een niet mis te verstane blik op haar boezem wierp. Emelia had een eenvoudig linnen tuniek aangetrokken, eentje dat ze er sober en zakelijk genoeg vond uitzien om bij een hoge ambtenaar op bezoek te gaan. Het lange kleed viel bijna tot op haar enkels, maar de linten onder haar borsten en boven de welving van haar heup benadrukten haar zachte vrouwelijke rondingen. Ze sloeg haar ogen op naar de soldaat en verpletterde hem met een hulpeloze blik vanonder haar lange zwarte wimpers.
“Kan ik dan misschien met een van zijn klerken spreken, mijnheer?”
“Na… Natuurlijk, juffrouw, dat is geen enkel probleem indien u door iemand van de bewaking vergezeld bent. Kom, ik zal u naar binnen begeleiden.”
Enkele minuten later zat Emelia zwijgend toe te kijken hoe een ambtenaar haar verkoopakte overschreef op een dun velletje papyrus. Toen het kleine, oude mannetje klaar was, richtte hij zijn waterige ogen op haar en gaf Emelia haar eigen exemplaar aan haar terug. “Aan het einde van de week mag uw vader de penning ophalen, juffrouw,” zei het mannetje, terwijl hij snoof en door het grijze haar in zijn nek wreef. “Ik zal hem dan wel vragen om de officiële akte te ondertekenen.”
“Mijn vader?” Emelia ‘s mond viel open van verbazing. “Maar mijn ouders zijn vier maanden geleden overleden! Kan ik dat document niet ondertekenen?”
De ambtenaar schudde zijn hoofd. Hij excuseerde zich en betuigde zijn innige deelneming bij Emelia ‘s verlies, maar legde uit dat alleen haar wettelijke voogd of haar patroon een overeenkomst tussen meester en slaaf kon onderschrijven.
“Maar ik heb die slaaf gekocht van mijn geld, mijnheer,” zei Emelia, half vragend, half verwijtend. “Ik ben een Romeinse burgeres! Ik heb de handelszaak van mijn ouders overgenomen, ik werk hard en ik heb zelfs een leermeisje in dienst genomen! En nu vertelt u me dat ik nog geen eens een slaaf mag kopen?”
“U mag dat wel, juffrouw,” suste de kleine man. Hij wapperde met zijn handen om haar tot kalmte aan te manen. “Maar u moet een patroon zoeken, iemand die voor u instaat… Een Romein van onbesproken gedrag en liefst een pater familias.”
Toen de ambtenaar dit zei, herinnerde Emelia zich de woorden van Sikhef. Dus dat had ze bedoeld toen ze zei dat ze Marcus wel zou overreden en dat Emelia Marcus mocht noemen. Sikhef had geweten wat haar te wachten zou staan in het kantoor van de administratie. Emelia keek de man scherp aan, snoof zachtjes en zei: “Ik heb al een patroon, mijnheer. Zijn naam is Marcus Serra en hij is vice-quaestor bij de ordo equestri.”
“De ordo equestri, dat zijn de elitetroepen van praefectus Linus,” opperde de ambtenaar die onder de indruk was. “Dat is prima, juffrouw,” ging hij verder, terwijl hij haar nu ook het tweede exemplaar van de verkoopakte overhandigde. “Dan mag u dit document aan heer Serra ter ondertekening geven. Hij mag de penning deze week nog komen ophalen.”
Emelia kookte van woede terwijl ze met haastige passen het gebouw verliet. Marcia had gelijk gehad toen ze het over vrouwen als tweederangsburgers gehad had! Nu Emelia zelf geconfronteerd werd met hoe weinig ze als vrouw te zeggen had, begon haar respect voor de Romeinse wet ernstig te tanen. Het was toch godgeklaagd dat ze niet eens het recht had om mensen in dienst te nemen of een zaak te leiden zonder dat daar één of andere man als haar patroon werd aangeduid! Marcus Serra mocht dan een uitstekende soldaat zijn en ongetwijfeld over nog heel wat andere kwaliteiten beschikken, van een atelier en kledingzaak leiden wist hij nog niet de helft van wat haar moeder of zij aan kennis bezaten. Nee, dit was niet eerlijk. Dit was gewoon niet eerlijk!
“Kalmeer een beetje, lieverd,” probeerde Sikhef haar te troosten, toen Emelia terug thuis was en haar gal spuwde over de onrechtvaardigheid van de hele zaak.
“Mijn man is nog de kwaadste niet,” merkte ze glimlachend op. “Jazeker, zijn denkbeelden zijn soms wat star en ouderwets, maar hij heeft altijd het beste met iedereen voor. Toen ik zwanger was van Marcia voelde ik dat zijn liefde voor mij nog groeide en dat terwijl ik maar een Syrische dienstmeid was en ver beneden zijn stand. Hij had me net zo goed kunnen wegsturen en met een Romeinse vrouw trouwen nadat hij mij vergeten was.”
“Wie zou er jou kunnen vergeten, Sikhef? Geen enkele man met een beetje verstand in zijn hoofd zou zo een schat van een vrouw kunnen vergeten of wegsturen,” zei Emelia, al wat minder somber gestemd. Ze glimlachte haar vriendin toe en gebaarde naar de weelderige rondingen van Sikhef. “En je uiterlijke schoonheid is ook niet te negeren, zelfs niet door mannen zonder verstand.”
Sikhef grinnikte en haar zware boezem zwol van trots onder Emelia ‘s lieve woorden.
“Je zult er wel rekening mee moeten houden dat Marcus zijn rol als jouw patroon ernstig zal nemen. Als ik hem een beetje ken, gaat hij je in bescherming nemen alsof je zijn adoptiedochter zou zijn. Ook voor Marcia en Vilnius is hij ontzettend zorgzaam en beschermend.”
“Zolang hij maar niet denkt dat hij me mag uithuwelijken aan een van zijn kennissen,” antwoordde Emelia lachend. “Als ik huw dan zal het uit liefde zijn en niets anders.”
“Ach, kindje toch! Je bent al net zo romantisch van aard als je moeder was. Een gearrangeerd huwelijk is vaak het begin van een lange, gelukkige liefdesrelatie tussen een man en een vrouw. Het is niet altijd kommer en kwel, hoor!”
“Ja, dat zal wel,” antwoordde Emelia koeltjes. “Maar jullie zijn wel uit liefde getrouwd, of niet soms?”
Die uitspraak bracht Sikhef aan het lachen. Haar schouders schokten terwijl ze Emelia giechelend aankeek met een ondeugende blik in haar reebruine ogen.
“Nee, lieverd,” zei ze schalks. “Niet uit liefde… Marcus… Marcus heeft zich uit pure wellust in mijn armen gestort. En ik in die van hem, niets meer of minder! Maar we hebben het geluk gehad dat we elkaar ook als mens graag leerden zien en ook dat we zulke fijne kinderen hebben samen. Kinderen die uit liefde worden geboren smeden een band tussen mensen die je met niets kan vergelijken.”
“Hoe was het eigenlijk met de zieke?” vroeg Emelia om van onderwerp te veranderen. “Is hij nog altijd in dromenland?”
“Daarnet was hij erg onrustig, maar ja… hij sliep nog,” antwoordde Sikhef. Ze hield haar hoofd schuin en keek Emelia onderzoekend aan. “Wat ga je met hem doen als hij beter is? Je kunt hem toch niet bij jou in het huis laten wonen? Per slot van rekening ben je een ongehuwde vrouw die alleen woont zonder ouders of voogd.”
“Begin jij ook niet, hé! Ik ben geen kneusje van een vrouw die het leven niet aankan zonder een grote stoere man om haar te behoeden voor de wereld waarin ze is opgegroeid, Sikhef! Komaan zeg, je kent me toch al langer dan vandaag?”
Sikhef knikte om aan te geven dat ze zoiets zeker niet had willen insinueren. “Ja, dat weet ik wel, liefje,” suste ze. “Maar de mensen zullen praten als je met een jonge knappe slaaf onder één dak woont zonder een vader of een echtgenoot om over je eer te waken.”
“Ach zo, jij vindt Aivas dus knap?”
“Jij niet dan?” Sikhef lachte en trok een schuldig gezicht. Ze rolde met haar ogen en gebaarde in de richting van de kamer waar hij lag te slapen. “Er is maar weinig van zijn lichaam bedekt zoals hij daar op jouw oude bed ligt, Emelia,” zei ze grinnikend. “En als je die lelijke striemen buiten beschouwing laat, dan heeft die jongen een héél mooi lichaam. Hm, en zijn gezicht is ook niet mis, hoe onverzorgd hij er ook uitziet.”
“Dat mag allemaal wel zijn,” zei Emelia vastberaden. “Maar over mijn eer hoef jij je geen zorgen te maken, Sikhef. Ik denk er niet aan om mezelf aan een slaaf te geven. De man uit mijn dromen moet sterk en slim zijn en gerespecteerd worden door iedereen die hem ontmoet. Hij moet niet alleen knap zijn, maar me veroveren met zijn glimlach en zijn zelfverzekerdheid. En hij moet alles zijn wat ik van hem verwacht… Hij hoeft niet rijk te zijn, maar wel ijverig en bemiddeld.”
Emelia staarde dromerig voor zich uit en merkte niets van Sikhefs spottende blik. De Syrische schudde haar hoofd bij zoveel meisjesachtige onzin. De ideale man die Emelia zo nauwkeurig beschreef, zou ze nooit vinden. Zulke mannen bestonden gewoonweg niet! Behalve misschien in de wensdromen van jonge maagdelijke meisjes…
Rond de middag wekte Emelia de slapende jongeman door de blinden zachtjes naar omhoog te trekken en het raam te openen. Het zonlicht viel naar binnen en een frisse zeebries vulde de bedompte kamer. De stank van geronnen bloed, mannenzweet en urine was alleen maar erger geworden sinds gisteren en Dokter Seirios kon alle momenten aankloppen. Emelia wilde dat de gewonde man gewassen werd of als hij daartoe in staat zou zijn, dat hij zich zelf zou wassen.
Aivas opende zijn ogen toen ze hem bij zijn voorhoofd aanraakte.
“De koorts is aan het wijken,” zei Emelia hoopvol gestemd, terwijl ze haar vingers nu ook over zijn wang liet glijden. “Je voelt niet meer zo warm aan als deze nacht, Aivas. Kan je rechtop zitten?”
Hij knikte van ja en begon zich moeizaam met zijn armen op te drukken. De pijn in zijn rug was fel verminderd, maar de jeuk die ervoor in de plaats was gekomen was bijna net zo verschrikkelijk. Hij staarde naar het dampende kommetje dat op de kleine tafel naast het bed stond en snoof de verrukkelijke geur ervan op.
“Je moet iets eten, Aivas,” zei Emelia, die zag waar hij naar keek. Ook het diepe gerommel in zijn maag ontging haar niet en ze glimlachte. “Ik heb soep voor je gemaakt, met vlees en veel groenten erin. De dokter zei dat een groentebouillon goed zou zijn om mee te beginnen.”
Aivas had zich op zijn zij gerold en durfde haar amper in haar glimlachende ogen te kijken. Hij schaamde zich nu hij zich er van bewust werd dat hij in zijn eigen urine lag en vreselijk moest stinken. Hij walgde van zichzelf en vroeg zich af waarom zijn meesteres haar neus niet voor hem ophaalde? Of een van haar dienstmeisjes had gestuurd om hem soep te komen brengen? Ze merkte zijn schroom op, schoof het kommetje soep wat dichter naar hem toe en gaf hem de lepel.
“Eet nu maar,” zei ze kalm. “Als je gegeten hebt zal ik water en doeken brengen om je mee te wassen. Als je het zelf kunt, dan hoeft dokter Seirios het niet te doen en die man heeft het al druk genoeg met alle zieken in dit deel van de stad.”
Behoedzaam schepte Aivas de lepel vol soep, bracht die naar zijn lippen en proefde het heerlijke vocht in zijn mond. Toen het kommetje half leeg was, stond het zweet op zijn voorhoofd en voelde hij zijn ingewanden al rustiger worden. Hij haalde diep adem en keek verrast op toen de arts plots de kamer binnenkwam en Emelia vrolijk begroette. Daarna staarde hij naar de man die naast haar een kom soep aan het oplepelen was.
“Aha, is onze patiėnt wakker? Hoe is het met je, jongen?”
“Mijn rug jeukt verschrikkelijk, maar voor de rest voel ik me niet slecht, dokter,” antwoordde Aivas, terwijl hij een vuist maakte met zijn handen. Dat veroorzaakte een stekende pijn bij de diepe wonden in zijn polsen, maar de pijn was draaglijk. Hij liet zijn stem wat zakken om zijn woorden beter tot de dokter en tot Emelia te laten doordringen.
“Gisteren dacht ik dat ik er geweest was, eerlijk waar. Toen die zweep me keer op keer raakte en ik mijn eigen bloed overal om me heen zag rondspatten, bedoel ik. Maar dan verscheen zij.” Hij stak zijn arm uit en wees naar Emelia, terwijl ze de blik in zijn ogen zacht zag worden bij de herinnering. “Toen dacht ik dat ik dood was en een woudgodin mij kwam halen om me naar het hiernamaals te begeleiden.”
“Geen woudgodin, jongen,” merkte Seirios droogjes op. “Een kleermaakster met een hart van goud en een lei vol schulden die dringend een goede meesterknecht nodig had voor haar lederwerk en om te helpen in haar atelier en haar winkel.”
“Nee, dokter, óns atelier en ónze winkel,” verbeterde Emelia de arts, daarna richtte ze zich ook tot Aivas en zei: “Dankzij de investering van mijn partner dokter Seirios in de handelszaak, kan ik weer ademhalen en bestellingen aannemen.”
Ze keek schichtig van de arts naar Aivas en die laatste zag haar een prachtige wenkbrauw optrekken en hem vragend aanstaren.
“Als je beter bent, Aivas, dan hoop ik dat je me kunt helpen met het bewerken van het leder. Van linnen en snit ken ik alles, maar mijn vader was de enige die de lederbewerking tot in detail kende.”
“En je vader… Je vader is er niet meer?” Aivas’ groene ogen keken haar nieuwsgierig aan, alsof zij het antwoord op zijn vraag al zochten in die van haar.
Ze schudde haar hoofd en haar ogen vulden zich met tranen.
“Nee, mijn ouders zijn vier maanden geleden bezweken aan de koorts. Ik… Ik geloof dat jij ook dierbaren verloren hebt, is het niet?”
Verrast dat zij dit geraden had, staarde Aivas terug. Stond het verlies van Anthiste en de kleintjes dan zó op zijn gezicht te lezen? Of had hij gepraat in zijn slaap? Ja, dat laatste zou het wel zijn, dacht hij. Met zijn ogen warm van dankbaarheid knikte hij haar toe en zei:
“Ja, drie jaar geleden verloor ik alles en iedereen. En gisteren bijna het leven zelf… Dat is, tot dat jij er opeens in verscheen.”
Dokter Seirios wilde de intensiteit van de gevoelens van die jonge mensen een beetje temperen en schraapte zijn keel.
“Er is nog tijd genoeg om Emelia van jouw dankbaarheid te overtuigen, jongen! Als je klaar bent met het oplepelen van die bouillon,” zei hij, terwijl hij zijn neus ophaalde, “dan wordt het de hoogste tijd om je eens uitgebreid te wassen! Sorry dat ik dit zeg, Aivas, maar je ruikt niet al te fris en het heeft geen zin om de kamer te luchten, als we jou ook geen grondige wasbeurt geven.”
Beschaamd wendde Aivas zijn blik af. De dokter had gelijk, hij stonk verschrikkelijk! En het was dwaasheid om te denken dat het meisje dat hem gekocht had, een slaaf ooit als een soort van gelijke zou kunnen beschouwen. Zoiets was ondenkbaar, meesterknecht of geen meesterknecht…
Dokter Seirios had Aivas gevraagd om zich helemaal te wassen en hem naar binnen te roepen als hij klaar was. Marcia had een eenvoudige lendendoek op Aivas’ maat gemaakt en aan de dokter meegegeven én Seirios had de jongen zijn eigen scheergerief in bruikleen gegeven, zodat Aivas zich kon scheren. Het sprak vanzelf dat hij zijn rug zelf niet kon wassen of verzorgen en toen Seirios hem hoorde roepen, nam hij alles wat hij nodig had om de wonden van de man te behandelen en ging de kamer binnen. Emelia volgde de dokter op de voet, maar bleef achter zijn rug naar de knappe gelaatstrekken van haar slaaf staan staren. Nu hij geschoren was en ze hem voor het eerst zonder stoppelbaard en zonder lang sluik haar voor zijn ogen bekeek, kon Emelia haar ogen niet van zijn aantrekkelijke, getaande gezicht afhouden. Seirios vroeg Aivas om plat op de het bed te gaan liggen en begon de wonden van Emelia ‘s slaaf opnieuw uit te wassen. Eerst verwijderde hij zalfresten, vervolgens waste hij de huid en de korsten op de wonden zelf en daarna begon hij een verzorgende olie langzaam in de huid te wrijven.
“Heb je alles wat ik gedaan heb goed kunnen zien, Emelia?”
Ze knikte. “Ja, dokter.”
“Doe dat elke ochtend voor je hem aan het werk zet en laat hem de eerste dagen nog geen al te inspannend werk doen. Zware voorwerpen tillen is niet goed, want als de wonden terug opengaan, zal ik ze moeten hechten... En ook de diepere wonden aan zijn polsen nog een paar weken ontzien. Ze genezen prima, daar niet van, maar er is nog kans op ontstekingen zolang ik de hechtingen niet definitief verwijder.”
“Goed,” antwoordde Emelia. “Dan zullen we wachten tot Aivas zijn polsen weer in orde zijn alvorens hem zwaar werk te laten uitvoeren. Er zijn zoveel andere, lichtere taken te doen.”
Haar ogen kruisten die van haar slaaf en haar lippen plooiden zich tot een grijns toen ze zag hoe Aivas aandachtig luisterde terwijl hij haar kalm gadesloeg.
“Jij kunt precies niet wachten om aan de slag te gaan, hé Aivas?”
“Is het zo duidelijk?” Hij glimlachte. “Misschien kan ik Marcia helpen in het atelier? Ik kan hier toch moeilijk nog dagen aan een stuk op dat bed liggen en niets doen,” legde hij uit.
Emelia dacht even na over zijn voorstel. Toen knikte ze en zoog haar adem in.
“Als jij je sterk genoeg voelt,” zei ze, met een stem die wat onzeker klonk. “Er is vast wel iets waarmee je jou nuttig kunt maken… Ah, kan je weven of naaien ook?”
“Ik kan schoenen en laarzen maken. Alle schoeisel eigenlijk,” antwoordde hij, alsof dat alles verklaarde.
Emelia keek hem nieuwsgierig aan en hield haar hoofd een beetje schuin terwijl ze nadacht over wat hij gezegd had. Om schoeisel te maken moest je het zachtere leder dat men voor de schachten gebruikte aan de zolen en binnenzolen vastnaaien. Hij kon dus met naald en draad overweg.
“Vraag dan straks maar aan Marcia waarbij je haar kunt helpen,” zei ze toegeeflijk. Schoeisel! Het leek gewoon te mooi om waar te zijn, dacht ze, terwijl haar witte tanden aan haar onderlip knaagden van de zenuwen. Zelfs de kennis van haar vader over lederbewerking had zich beperkt tot eenvoudige riemen, arm en beenbeschermers en het binnenwerk van helmen en kurassen!
“Neem eerst nog wat rust, Aivas,” zei ze. “En laat de verzorgende oliën op je rug goed in je gehavende huid trekken terwijl wij onze middagmaaltijd gebruiken.”
Onder het spreken keek ze recht in de heldere groene ogen van haar slaaf die zonder blozen terugkeek. Dan besefte ze dat haar woorden hem misschien op verkeerde gedachten zouden brengen en ze verbeterde zichzelf:
“Ik… Ik bedoelde niet dat jij niet met ons zou mogen mee eten, Aivas. Vanaf morgen gebruiken we onze maaltijden samen, maar de dokter heeft gezegd dat ik je vandaag alleen die soep mocht geven en ik vind dat je nog wat moet rusten. Wanneer we klaar zijn met eten zal ik je iets van kleren brengen, dan kan je opstaan en naar het atelier gaan.”
Ze was blij dat de man vriendelijk knikte en het zich gemakkelijk maakte op haar oude bed. Hij lag nu gekleed in zijn propere lendendoek op de matras en ze hoopte maar dat hij de po zou gebruiken als hij hoognodig moest. Dat zouden ze toch wel kennen in Ciliciė, nee? Een po?
Een paar uur later bond Aivas voorzichtig een wikkeldoek rond zijn middel en bood zich bij Marcia in het atelier aan. Zijn bovenlichaam verdroeg nog geen kleding, want het was beter dat de wonden konden ademen. Marcia bleef een ogenblik staren naar zijn stevige borst en platte buik met de lichte vacht van haar en begon zich dan te verontschuldigen voor het feit dat Emelia er niet was.
“Emelia is met dokter Seirios naar een leverancier van afgewerkt leer om er een bestelling te plaatsen, Aivas,” zei ze. Haar vingers plukten zenuwachtig aan de sluiting van haar tuniek. “Mag ik Aivas zeggen? Vind je dat goed?”
Hij knikte en schonk haar een glimlach die haar jonge meisjeshart sneller liet slaan. “Natuurlijk, joh! Dat is mijn naam dus waarom zou je me niet zo mogen noemen?” Hij keek haar vragend aan en trok een fijne zwarte wenkbrauw op. “Tenzij vrouwe Emelia dat niet goed vindt natuurlijk,” opperde hij. “Misschien vindt zij het wel ongepast voor een slaaf om op zo ‘n familiare manier met de dochter van een vice-quaestor om te gaan?”
“O nee! Zo is Emelia helemaal niet! Maar, ah,… Wie heeft je verteld dat mijn papa een soldaat is?”
“Je moeder,” antwoordde hij vriendelijk. “Nu ja, ze heeft het me niet echt verteld… Ik hoorde haar met Emelia praten en blijkbaar moet jouw vader als een soort van tussenpersoon optreden om mijn eigendomsbewijs officieel te maken voor de Romeinse wet.”
“Bah! Ik vind het vreselijk,” zei Marcia, die een nors gezicht trok, maar de knappe jongeman vol vuur aankeek. “Mensen zouden niet mogen gekocht en verkocht worden! Kende jouw volk zoiets als slavernij, Aivas?”
Zijn ogen volgden haar geamuseerd terwijl hij zijn hoofd ontkennend schudde. Aivas vond haar eigenlijk een heel aardig kind en hij besloot dat hij haar graag mocht. Al bij al was hij nog niet zo slecht terechtgekomen, dacht hij. Voor het eerst sinds zijn gevangenneming voelde hij terug een sprankje levenslust. Tot gisteren had niets hem kunnen raken, zelfs niet de zweepslagen en beschimpingen van Tarquin en zijn hielenlikkers aan boord van de Puni. Zelfs de dood had hem geen angst aangejaagd, maar had hem als een goede vriend begroet. Uiteindelijk hadden alle anderen waar hij ooit van gehouden had elkaar al in het hiernamaals teruggezien.
Een week later, toen Seirios en Emelia uit de binnenstad terugkeerden, was de hele laadbak van haar ezelskarretje met platte, gladgemaakte stukken leer gevuld. Romulus balkte luid van genoegen toen ze de straat inreden waar Emelia haar handelszaak gevestigd was, want het ezeltje kon zijn stal al ruiken. De lading had Seirios een klein fortuin gekost, maar de dokter kende de waarde van een goed paar laarzen of sandalen. Meester Zhivar durfde tot twee denari te vragen voor één paar fijn afgewerkt schoeisel en dat bedrag was al bijna het dubbele van wat Emelia voor haar slaaf betaald had. Bovendien was meester Zhivar een afzetter en een vrek, en de dokter wist dat wanneer Emelia een eerlijke prijs zou vragen voor haar fijne lederwaren, de bestellingen zouden binnenstromen. Dat vertelde hij ook aan zijn jonge vriendin toen die de deur van de winkel openduwde en Marcia ‘s naam riep.
“Geloof je dat echt, dokter?” Ze keek achterom en haar ogen glunderden. Het optimisme van de arts werkte aanstekelijk op Emelia en deed wonderen voor haar humeur. “Ha! Misschien moet ik binnenkort aan Aivas vragen om een aantal leerjongens onder zijn hoede te nemen.”
“Wauw! Zoveel leer heb ik nog nooit bij elkaar gezien,” riep Marcia uit. Ze draaide zich om en riep over haar schouder: “Kom eens kijken, Aivas! Emelia heeft een wagen vol leer gekocht.”
Aivas’ grote gestalte verscheen schuifelend in de deuropening en hij knikte Emelia en Seirios beleefd toe. Daarna wierp hij een geïnteresseerde blik op de inhoud van de wagen. Emelia zei niets toen hij naar buiten stapte en het gladde leer begon te betasten. Hij liet het tussen zijn lange, sterke vingers glijden en zij bleef in het zonlicht naar haar mannelijke slaaf staan staren.
Ze herinnerde zich opeens dat Sikhef hem knap had genoemd en zij had zeker niet overdreven, dacht Emelia. Haar zachte ogen maten Aivas’ lange postuur in het licht van de namiddagzon. Hij had een sterk, hard lichaam en was slank en gespierd, maar een beetje te mager door de ondervoeding aan boord van de Puni. Ze zag hoe hij een gebruinde arm uitstak om het zoolleder van dichtbij te onderzoeken en hoe er een trage glimlach om zijn mooie, zinnelijke lippen speelde toen hij eindelijk opkeek en zijn mond opende om haar zijn mening te geven over haar aankoop.
“Dit leer is van heel goede kwaliteit,” zei hij, duidelijk onder de indruk. “Dit moet veel geld gekost hebben... Het zoolleder is eersteklas rundleder en het materiaal voor de schachten is absoluut het mooiste wat ik ooit gezien heb. Een dergelijke kwaliteit en zo ‘n mooie glans wijzen op gelooide huiden uit Perzië.”
Emelia knikte en zei: “Dat heb je goed geraden, Aivas. Volgens de handelaar zijn al deze huiden uit Cappadocië afkomstig.” Toen ze zag dat hij en Marcia de samengebonden vellen uit de wagen begonnen te laden, trok ze een bezorgd gezicht en legde een slanke hand op zijn schouder. Ze verbaasde zich over hoe strak de huid aanvoelde en ze voelde de harde spieren van zijn mannenschouder.
“Zou je dat wel doen, Aivas?” Ze wierp dokter Seirios een vragende blik toe.
“Geen zware lasten had ik gezegd,” reageerde die. “Neem niet teveel bundels tegelijk mee naar binnen, jongen. Als je kalm aan doet, kan het geen kwaad.”
De volgende dagen werd het leer in categorieën onderverdeeld en op de rekken langs de muren gelegd. Emelia telde elk vel en gebruikte een houten bordje dat ze met een laagje bijenwas had ingestreken om een inventaris op te stellen. Het gedeelte waarin gewerkt en verkocht werd vormde een grote L en je kon het atelier wel zien liggen vanuit de winkel, maar enkel als je ver genoeg naar achteren doorliep. Dan kon je om de hoek kijken en de plek zien waar Marcia en Emelia met het linnenweefsel in de weer waren en de werkbank waar Aivas zich binnenkort over het lederwerk zou gaan buigen. Toen alles netjes op zijn plaats was gelegd en Aivas de eerste reep zoolleer op maat sneed, stonden de anderen nieuwsgierig toe te kijken.
“Wat maak je, Aivas?” vroeg Marcia, met dat hoge stemmetje van haar. “Is dat misschien een paar mooie sandalen voor mij?”
Iedereen lachte om haar enthousiasme en Aivas’ ogen keken zacht en vriendelijk naar het meisje. “Als je die graag wilt dan zal ik er zeker een paar voor je maken, Marcia,” zei hij lachend. “En voor Emelia en je moeder en dokter Seirios ook. Maar eerst ga ik een paar toonzaalmodellen maken om in de winkel te plaatsen. Als de mensen die zien, kunnen ze een bestelling plaatsen bij Emelia.”
“Duurt dat dan niet enorm lang?” Emelia vond het een geweldig idee, maar ze trok een sceptisch gezicht omdat ze weinig geloof hechtte aan de haalbaarheid van meerdere modellen op slechts een paar dagen tijd. “Ik heb altijd gehoord dat schoeisel heel ingewikkeld is… Qua patronen en naaiwerk en zo, bedoel ik.”
“Dat is zeker zo voor een beginneling,” zei hij beleefd. “Maar ik heb de patronen in mijn hoofd zitten en de meeste modellen heb ik al honderden keren gemaakt.”
Hij zond een geruststellende blik in Emelia ‘s richting en in zijn ogen vond ze geen twijfels of onzekerheden, alleen een alerte zelfzekerheid en volkomen vertrouwen in zijn eigen kunnen. Ze herkende die blik want ze had hem vaak in de ogen van haar vader zien opflakkeren wanneer een klant zijn leveringstermijn in vraag stelde of aan de kwaliteit van zijn werk twijfelde. Ze knikte en nadat hij zich had omgedraaid om weer aan het werk te gaan, vestigde ze haar blik op de man die over zijn werkbank gebogen stond en met een ongeziene snelheid en precisie verschillende lappen leer afsneed, bij elkaar voegde en aan elkaar naaide.
“Het ziet er naar uit dat die knul weet waar hij mee bezig is, Emelia,” mompelde de arts, met een duivelse grijns op zijn gezicht. “Ik moet naar de praktijk, maar ik zal morgen met veel interesse naar de vorderingen van je meesterknecht komen kijken. Misschien kan je de winkel wel sneller heropenen dan je gedacht had, meisje!”
Even later was iedereen druk aan het werk in het atelier. Marcia waste en kleurde het linnenweefsel en Emelia werkte aan de naden en de zomen voor een reeks tunieken. Zonder dat Aivas het merkte, begon ze hem op haar gemak te bestuderen.
Deel 3
In de meeste Romeinse huishoudens werd er rond een uur of drie aan de hoofdmaaltijd begonnen, maar niet zo in Emelia ‘s huis. Daar werd er altijd in de vooravond uitgebreid gedineerd. Dat was een van de weinige dingen waar haar Egyptische moeder op gestaan had. Zij had de Romeinse gewoonte om rond een uur of twee ‘s middags de hoofdmaaltijd te houden maar niets gevonden en haar man had zich bij haar wensen neergelegd. Hun klanten waren er tevreden mee geweest en zij ook.Aivas verbaasde zich er nog altijd over dat hij mee mocht aanzitten aan de tafel van de jonge vrouw die hem gekocht had en hij keek met begerige ogen naar al de spijzen die op de tafel werden uitgestald. Die avond hoorden ze iemand de voordeur ontsluiten en de winkel binnenkomen, en ze keken elkaar vragend aan. Emelia dacht dat het misschien Sikhef was of Marcia die iets vergeten was, maar toen ze de winkel inliep stond er een fors gebouwde soldaat in de winkel. Emelia ‘s hartslag schoot onmiddellijk omhoog bij het zien van de legionair met zijn massieve lijf, maar toen hij zich naar haar omdraaide en haar glimlachend aankeek herkende ze Marcus Serra.
“Ha! Daar ben je, Emelia,” zei hij, met zijn zware lage stem die het gewend was om bevelen te schreeuwen of zijn vijanden te laten huiveren van angst. Emelia keek van zijn knappe, maar benige gezicht naar het voorwerp dat hij in zijn grote knuist geklemd hield. Het zag eruit als een medaillon, maar dan kleiner en met de afmetingen van een zilveren sestertie.
Hij zag waar ze naar keek en hield de penning wat hoger, in de lichtstraal die uit haar keuken naar binnenviel. “Dat is het naamplaatje voor die slaaf die je gekocht hebt, Emelia. Ik… Ah, ik voelde me vereerd dat je mij als jouw patroon gekozen hebt, meisje,” zei hij een tikkeltje verlegen. “Ik zal mijn uiterste best doen om je net zo goed te beschermen als jouw vader dat zou gedaan hebben.”
“Dank je wel, Marcus,” antwoordde Emelia. Ze was zichtbaar ontroerd door de onwennigheid en gemeende woorden van die reusachtige man, misschien nog meer omdat hij zo enorm was en er helemaal niet als een zachtaardig mens uitzag. “Mijn vader zou zich geen betere plaatsvervanger hebben kunnen wensen.”
Marcus glimlachte haar toe, maar ze zag zijn vragende, zoekende blik. Serra keek om zich heen en vroeg: “Waar is hij eigenlijk, Emelia? Waar heb je hem te slapen gelegd?”
“Voorlopig in mijn oude slaapvertrek,” antwoordde ze schouderophalend. “We waren bijna klaar met eten en misschien wil je een beker wijn met ons meedrinken, Marcus? De wijn uit het goede gedeelte van mijn vaders kelder,” voegde ze eraan toe, en knipoogde schalks.
De glimlach was echter van Marcus” lippen verdwenen en aan zijn gezicht was niets te zien van zijn gedachten. Toen flitsten zijn ogen op, zo fel dat Emelia haar adem inhield en hem met open mond aanstaarde. “Wat… Wat is er, Marcus? Je kijkt zo vreemd?”
“Mmmh, die man is hier nu bijna een week… Je gaat me toch niet vertellen dat je van plan bent om hem bij jou in huis te houden, Emelia?”
“Ah, ik had daar nog niet over nagedacht,” zei ze in alle eerlijkheid. “Maar hij was zwaar gewond en dokter Seirios is er nog niet helemaal gerust op wat de wonden aan zijn polsen betreft. Hij moet nog verzorgd worden…”
Marcus gebaarde naar de keuken en ze zag hem kijken naar de openstaande deur, alsof hij overwoog om daar nu onmiddellijk naar binnen te stormen. “En je laat hem aan jouw tafel eten? Als een huisvriend?”
Ze knikte. “Hij is echt goed in wat hij doet, Marcus. Ik wil hem een eerlijk loon betalen en hem de kans geven om zich vrij te kopen.” Ze maakte een weids gebaar met haar armen en wees naar de sandalen, riemen, beurzen, armbeschermers en laarzen in verschillende stadia van ontwikkeling. “Moet je zijn werk toch eens zien, Marcus! Is het niet prachtig? De bestellingen zullen binnenstromen…”
“Ja. Dat is vakwerk,” gaf Serra grif toe. “Maar die man komt van de Puni, Emelia… De Puni was een slavenschip vol rebellen en opstandelingen! Vakman of niet, zo ‘n oproerkraaier kan je toch niet vertrouwen! Zolang hij verzwakt is en er gevaar dreigt dat zijn wonden infecteren is zoiets natuurlijk te riskant, maar ik stel voor om hem daarna in de stallen achter het huis op te sluiten. Op jouw ezeltje na worden die stallen toch door niets of niemand meer gebruikt, is het niet?”
Emelia knikte bevestigend. “Ja, er is plaats genoeg in de stallen, Marcus. En het is er warm en droog, zelfs in de winter, als de nachten nog kouder zijn dan nu. Zodra de dokter zegt dat het veilig voor hem is, zal ik Aivas daar onderbrengen.” Hoewel Emelia niet met hem in discussie ging, wierp ze haar patroon toch een half verwijtende blik toe en er verscheen een ondeugende glinstering in haar alerte bruine ogen. “Ha! Jij bent al net zo erg als je lieve echtgenote, heer Serra,” zei ze plagerig. “Sikhef uitte ook al haar bezorgdheid over mijn goede naam en mijn eer! Voor wie houden jullie mij eigenlijk? Denken jullie nu echt dat ik mij zomaar door de eerste de beste slaaf zou laten onteren of wat?” Toen ze de verbijsterde en schuldbewuste uitdrukking op Marcus Serra’s gezicht zag, barstte Emelia in lachen uit. “Ik heb aan Sikhef verteld wat ik zoal van een mogelijke echtgenoot verwacht,” sprak ze, met een verrukkelijke grijns op haar knappe gezichtje. “Je mag er haar naar vragen, hoor! En als jullie iemand kunnen bedenken die in aanmerking komt, wil ik hem graag leren kennen!”
Marcus Serra wreef peinzend over zijn kin en bekeek haar gezicht aandachtig, nog steeds verbijsterd over haar vreemde woorden. Had Emelia hem nu juist opgedragen om een geschikte echtgenoot voor haar te zoeken? Of had hij haar verkeerd begrepen?
Emelia merkte zijn toenemende onwennigheid en zei glimlachend: “Hé, rustig maar, Marcus. Ik maakte maar een grapje, hoor. Ik wilde je alleen maar duidelijk maken dat ik mezelf pas aan een man zal geven wanneer hij bewezen heeft wat hij waard is.” Ze schoot een plagerige blik in Marcus” richting en zag dat de pater familias zenuwachtig van de ene voet op de andere wipte. “Alleen een man die mijn hart met veel geduld en liefde verovert, zal een kans maken om me mijn eer te ontfutselen.”
“Ik zal het er met Sikhef over hebben, Emelia,” zei Marcus ontwijkend. Hij wilde zich zo snel mogelijk uit de voeten maken voor ze weer over haar ongeschonden en onaantastbare eer begon uit te wijden. Toen Emelia hem vroeg of hij Aivas eens wilde ontmoeten, schudde Marcus Serra zijn kortgeknipte, zongebruinde hoofd en gebaarde naar de openstaande keukendeur. “Ah, neen… Nu niet, Emelia,” zei hij stamelend. “Ik wil je niet langer storen… Ik wist niet dat je nog aan het avondmaal zat.”
Emelia nam afscheid van haar buurman en begeleidde hem tot aan de voordeur. Aivas, die het hele gesprek had staan afluisteren, haastte zich terug naar de tafel en toen Emelia zich opnieuw aan tafel zette, keek hij haar nieuwsgierig aan.
“Alles in orde, Emelia?”
Ze knikte. “Ja, hoor. Het was Marcus maar die me een beleefdheidsbezoekje kwam brengen.” Dit gezegd zijnde nam ze een stuk brood, glimlachte Aivas toe en vroeg hem om de boter en de kaas even door te geven. Ze gedroeg zich alsof er niets gebeurd was en vertelde hem niets over haar gesprek met haar voogd. Want dat was precies wat die man eigenlijk was, dacht Aivas in stilte. Aivas had de man niet kunnen zien en had enkel naar de klank van zijn stem en woorden geluisterd. Het was overduidelijk dat Marcus Serra hem als een minderwaardig wezen beschouwde en als een bedreiging voor Emelia zag. Misschien zelfs als een bedreiging voor zijn eigen dochter, die lieve Marcia? Ten slotte zouden Marcia en hij veel en vaak samenwerken in het atelier.
Die ochtend droomde Aivas over Anthiste en het was een van die dromen die een man niet alleen emotioneel, maar ook fysiek beroerden. Hij herbeleefde een ander ogenblik in een tijd die al zo lang geleden leek dat alle besef van de werkelijkheid ver te zoeken was. Aivas herbeleefde een ochtend waarin hij de liefde had bedreven met Anthiste in hun echtelijk bed. Hij voelde de zachtheid van de warme berenvacht waarop ze hadden gelegen en zag opnieuw hoe die had geglansd van het vele borstelen, maar hij zag ook hoe het naakte lichaam van zijn geliefde vrouw zich had gestrekt onder dat van hem, terwijl hij lachend de punten van haar borsten had gekust en even later diep in haar naar binnen was gedrongen.
Toen Emelia zijn slaapvertrek inkwam om hem te wekken, verstilde het gekreun en het gefluister van zijn lieveling in zijn verdwaasde hoofd en vlogen zijn ogen wijd open. Aivas was zich onmiddellijk bewust van zijn kloppende lendenen en zijn harde lid, dat gloeiend van verlangen tegen zijn buik werd aangedrukt. Voor één keer ergerde hij zich eens niet aan de lelijke, jeukende korsten op zijn rug en achterste die hem hadden verhinderd van op zijn rug te gaan liggen. Hij hoopte en bad dat Emelia hem niet zou vragen om meteen op te staan.
“Ik heb het ontbijt al op de tafel klaargezet,” zei ze vriendelijk, terwijl ze het kleine kruikje met de verzorgende olie van dokter Seirios op het nachttafeltje zette. “Maar ik zal eerst je rug inwrijven.” Ze lachte hem toe, doopte vier vingers in de kruik en begon de glibberige substantie langzaam in de huid van zijn rug en billen te wrijven. Haar zachte aanrakingen drongen dieper tot hem door dan zijn huid alleen en de opwindende bewegingen van haar handen, vooral bij zijn billen en dijen, maakten hem bijna waanzinnig van verlangen.
“Ik ben klaar. Je mag opstaan, Aivas,” zei Emelia plots, terwijl ze haar glibberige handen afdroogde aan een linnen doek. “Giet misschien eerst de po leeg, verfris je een beetje en kom dan naar de keuken, oké?”
Paniek maakte zich van Aivas meester. Als hij nu opstond, zou Emelia zien in welke toestand zijn mannelijkheid zich bevond, dus bleef hij liggen en probeerde tijd te winnen.
“Heb je me niet gehoord, Aivas? Uit bed, joh!” Haar stem klonk ongeduldig, een beetje gekrenkt ook misschien.
Met duidelijke tegenzin richtte Aivas zich voor haar op en toen hij langzaam overeind krabbelde, zag ze meteen waarom hij haar niet onmiddellijk gehoorzaamd had. Hij liet zijn hoofd beschaamd hangen en stamelde: “Vergeef me, Emelia… Ik… Ik… Het is niet met opzet…”
Emelia zei niets. Ze staarde alleen maar naar de grote zwelling onder zijn lendendoek, terwijl er een lichte blos op haar gezicht verscheen. Zijn stijve lid stond duidelijk afgetekend onder het dunne linnen dat er nu verschrikkelijk strak rond spande.
“Mijn hemel!” fluisterde ze ten slotte, en ze slaakte een zucht van verbazing. Maar toen ze van haar verbijstering bijgekomen was, volgde er echter een schamper lachje. “Ah,… Ik had gezegd dat jij rechtop mocht gaan staan, Aivas,” zei ze quasi berispend, maar écht streng klonk haar stem niet. “Niet dát! Schaam je jezelf niet?”
Hij knikte van ja, maar hield zijn blik neergeslagen. “Ik schaam me vreselijk, Emelia,” zei hij beverig. “Echt waar, vreselijk!”
“O ja? Daar is anders niet veel van te merken.” Haar bruine ogen keken geamuseerd naar wat er zich zo duidelijk aftekende onder zijn lendendoek. “Die daar lijkt volstrekt niet van plan te zijn om zich beleefd terug te trekken,” zei ze, terwijl ze een elegante wenkbrauw optrok.
Emelia ‘s blik bleef echter gefixeerd op de aanblik die Aivas’ hardheid haar bood. Die prikkelde haar nieuwsgierigheid en verbeelding in niet geringe mate… Ze had geen enkele ervaring met de intieme geheimen van het mannenlichaam en wist nu al dat de beeltenis van zijn opgerichte mannelijkheid zich voorgoed in haar geheugen zou hebben gebrand. Ze schudde haar hoofd, slaakte opnieuw een diepe zucht en wendde haar blik af van haar slaaf zijn erectie.
Haar ogen gloeiden toen ze hem uiterlijk kalm, maar met kloppend hart aankeek en vroeg: “Weet je wat de straf is voor een mannelijke slaaf die zich op zulk een onbeschaamde manier aan zijn meesteres toont?”
Aivas voelde zijn wangen kleuren en zijn hart bonkte als gek, maar zijn lid bleef trots overeind staan. Hij voelde dat alle verzet niets opleverde en dat zijn opwinding honderd maal sterker was dan zijn ondefinieerbare angst. Hij kon zich niet eens meer herinneren hoe lang geleden hij zich voor het laatst eens zo aan zijn vrouw had getoond? Hij verlangde naar één of andere vorm van bevrediging en elke vezel van zijn kloppende lid smachtte naar een aanraking. Eender welke aanraking. O! Hij was verloren. Verloren!
“Nee, Emelia,” antwoordde hij, stamelend van verlegenheid. “Ik weet niet welke straf daar op staat, maar ik smeek je om mij te vergeven… Ik… Ik zweer dat ik het niet met opzet doe.”
“Wel, ik weet het ook niet, maar de straffen voor zulk gedrag zullen wel gruwelijk en volkomen buiten proportie zijn,” sprak Emelia glimlachend. Er verscheen een glinstering in haar ogen toen ze zag dat zijn mannelijkheid nog altijd stokstijf omhoog torende onder het dunne linnen en niets aan hardheid had ingeboet.
“Het is mijn vermoeden dat castratie de logische straf is voor een man die zich op zo ‘n schaamteloze manier aan zijn eigenares opdringt.”
Aivas’ hoofd schoot met een ruk omhoog en hij keek haar recht aan. Hij opende zijn mond om haar om genade te smeken. Om hem alstublieft niet te laten castreren, maar ze legde haar hand op zijn lippen en glimlachte hem schalks toe.
“Kalm! Rustig maar! Ik zal jou niet laten ontmannen, mijn wellustige slaaf,” zei ze zachtjes. “Ik ben je maar wat aan het plagen! Dat verdien je wel, of niet soms?” Ze lachte ondeugend en Aivas voelde hoe ze nieuwsgierig met enkele van haar vingers heel even langs het topje van zijn penis streek. Zijn ademhaling stokte en zijn hartslag schoot omhoog.
“Is het uit dankbaarheid voor mijn goedheid dat jouw mannelijkheid zich zo fier heeft opgericht?” vroeg ze, op een sarcastisch toontje. “Of waren het mijn zachte masserende handen op je gewonde rug en achterste?”
“Ah,… Allebei, Emelia,” stamelde Aivas. Zijn stem klonk onvast. Hij verlangde naar nog zo ‘n aanraking, maar die kwam er niet. “Daarnet was ik nog volop aan het dromen, toen je me kwam wekken, bedoel ik... Ik, ah,… Ik had een heel opwindende droom,” legde hij uit.
“Toch niet over mij, hoop ik?” Ze keek hem half streng, half verwijtend aan.
“Nee, niet over jou, Emelia. Dat zweer ik,” Aivas schudde zijn hoofd en vertelde haar dat hij over Anthiste had gedroomd. En hoe mooi en lief die wel was geweest. En hoe opwindend het was geweest om met haar als man en vrouw samen te zijn.”
Met een blik op zijn magere harde lichaam probeerde Emelia zich een voorstelling te maken van hoe deze man er voor die afschuwelijke zeereis op de Puni zou hebben uitgezien. Voor hij als een slaaf uit zijn land was weggevoerd, ontberingen had geleden en gegeseld was door die schurk van een bootsman. Ze stelde zich Aivas voor terwijl hij zijn mooie vrouw tegen zijn naakte borst aantrok om haar te kussen. Van hoe zijn harde mannelijkheid er zou uitzien, daar hoefde ze zich ondertussen al geen voorstelling meer van te maken. Hoe langer ze naar hem keek, hoe meer ze zich realiseerde dat ze zijn slanke gespierde lichaam mooi vond.
Zijn ogen volgden haar nieuwsgierige en goedkeurende blikken geamuseerd en geduldig. Aivas realiseerde zich dat zijn meesteres hem aan het keuren was en uit haar blikken leidde hij af dat hij haar wel leek te bevallen ook... Plotseling zag Emelia een vreemde flikkering in de ogen van haar slaaf. De hunkering in die smaragdgroene ogen van hem was onmiskenbaar en katapulteerde haar met een enorme klap terug in de realiteit. Emelia deinsde achteruit en kon de verwarring die ze voelde niet helemaal uit haar stem bannen toen ze hem vroeg om zich alstublieft eerst te fatsoeneren voor hij straks naar de keuken zou komen.
Ze draaide zich om, begon naar de deur te lopen, maar keek nog één keer achterom naar de man die ze als slaaf gekocht had om voor haar te werken in het atelier. “Je mag hier nooit iets over zeggen, Aivas. Nooit en tegen niemand! Heb je dat goed begrepen?”
Hij knikte en zijn ogen keken zacht en vriendelijk naar de ongelooflijk aantrekkelijke vrouw die nu zijn meesteres was. Hij had Emelia gisteren horen zeggen, dat ze nooit van een slaaf zou kunnen houden. En dat ze zich nooit zou willen geven aan een man die haar niet eerst bewezen had wat hij waard was. Ja, zo had ze het gezegd.
Wel, hij zou haar bewijzen wat hij waard was. Hij kende zijn vak door en door en hij had er alle vertrouwen in dat zijn afgewerkte producten veel geld in het laatje zouden brengen. Wat hij haar op een ander vlak te bieden had, dat had hij haar tot zijn schade en schande al voor een groot deel laten zien. Maar ook op dat gebied had Aivas niet meteen de indruk gekregen dat het Emelia heel erg had tegengestaan. Nee, ze had hem zelfs aangeraakt! Als slaaf stelde hij nochtans niet veel voor; een door iedereen uitgespuwde rebel die ze aan de helft van de prijs gekocht had. Marcus Serra was heel duidelijk geweest toen hij Emelia vertelde hoe hij over Aivas dacht en zij had hem niet tegengesproken… Ook niet toen die Romein hem een onbetrouwbare oproerkraaier had genoemd en haar had voorgesteld om hem ‘s nachts in de stallen op te sluiten bij haar ezel. Maar dát was allemaal eerder gebeurd en gezegd. Dat was voor dat Emelia hem had aangeraakt.
In feite genoot Emelia wel van Aivas’ warme blikken en de hunkering die ze dag na dag in de diepten van zijn groene ogen las, maar ze kon zichzelf wel voor het hoofd slaan om haar eigen zwakte. Op een ochtend, aan de ontbijttafel, liet ze haar blik vluchtig over zijn schamel geklede lichaam glijden.
“Denk je dat je al een tuniek zou verdragen, Aivas?” Ze probeerde haar stem luchtig te laten klinken, maar de aanblik van zijn knappe, gebronsde gezicht bracht haar een beetje in verwarring. Vooral omwille van de verontrustende glimlach die er rond zijn lippen speelde. Ze kon zien hoe hij haar verlangend opnam en schaamteloos naar haar zat te staren.
“Ahem, Aivas? Ik heb je een vraag gesteld, joh!”
“Excuseer, Emelia… Ik zat te dromen,” antwoordde hij, met een bedaarde glimlach. “De jeuk op mijn rug is wel hinderlijk, maar ik geloof niet dat het pijn zou doen om een tuniek te dragen in plaats van alleen deze wikkeldoek.”
“Goed,” zei ze met een kort knikje. “Dan zal ik je er een van mijn vader laten aanpassen en eens kijken of ik hem wat moet verstellen.” Ze haalde diep adem, slaakte een zucht en zei: “Als je klaar bent met eten mag je naar het atelier gaan, hoor! Ik ruim hier een beetje op en dan kom ik straks ook naar daar.”
Toen de tafel afgeruimd was, hoorde Emelia de deur van de winkel opengaan en vervolgens hoe Marcia Aivas begroette. Het meisje haar stem klonk vrolijker dan anders en Emelia zuchtte opnieuw terwijl ze haar hoofd schudde en met haar ogen rolde. Bij Isis! Waar was ze in godsnaam aan begonnen? Marcia had de nieuwe meesterknecht bijzonder snel in haar hart gesloten en dat was Emelia niet ontgaan.
Ze had het gisteren al opgemerkt en hoopte maar dat de ouders van het meisje er niets van zouden merken. Marcus en Sikhef waren zo al achterdochtig genoeg! Bovendien vond ze het maar niets dat Marcia met zoveel adoratie naar haar slaaf opkeek. Ja,… Emelia had de goedkeurende en stiekeme blikken van haar leermeisje gisteren wel gezien. Marcia was veel te jong om op zo ‘n manier naar mannen te kijken en Emelia mocht er niet aan denken wat Marcus zou zeggen en doen als hij vermoedde wat voor gedachten er zoal in het hoofd van zijn maagdelijke dochter rondtolden.
Of in het hoofd van haar leermeesteres, dacht Emelia erbij. Ze had zo hoog van toren geblazen, zowel tegen Sikhef als tegen haar patroon, maar wat bleef er nu nog over van haar onaantastbaarheid? Ach, verdomme! Was het dan zo naïef geweest van te denken dat ze zich nooit tot haar slaaf zou kunnen aangetrokken voelen? Telkens wanneer ze naar Aivas keek, zag ze het beeld van zijn stijve lid weer voor haar ogen verschijnen, hard drukkend tegen de dunne stof van zijn lendendoek. Ze kon nog altijd niet geloven dat ze hem daar aangeraakt had! Onmiddellijk erna had ze een nieuw gevoel ervaren, iets oneindig veel krachtiger dan alles wat ze ooit tevoren had gevoeld. Waarom had ze hem willen aanraken? Wat betekende dat? En waarom had ze zich zo opgewonden gevoeld? Haar borsten hadden getinteld en haar lendenen hadden gegloeid alsof er een vuur in was ontstoken. Emelia wist dat het onmogelijk was om er openlijke vragen over te stellen en daarbij, aan wie zou ze die vragen moeten stellen? Ze kon niemand vertrouwen want iedereen hield die man toch al voor een logische belager van haar eer en maagdelijkheid… Ze zouden hem onmiddellijk veroordelen, zonder naar haar of zijn argumenten te luisteren.
Ook Aivas kon nergens anders aan denken dan aan de jonge vrouw die op dat eigenste ogenblik het atelier betrad. De lichtbruine ogen in haar mooie, ovalen gezicht keken hem aarzelend aan, alsof ze hem iets wilde zeggen en zich dan plots weer bedacht. Hij keek haar van opzij aan en zijn ogen zagen iedere welving van haar sierlijke lichaam. Haar witte tanden staken fel af tegen haar donkere huid en ravenzwarte haren en Aivas liet zijn blik omlaag glijden, langs de bruine schacht van haar hals naar de rijpe volheid van haar ronde borsten. Hij zag hoe de fijne knopjes van haar tepels zich duidelijk aftekenden onder de zachte stof van haar tuniek en hoe haar wangen dieprood kleurden onder zijn smachtende blikken.
Emelia wendde haar hoofd af en probeerde haar verlegenheid zo goed en kwaad als dat ging voor Marcia verborgen te houden toen ze het meisje smekend aankeek en vroeg: “Wil jij zo lief zijn om Romulus naar de weide te brengen, Marcia?”
“Nu meteen?”
“Ja,… Als je dat zou willen doen?”
Marcia knikte, legde haar naaiwerk opzij en begon naar achteren te lopen. Nadat Emelia en dokter Seirios onlangs een tweede lading leder waren gaan ophalen, hadden ze het ezeltje gewoon in de stal gezet en hem daar iets te eten gegeven, maar nu moest hij naar zijn weide. Die bevond zich buiten de stadsmuren, op ongeveer een halfuurtje wandelen van Emelia ‘s handelspand.
Marcia liep langs de keuken en de woonkamer, glipte door de achterdeur en stak het met planten overgroeide binnenpleintje over naar de stallen. Ze glimlachte want ze had Emelia ‘s vreemde gedrag wel opgemerkt daarnet. Het was overduidelijk dat ze eventjes met Aivas alleen had willen praten en Marcia vroeg zich af waar dat stiekeme gedoe in vredesnaam voor nodig was. Maar meer nog intrigeerde het haar waarom Emelia leek te denken dat hun gesprek niet voor haar jonge oortjes bestemd zou zijn…
Emelia keek haar meesterknecht zorgelijk aan terwijl ze haar handen op zijn werkbank plaatste en iets naar voren leunde. “Dit moet ophouden, Aivas,” zei ze, met een gekwelde uitdrukking op haar gezicht. “Marcia is misschien te jong om alles te begrijpen wat ze ziet, maar ze is geen kind meer! Na een tijdje zal ze de hunkering in je ogen net zo goed herkennen als ik dat doe.”
“Is het zo duidelijk dat ik naar jou verlang, Emelia?”
Haar ogen vlogen wijd open, Emelia trok een gezicht en ze schoot een berispende blik op hem af. “In vredesnaam, Aivas! Ben jij je dan niet bewust van jouw hachelijke situatie? Marcia is een lief kind, maar veel te jong om ten volle te beseffen wat één verkeerd woord van haar zou kunnen veroorzaken. Stel je voor wat Sikhef of Marcus zouden doen als ze wisten wat jij allemaal denkt als je zo naar me kijkt!”
“Wat denk ik dan allemaal?”
Emelia weigerde van hem nog langer aan te kijken, maar de gloeiende blos op haar wangen vertelde Aivas precies waar zij aan stond te denken. “Doe niet zo bijdehand, Aivas,” zei ze boos. “Ik weet dat ik in de fout ben gegaan die ochtend… Ik had je niet mogen aanraken toen je… Ah, ik bedoel maar…, geloof me maar als ik je zeg dat zoiets nooit meer zal gebeuren en dat jij je wellustige verlangens op iets of iemand anders zult moeten richten.”
“Ik weet niet of ik dat kan, Emelia,” zei hij zachtjes. “Jij hebt me mijn leven teruggeschonken toen ik dacht dat het voorgoed verloren was. En daarna heb je me nog iets anders terug geschonken ook, iets waarvan ik geloofde dat het Anthiste in haar graf gevolgd was. Mijn verlangens alleen maar als wellustig omschrijven is niet eerlijk en dat weet je. Natuurlijk verlang ik naar je en ben je ongelooflijk mooi om naar te kijken, maar er is veel meer.”
Emelia wist niet goed wat ze ervan moest denken. Hij vond haar dus mooi… Ze nam hem aandachtig op en zei: “Het kan niet, Aivas! Het mag niet en het zal nooit verder gaan dan dit!”
“Waarom mag ik niet van je houden?” Hun ogen ontmoetten elkaar opnieuw en Aivas hield haar blik vast. “Is het omdat ik een verminkte slaaf ben?”
“Ach, die verminkingen vallen best mee,” antwoordde ze, met een keurende blik op zijn gespierde, licht behaarde torso. “Maar je bént een slaaf, Aivas. Meer nog, je bent mijn slaaf, of je dat nu leuk vindt of niet! En hoewel ik jou met mijn geld gekocht heb, kan Marcus Serra ook over jouw lot beslissen. Hij kan je verkopen of je zelfs laten doden als hij dat zou willen!”
“Probeer je me te vertellen dat je wel van me zou kunnen houden als Marcus Serra er niet was? Dat je ook iets voor me voelt?”
Ze schudde haar hoofd en kneep haar ogen tot spleetjes. “Nee, dat probeer ik je helemaal niet te vertellen! Het doet er niet toe wat jij of ik gevoeld hebben, Aivas! Ik wil er niet meer over praten, oké? Ik wil dat je nu aan het werk gaat en ophoudt met mij aan te staren en je als een afgewezen minnaar te gedragen terwijl er helemaal niets gebeurd is. Vanaf nu moet er gewerkt worden want anders zal ik alles verliezen wat ik heb; mijn huis, de winkel en het atelier… Alles! Ik heb je hulp nodig, niet je liefde. En ik zal je goed betalen voor je harde werk, slaaf of niet.”
“Je gaat me betalen?”
“Ja,” antwoordde ze knikkend. “Je bent nu mijn meesterknecht en één vijfde deel van winst op de lederwaren die we verkopen is voor jou. Je mag ermee doen wat je wilt en als de zaken lopen zoals ik verwacht dat ze zullen lopen, zal ik je jouw vrijheid kunnen terugschenken ook.” Ze gebaarde naar de deur van de winkel en keek hem indringend aan met haar amberkleurige ogen.
“Als Marcia straks door die deur naar binnen loopt, dan wil ik dat jij je op een normale manier gedraagt, begrepen? Geen verlangende blikken, geen praatjes over gevoelens van verliefdheid en zeker geen herhaling van datgene dat al een keer ongevraagd en schaamteloos aan me werd opgedrongen!” In weerwil van zichzelf moest Emelia grinniken bij het zien van zijn bedremmelde gezicht. “En nu ga ik op zoek naar een tuniek voor jou,” zei ze lachend. “Het is niet aangewezen om je hier halfnaakt te laten rondlopen want Marcia kan zich niet op haar werk concentreren omdat ze je voortdurend zit aan te gapen als een halfwassen giechelkippetje.”
Achter hen klonk het geluid van de winkeldeur die werd opengeduwd. Emelia draaide zich om en hield haar hoofd een beetje schuin. Dat kon Marcia nog niet zijn… Misschien was het dokter Seirios?
“Hallo? Is daar iemand?” riep een mannenstem.
“Ja, ik ben in het atelier, heer! Ik kom eraan,” antwoordde Emelia. Er was een klant in de winkel! Ze gaf Aivas een snel hoofdknikje waarmee ze hem aangaf om haar te volgen en ze haastte zich naar de winkel. Daar vond ze een jonge Romeinse officier, geheel in gala uitrusting gekleed en zorgvuldig gekapt en geschoren. Het was een heel knappe man met heldere, grijze ogen en van dat donkerblonde krulhaar zoals haar vader ook had gehad.
“Waar kan ik u mee van dienst zijn, heer?”
“Er werd mij verteld dat u rijlaarzen zou kunnen vervaardigen en dat de prijzen hier eerlijk zijn,” zei de quaestor, terwijl hij Emelia met veel interesse van top tot teen opnam. “Bij die schurk van een Zhivar kost een paar laarzen al gauw een Aureus of meer!”
“O, maar dat is veel te veel, heer,” antwoordde Emelia vriendelijk. “Wij kunnen uw laarzen op maat maken voor ongeveer de helft van dat bedrag. Maar… Ah,… Mag ik u iets vragen, alstublieft?”
“Jazeker, juffrouw,” antwoordde de man, terwijl hij haar recht in de ogen keek. “Hoe zou ik u iets kunnen weigeren? U bent werkelijk oogverblindend.”
Achter Emelia ‘s rug trok Aivas een gezicht, maar zijn meesteres merkte er niets van en hij zorgde er wel voor dat de rijke klant er ook niets van zou merken.
“Dank u wel voor dat lieve compliment, heer,” hoorde hij Emelia zeggen. De toon van haar stem was koket en ze knipperde een beetje teveel met haar oogleden, vond Aivas, die haar nu van opzij begluurde. “Ik wilde graag weten hoe u bij mij terecht gekomen bent? Wie heeft u over het bestaan en de locatie van mijn handelszaak ingelicht?” Emelia keek de officier nieuwsgierig aan en wachtte beleefd op zijn antwoord.
“Vice-quaestor Serra, juffrouw,” antwoordde hij. “De ruiters van onze ordo equestri zullen voortaan alleen nog bij u bestellingen plaatsen. Naar het schijnt hebt u die oude ijzervreter als uw patroon gekozen na de dood van uw ouders? Zo ‘n verlies moet afschuwelijk zijn en ik wilde er mijn innige deelneming voor betuigen…”
Emelia mocht dan jong en onervaren zijn wat de mannen en hun manier van doen betrof, ze was niet onnozel. Ze begreep meteen dat de officier die haar meelevend aankeek en daarnet een lichte buiging voor haar had gemaakt toen hij haar zijn innige deelneming had betuigd, door Marcus Serra op haar af was gestuurd. Niet alleen als klant, maar ook als potentiële huwelijkskandidaat.
“Ik dank u voor uw medeleven, heer,” zei ze, met een blik op zijn forse gestalte en zijn knappe gezicht. Daarna wees ze naar een bankje achter hem en zei: “Als u eventjes daar plaats neemt, dan kan mijn meesterknecht uw schoenmaat noteren.”
“Noem me toch Cyrus, juffrouw,” zei de quaestor, die zijn stem ietwat liet zakken. “En mag ik zo vrij zijn om u naar uw naam te vragen?”
“Emelia,” sprak ze. “Mijn naam is Emelia.”
Toen Aivas voor Cyrus” voeten neerknielde en de schoenmaat van de Romein begon te bepalen, zag die de vele striemen op de rug van de jonge man. Hij fronste zijn wenkbrauwen en keek Emelia belangstellend aan.
“U bent geen vrouw waar mee te sollen valt, zie ik,” opperde hij, terwijl hij haar vol bewondering toelachte.
Emelia trok een onbegrijpend gezicht. “Nee, zeer zeker niet,” zei ze, en ze schonk hem een charmante glimlach. “Maar waarom zegt u dat? Vindt u zeventig As een te hoge prijs voor een paar rijlaarzen van goede kwaliteit? Moet ik er nog een As of vijf afdoen, bedoelt u dat?”
“Nee, hoor! Uw prijs is eersteklas! Ik ga niet afdingen voor een paar As,” zei Cyrus lachend. “Ik had het over uw slaaf.”
“Mijn slaaf?” Emelia keek van de officier naar Aivas en dan weer terug naar de Romein. Ze zag hoe de spieren en pezen in Aivas’ nek zich spanden, maar haar knecht stond kalmpjes op, hield zijn hoofd gebogen en kwam zwijgend terug achter zijn meesteres staan.
“Ja! Uw slaaf,” herhaalde Cyrus hoofdschuddend. “Dat is een behoorlijk strenge tuchtiging die u hem hebt laten toedienen. Zelfs in het leger worden zware overtredingen niet zó streng bestraft,” legde hij grinnikend uit. “Zoals zijn rug er uitziet… Dat moeten minstens honderd slagen geweest zijn! En met een verzwaarde zweep of karwats aan de diepte van de wonden te zien.”
Emelia verstijfde. Ze keek de Romeinse officier strak aan, met ogen die groot waren van ongeloof. Ze probeerde uit alle macht om haar verwijten in te slikken en haar vurige temperament in bedwang te houden, maar haar woorden kwamen er toch scherper uit dan ze gewild had. “Gelooft u dan werkelijk dat ik die arme man zo heb laten afranselen? Mijn enige lederbewerker? Dat ik tot zoiets afschuwelijks in staat zou kunnen zijn?”
“Wat? Ah, neen! Natuurlijk niet, Emelia,” stamelde Cyrus geschrokken. Hij vloekte inwendig want hij kon haar boosheid bijna voelen. Ze probeerde haar woede voor hem verborgen te houden, maar hij zag hoe haar ogen donker waren geworden van ontsteltenis. “Ik… Ik nam aan dat de heer Serra verantwoordelijk zou zijn voor het bepalen van eventuele straffen,” zei hij, in een wanhopige poging om zijn flater goed te maken.
“Nee, mijnheer. Ik neem mijn eigen beslissingen,” antwoordde ze koeltjes. “En ik geloof ook niet dat mijn patroon een mens op zo ‘n beestachtige manier zou laten straffen,” ging Emelia verder, met een stem die opvallend zacht klonk. “Het was de schipper van de Puni die deze man zo heeft gegeseld. En volledig ten onrechte ook als ik dat mag zeggen.”
Cyrus knikte, maar merkte dat zijn verontschuldiging haar doel gemist had. Emelia glimlachte weer, maar haar ogen lachten niet mee. Op dat moment realiseerde Cyrus zich dat de problematische financiële situatie van het meisje vermoedelijk de enige reden was dat ze hem niet de winkel uitgeschopt had na zijn wrede beschuldiging. Hij had zijn kans gegrepen om deze mooie winkelierdochter het hof te maken, maar hoe meer hij erover nadacht, hoe minder hij in haar zag. Het zou dat Egyptische bloed wel zijn… Hm, ja… Een volbloed Romeinse zou het nooit voor zo ‘n domme slaaf hebben opgenomen. Nooit! Cyrus betaalde het meisje een voorschot van vijfentwintig As voor zijn laarzen en na nog een laatste vluchtige blik op haar knappe gezichtje geworpen te hebben, nam hij beleefd afscheid.
“Dat was heel aardig van je, Emelia,” zei Aivas mompelend. Hij wierp haar een dankbare glimlach toe. “Om het zo voor mij op te nemen tegen die Romeinse officier.”
“Ik nam het niet voor jou op,” zei Emelia gepikeerd. “Hij beschuldigde mij… Bah, alsof ik jou of iemand anders zo met een zweep zou laten afranselen! Het idee alleen al vind ik onverdraaglijk.”
Een schim van een glimlach gleed over Aivas’ lippen en hij opende zijn mond om iets te zeggen, maar op dat ogenblik kwam Marcia Serra door de voordeur gelopen. “Wat is er onverdraaglijk, Emelia?” Ze lachte en keek haar leermeesteres aan met die grote, blauwe ogen van haar.
“Niets, meisje,” antwoordde Emelia. Ze haalde haar schouders op, wierp een blik over haar schouder op Aivas en zei: “We hebben ons eerste paar laarzen verkocht, Marcia. En dat voor de ongelooflijke prijs van zeventig As!”
Toen het meisje haar ogen van Emelia naar Aivas liet dwarrelen, bleef de meesterknecht haar plagerig aankijken, schijnbaar zonder aanstalten te maken om nog iets te zeggen. Daarna zag ze in zijn groene ogen een stout vonkje oplichten en hij zei: “Zeventig As… Dat is veel geld, Marcia.” Vervolgens keerde hij zich naar Emelia en zag dat die een tikje verlegen naar haar handen stond te kijken. “Ik geloof dat er iemand een goede zaak heeft gedaan. Ja, ja… Een heel goede zaak.”
Hij lachte hardop, knipoogde brutaal naar Marcia en terwijl hij naar het atelier terugkeerde, passeerde hij Emelia zonder een woord te zeggen. Haar bruine ogen flakkerden even op, maar de verontwaardiging die ze voelde, woog niet op tegen de waarheid van zijn woorden. Dus Emelia zweeg en liet hem het laatste woord. Voor deze keer.
Deel 4
Zes dagen later kwam quaestor Cyrus Valerius Linus zijn lederen rijlaarzen ophalen. De officier wist niet wat hij zag want de sjofele zaak waar hij een week eerder zijn laarzen had besteld was veranderd in een luxueuze, sfeervol ingerichte en gezellige winkel. Een knap jong meisje dat hij als de dochter van Marcus Serra herkende, leidde hem naar een gestoffeerd zitbankje en schonk hem een beker wijn in terwijl hij op Emelia wachtte.“Wauw! Het is hier nogal opgeknapt,” merkte hij op. “Jij bent toch Marcus” dochter, is het niet?”
Marcia knikte. “Ja, ik ben Marcia, heer. O, u moest eens weten! We hebben voor een fortuin aan bestelling genoteerd,” antwoordde ze opgewekt. “Er is zoveel vraag naar degelijk en betaalbaar schoeisel dat we sinds een paar dagen enkel nog lederwaren verkopen.” Ze gebaarde met een kort hoofdknikje naar Aivas die in het atelier aan het werk was. “Aivas werkt verschrikkelijk hard om al die bestellingen op tijd klaar te krijgen. En hij is Emelia en mezelf alles aan het leren zodat we hem kunnen helpen.”
“Een slaaf die Romeinse burgers onderwijst? Dan is het erg met onze economie gesteld,” snoof Cyrus, terwijl hij misnoegd zijn neus ophaalde. Het irriteerde hem dat het meisje met zoveel bewondering over die lage slaaf sprak. En bij zijn vorige bezoek had Emelia die onbenul ook al in bescherming genomen. Maar hij toverde een schijnheilige glimlach op zijn gezicht toen hij Marcia ‘s donkere blik bespeurde.
“We mogen van geluk spreken dat we hem hebben, heer,” zei ze plots koeltjes. “Toen Emelia een Egyptenaar om hulp vroeg, en dan bedoel ik die rijke schoft van een Zhivar, werd ze bijna gedwongen om met hem te trouwen! Geef mij dan maar een eerlijke en aardige Ciliciër, hoor!”
“Is die lederbewerker een Ciliciër?” Er verscheen een uitdrukking van ongeloof op Cyrus” gezicht, maar enkele seconden later herinnerde hij zich wat Emelia hem vorige week verteld had. De Puni, natuurlijk! Ze had gezegd dat ze die man aan boord van de Puni had gevonden. Dat betekende dat die kerel een krijgsgevangene was geweest, een van de rebellen die aan de laatste opstand tegen Rome had deelgenomen. Dat alles overdacht hij zonder Marcia iets van zijn gedachten prijs te geven, in plaats daarvan informeerde hij naar zijn rijlaarzen en vroeg of die al klaar waren.
“Jazeker, heer! Ik zal ze meteen voor u gaan halen,” antwoordde Marcia bevestigend. “Ze zijn werkelijk prachtig geworden en Emelia heeft al het graveerwerk zelf gedaan.”
Cyrus” wenkbrauwen schoten omhoog en zijn lippen krulden zich tot een vrolijke grijns. Dit was pas interessante informatie! “O ja? Doet ze dat dan niet altijd?”
“O nee, heer! Ze zei dat u haar geluk hebt gebracht omdat uw bestelling het begin inluidde van de kentering die we hier hebben meegemaakt. Ondertussen is er al voor meer dan honderd Aureus aan bestellingen geplaatst! Een bedrag waar zelfs haar ouders alleen maar van konden dromen…”
Terwijl het leermeisje in de richting van het atelier liep om zijn laarzen op te halen, staarde hij naar Emelia. Ze hielp een adellijke dame bij het uitkiezen van een paar fijne damessandalen.
Bij Mars! Haar lichaam leek wel een Grieks standbeeld, dacht hij bewonderend. Ze was gekleed in een witte strakke jurk en elegante sandalen en het wit van haar bevallige kleed stak prachtig af bij de warme, bruine kleur van haar huid. Ze leek te voelen dat er iemand naar haar aan het staren was en Cyrus Valerius Linus verheugde zich al op het ogenblik dat zijn ogen die van dat verrukkelijke schepseltje zouden ontmoeten. Dat kon nu elk moment gaan gebeuren.
Maar de hooghartige officier was tijdelijk uit het veld geslagen toen hij zag dat er nog iemand naar Emelia ‘s wondermooie lichaam aan het staren was. Het was die lederbewerker slaaf van haar! Cyrus keek zwijgend naar Emelia en haar reactie op het onbeschaamde staren van die onwaardige knecht. Hij vloekte inwendig. Nee maar! Ze keek opzij, want ze leek zich uiterst bewust te zijn van de schaamteloze blikken van die kerel! De quaestor moest de neiging om op te staan en die schavuit een fikse oorvijg te geven onderdrukken. Zelfs hij had het recht niet om een slaaf te slaan die hem niet toebehoorde. En als de zoon van praefectus Linus had hij een voorbeeldfunctie, elke kleine overtreding tegen de wet kon hem of zijn vader duur komen te staan. Zijn vader was een machtige man, maar des te machtiger een man was, hoe talrijker en vindingrijker waren zijn vijanden.
“Uw laarzen, heer quaestor,” zei Marcia, terwijl ze hem trots de mooie rijlaarzen liet zien. “Zijn ze niet prachtig?”
“Ja, schitterend vakwerk, meisje,” antwoordde Cyrus, met een zeemzoete stem. “Met die rijlaarzen kan ik zonder schaamte bij de keizer op audiëntie gaan.” Hij lachte, hield de laarzen omhoog en bekeek ze van alle kanten. “Zeg eens, Marcia…, die meesterknecht van jullie, wordt hij betaald voor zijn werk of moet ik hem een fooi geven?”
“O nee, heer. Aivas wordt heel goed betaald voor zijn werk. Hij krijgt één vijfde deel van de winst op alles wat Emelia verkoopt.”
“Hm…, ja… Dat lijkt me een eerlijke regeling,” loog Cyrus, want hij vond een vijfde deel schromelijk overdreven voor een slaaf en voormalige rebel. “Dan heeft hij vast al een eigen huurwoning?”
Marcia trapte met open ogen in de val en schudde haar hoofd. “Een huurwoning?” Ze grinnikte om zo ‘n dwaas idee, Aivas was toch geen vrije burger die zomaar een woning mocht huren? “Nee, heer, geen huurwoning,” zei ze, met een kinderlijke glimlach op haar knappe gezichtje. “Aivas slaapt in de stallen, maar sinds hij rijk is, heeft hij het zichzelf daar zeer gerieflijk gemaakt, hoor!”
De officier glimlachte terug en knikte. “Betalen doe ik bij Emelia, zeker?”
“Ja, heer. Bij Emelia.”
Die Romeinse officier was zijn rekening komen betalen en iets wat hij gezegd had, maakte dat Emelia zich ongemakkelijk voelde. Hij had de beschuldiging luchtig uitgesproken, alsof ze van geen belang was geweest, maar zijn woorden hadden haar getroffen als een mokerslag. Op de één of andere manier had de man een blik van Aivas opgevangen, een blik die alleen voor haar bedoeld was geweest, en de quaestor had zich lacherig over de onbeschaamdheid van de slaaf beklaagd.
Emelia wist op welke manier haar meesterknecht soms naar haar keek. Die dwaas dacht misschien dat ze zijn smachtende ogen niet opmerkte, maar niets was minder waar. Het werd steeds moeilijker om de verlangende blikken van Aivas te negeren, maar het warme tintelende gevoel dat die blikken bij haar veroorzaakten was nog moeilijker te negeren. Ze moest eerlijk toegeven dat de man niets te verwijten viel. Integendeel, hij werkte verschrikkelijk hard, klaagde nooit en had haar na die terechtwijzing van de tweede dag, nooit meer lastig gevallen met zijn verlangens naar haar. Ze was hem na die ene keer nooit meer gaan wekken ‘s ochtends vroeg, maar wachtte altijd tot na het ontbijt om zijn genezende huid te verzorgen.
Maar als de verlangende blikken van Aivas nu ook de klanten begonnen op te vallen, moest ze wel ingrijpen. Quaestor Cyrus Linus diende in hetzelfde cohort als Marcus Serra en de officier zou er misschien iets van zeggen tegen haar patroon? Cyrus leek Aivas niet echt te mogen, dus hij zou wellicht elke kans om haar knecht zwart te maken met beide handen aangrijpen. Nee, ze moest met hem gaan praten en nu was de beste tijd om dat te doen, want Marcia was allang naar huis en Aivas was naar zijn eigen slaapplaats, in de stal.
Emelia sloot haar geldkoffer, nam de olielamp van de tafel en liep naar de achterdeur. Zonder een geluid te maken stak ze de verduisterde binnenplaats over en toen ze bij de stallen kwam, bleef ze aan de deur staan luisteren. De deur was niet op slot, Emelia duwde haar op een kiertje en bleef in de deuropening naar de man staan staren. Ze durfde zich niet meer te bewegen uit angst dat hij haar zou opmerken, maar in plaats van zich onopvallend terug te trekken, sperde ze haar ogen wijd open en keek naar Aivas die voor zijn waskom stond en zijn naakte lichaam aan het afspoelen was.
Hij zag er sterk en fit uit en blaakte van gezondheid. Nee, hij leek in niets meer op de uitgeputte slaaf die ze aan boord van de Puni had gezien. Ze staarde bewonderend naar zijn geharde, magere lichaam, zijn naakte lendenen en zijn lange, bruine benen. Ze voelde hoe de kleur uit haar gezicht week en er zich meteen daarna een gloeiend hete blos vormde in haar hals en bij haar borst. Plotseling draaide hij zich om en keek haar aan met een hunkering in zijn groene ogen die haar vreselijk liet schrikken. Maar Emelia trok zich niet terug in de schaduwen van de dichtbegroeide binnenplaats. In plaats daarvan gleed haar blik omlaag, langs zijn vlakke, gespierde buik en de lichte vacht van zwarte haartjes naar zijn mannelijkheid. Ze bespeurde daar enige beweging, want haar blikken lieten hem niet onberoerd.
Ze hoorde hem haar naam fluisteren, heel stilletjes. “Emelia. O, Emelia, kwel me niet, meisje!” Zijn ogen gloeiden en leken haar levend te verslinden. Zonder schaamte liet hij ze van haar borsten naar beneden dwalen, naar haar heupen, dijen en slanke benen. Ook zij bleef hem zwijgend aanstaren zonder aanstalten te maken om van hem weg te lopen. Haar hart bonkte zo luid dat ze dacht dat hij het ook moest zien kloppen en een warm gevoel verspreidde zich van haar onderbuik naar beneden, terwijl haar blik gefixeerd was op het grote, stijve ding dat zich ondertussen voor haar had opgericht.
Toen Emelia haar blik uiteindelijk afwendde, naar hem opkeek en zijn ogen zocht, moest ze onwillekeurig denken aan haar vader en hoe die soms naar mama had gekeken, ook met zo ‘n diep gevoelde blik in zijn warme, glimlachende ogen. Ze schraapte haar keel en verbaasde zich erover hoe droog haar lippen aanvoelden. Hoe die snakten naar zijn vochtige aanraking en naar zijn mond. “Ik wil je niet kwellen, Aivas,” fluisterde ze, met een stem die hees klonk van de doorstane emotie. “Ik heb je nooit willen kwellen, echt niet…”
Hij vergat alles bij het zien van haar ontreddering. Op dat ogenblik dacht Aivas dat ze niets liever wilde dan dat hij haar in zijn armen zou nemen en haar zou kussen. Hij kwam op haar af, trok haar lichaam tegen zich aan, boog zich naar haar toe en liet zijn mond op die van haar zakken. Hij voelde hoe Emelia ‘s lippen uiteen weken en vuriger werden onder zijn strelende tong. Zijn handen gleden over haar rug naar beneden tot haar billen, die hij stevig omvatte en hij verbaasde zich hoe zacht die waren om aan te raken. Emelia hijgde in het oor van haar meesterknecht, terwijl ze volledig overrompeld werd door zijn lippen en tong en hoe die haar in vuur en vlam zetten. Onder haar vingers voelde ze hoe de krachtige spieren van zijn rug en schouders zich strekten. En lager, ter hoogte van haar buik voelde ze zijn harde mannelijkheid stevig tegen zich aan drukken.
Een gloeiende hitte golfde door haar heen, van bij haar borsten tot in haar lendenen en ze voelde het warme vocht opwellen bij haar geslacht. Pas toen zijn handen haar jurk begonnen omhoog te schuiven en ze zijn vingers bij haar naakte dijen en onder de rand van haar broekje voelde, sprongen haar ogen open. “Aivas, nee! Niet doen, alsjeblieft,” fluisterde ze smekend. “Ik wil het niet, ik… Vergeef me, Aivas, maar ik kan het niet! Het is verkeerd… Het is… Het…”
Met tegenzin trok Aivas zich terug. Hij slaakte een diepe, teleurgestelde zucht en maakte zich van haar los. “Rustig maar, Emelia,” zei hij, met een nog nagloeiende koorts in zijn donkergroene ogen. “Ik zal je tot niets dwingen, maar weet dat het verschrikkelijk wreed is om me op zo ‘n ogenblik af te wijzen. Zeker nadat je me eerst liet geloven dat je ook naar mij verlangde.”
“Maar ik verlang naar je, Aivas,” zei ze huilerig. Hij zag hoe haar ogen even langs zijn naakte lichaam gleden. “Waarom denk je dat ik niet naar je zou verlangen? Je bent een mooie man om naar te kijken voor een vrouw en je hebt al mijn verwachtingen ingelost en meer.”
“Maar… Maar hoe komt het dan dat je me al dagenlang ontwijkt,” zei hij, op licht verwijtende, vragende toon. “Hoe komt het dat je niet teruglacht als ik naar je glimlach en mijn blikken negeert in plaats van ze te beantwoorden? Je betaalt me goed, Emelia, maar ik hoef je geld niet! Geld heeft me nooit veel geïnteresseerd, ook vroeger niet toen mijn broers het grootste deel van onze winsten opstreken, terwijl ik het meeste werk deed. Nee, ik wil jou, Emelia. Waarom vlucht je toch altijd voor me weg?”
Emelia zweeg en vermeed de doordringende blik van haar slaaf. Het hoge woord was er uit, hij had het gezegd, hij wilde haar. Hij wilde dingen van haar die ze hem niet kon geven. Ze slikte en keek om zich heen in het gedeelte van de stal dat hij had opgeknapt. Hij had het gezellig ingericht, dacht ze goedkeurend.
“Emelia? Waarom antwoord je me niet? Zeg toch iets, meisje… Waarom ben je dan naar mij toegekomen? Waarom stond je hier in de deuropening naar mij te staren, als je niet met me wilt samenzijn?”
Ze schrok op uit haar overpeinzingen en keek hem gepijnigd aan. “Ik kwam je zeggen dat die officier van de ordo equestri jou naar mij heeft zien kijken en je keek naar me op een niet mis te verstane manier,” zei Emelia. Ze zuchtte en gebaarde naar zijn naaktheid. “Allemachtig, Aivas! Trek iets van kleren aan, joh! Wat als iemand ons zo ziet?”
“Ja, wat dan?” Hij draaide zich om, liep naar het rek waarop zijn kleren lagen en begon zijn geitenleren broek aan te trekken. Die broek was een schitterend kledingstuk dat hij zelf gemaakt had en dat hem als gegoten paste. Hij had haar gevraagd of hij een broek mocht dragen in plaats van een Romeinse tuniek… In Cilicië droegen de mannen broeken had hij gezegd. Eerst had ze het maar niets gevonden want Tyras was een Romeinse provincie, maar uiteindelijk had ze hem toch haar toestemming gegeven.
“Verdomme, Aivas,” zei ze streng, terwijl ze achter zijn rug toekeek hoe de broek zich als een tweede huid rond zijn stevige, volmaakte kont sloot. “Begrijp je dan niet dat het nooit iets kan worden tussen jou en mij? Marcus Serra is een gepaste echtgenoot voor mij aan het zoeken en ik houd mijn hart vast wat hij zou doen als die officier hem over jouw vurige blikken zou vertellen. Begrijp je dan niet in wat voor een gevaarlijke positie jij je bevindt als slaaf?”
Toen hij zich terug naar haar omdraaide, stokte haar adem in haar keel bij het zien van zijn verhitte blik. Het vuur en het verlangen dat in zijn groene ogen smeulde was hartverscheurend, maar ze moest sterk zijn. Ja, ze mocht niet toegeven aan haar eigen verlangens, hoe groot de bekoring ook was. Als ze hem nu zou toestaan om haar opnieuw te kussen, zou haar eer voor altijd verloren zijn.
“En ik ben niet goed genoeg voor jou, is dat het?” Zijn stem klonk een beetje bitterder dan daarnet. “Kan het daarom nooit iets worden tussen ons? Omdat ik een slaaf ben en geen Romeinse burger? Denk je nu echt dat zulke dingen belangrijk zijn, Emelia? Wel, dat zijn ze niet! Wat belangrijk is, is de manier waarop je me daarnet terug kuste. Of ga je dat ook ontkennen?”
“Het maakt geen verschil wat ik ontken of niet ontken, Aivas,” zei ze verdedigend. “Ik hoef me toch niet te verantwoorden bij mijn slaaf. Ik had je al gevraagd van mij uit jouw hoofd te zetten, maar je kunt het niet laten, hè? Waarom kan je me niet gewoon met rust laten in plaats van me de hele tijd verlangend aan te staren?”
“O, nu ben ik plots weer je slaaf in plaats van je gerespecteerde meesterknecht? Maar het is goed, ik zal je voortaan als een gehoorzame lijfeigene gedragen, meesteres,” zei hij wrang. “Ik zal je niet meer lastig vallen met mijn oprechte gevoelens en verlangens. Ik zal mijn kussen en mijn liefde niet langer aan je opdringen. En ik zal doen alsof ik niet zie dat jij mij ook vaak aanstaart, of dacht je misschien dat ik blind was voor jouw stiekeme blikken?”
Emelia voelde haar gezicht gloeien. “Hé, je hoeft niet zo gemeen te zijn, Aivas,” zei ze verwijtend, ook al wist ze dat hij de waarheid sprak. “Ik heb je van in het begin goed behandeld, of niet soms? Ik heb je wonden verzorgd, een dokter laten komen en je eten en drinken gevoederd toen je hulpeloos was en niet voor jezelf kon zorgen. Ik heb dat gedaan toen jij een bloederig hoopje ellende was en nog erger stonk dan een latrine! En niet één keer heb ik me daarover beklaagd of gezanikt… Het enige wat ik vraag, is dat je jouw rol als meesterknecht blijft opnemen zoals je dat tot nog toe gedaan hebt én dat je accepteert dat er tussen jou en mij van een liefdesverhouding geen sprake kan zijn.”
“Maar… Maar ik...”
“Nee! Geen gemaar, Aivas,” onderbrak ze hem op scherpe toon. “Vanaf nu wil ik geen opmerkingen meer horen! Als er nog één keer een klant of leverancier mij komt vertellen dat hij jou naar mij heeft zien staren, zal ik maatregelen moeten nemen, begrijp je dat?”
Hij keek haar ontdaan in haar opflakkerende, amberkleurige ogen, knikte haar bevestigend toe en sloeg dan als eerste zijn blik neer. “Ja, meesteres,” antwoordde hij op fluistertoon. De toon waarop hij het woordje meesteres uitsprak, bezorgde Emelia een scherpe steek in haar hartstreek. Maar ze hield haar verdriet voor hem verborgen. Ze wist dat hij bij het geringste teken van zwakte terug zou proberen om haar in zijn armen te nemen en te kussen. Als ze zijn warme lippen en zijn strelende tong opnieuw zou voelen zouden al haar strenge woorden compleet verloren gaan.
“Goed,” zei ze, met alle beheersing die ze op dat ogenblik kon opbrengen. “Dat is dan afgesproken.” Ze draaide zich om en liep de stal uit. Haar hart bonkte wild in haar borst en ze voelde haar ogen vochtig worden. Met haar uitspraken had ze de verhoudingen tussen hen beiden veranderd en ze wist dat die nooit meer dezelfde zou zijn als tijdens de eerste onbezorgde dagen van zijn verblijf in haar huis.
Emelia begreep maar al te goed dat Aivas haar zijn ware gevoelens had onthuld en zich bijzonder kwetsbaar had opgesteld tegenover de vrouw die zijn leven gered had. En diep in haar hart was dat iets waar Emelia hem grenzeloos voor respecteerde, vooral omdat hij haar slaaf was en letterlijk ook haar eigendom, maar ze kon hem datgene waar hij op uit was niet schenken. Hoe graag ze hem al die dingen misschien ook zelf wilde schenken, het was levensgevaarlijk… Nee, het kon gewoon niet!
Het volgende paar dagen werd er niet veel gesproken. Zowel Emelia als Aivas was zwijgzaam en de conversatie in het atelier bleef beperkt tot de strikt noodzakelijke dingen. Marcia begreep er niets van, ze zag hoe Aivas in stille afzondering de ene na de andere bestelling afwerkte. Hij verliet zijn hoekje in het atelier enkel voor die klanten die naar hem vroegen om hun schoenmaat te nemen of gewoon omdat ze een praatje wilden slaan met de begaafde meesterknecht. Alle vrolijkheid en levenslust leken uit Aivas’ ogen verdwenen te zijn en hij glimlachte bijlange zo vaak niet meer naar haar als tijdens zijn eerste week in het atelier. Marcia miste de liefdevolle en dankbare blikken die hij vroeger zo vaak op Emelia had geworpen.
Tijdens een van de volgende avonden dat haar vader thuis at en overnachtte, vroeg hij haar of ze iets bijzonders had opgemerkt tussen Emelia en haar slaaf? Of die twee misschien een beetje te familiair met elkaar omgingen? Sikhef keek van haar man naar haar dochter en er verscheen een nieuwsgierige uitdrukking op haar ronde gezicht. Insinueerde Marcus daar dat Emelia en haar Ciliciër iets met elkaar hadden? Zou haar echtgenoot dan iets gehoord hebben wat zij gemist had? Nee toch?
“Wat een vreemde vraag, papa,” antwoordde Marcia, ook met een stem waar haar verbazing duidelijk in doorklonk. “En vooral nu! Ha! Die twee spreken amper nog met elkaar! Ik geloof dat ze ruzie hebben of zo, maar niemand wil me iets vertellen!” Ze trok een verongelijkt gezicht dat zo grappig was dat haar ouders prompt in de lach schoten.
“Ik geloof dat ik weet waarover die twee ruzie hebben, kindje,” zei Marcus lachend. “Ik ken iemand die gezien had dat die slaaf jouw leermeesteres zat te begluren. En op een nogal obscene manier ook… Hij heeft haar daarvan op de hoogte gebracht en nu denk ik dat Emelia haar slaaf eens flink op zijn plaats heeft gezet en dat hij daarom zo bokkig zal zijn.” Marcus Serra snoof en keek zijn vrouw en dochter hoofdschuddend aan. “Emelia is te jong en te mooi om nog ongehuwd te zijn.”
“Ja, dat is waar,” zei Sikhef knikkend. “Het is de hoogste tijd dat ze een geschikte echtgenoot vindt, straks wordt ze nog een oude vrijster!”
“Een oude vrijster?” Marcia barstte in lachen uit. “Ze is amper achttien, mama! Nu overdrijf je toch, hoor!”
“Nee, kindje! Ik overdrijf helemaal niet.” Sikhef hield haar hoofd een beetje schuin en keek Marcia liefdevol aan. “De meeste meisjes van Emelia ‘s leeftijd zijn al lang verloofd of getrouwd. Haar ouders hebben hun taak op dat vlak een beetje veronachtzaamd, maar je vader is koortsachtig op zoek naar een goede echtgenoot voor haar.”
“Koortsachtig? Hm, dat klinkt niet écht geruststellend, mama,” opperde Marcia voorzichtig. “Ik zou het alleszins niet leuk vinden als papa koortsachtig naar een echtgenoot op zoek zou zijn voor mij, bedoel ik. Bah, dat klinkt zo wanhopig. En een beetje belachelijk ook als je in beschouwing neemt hoe ongelooflijk knap Emelia wel is!”
Sikhef knikte. Haar dochter had natuurlijk overschot van gelijk, maar Marcus was verstandig genoeg om te weten hoe kieskeurig Emelia wel was. Haar ouders hadden haar verwend en veel te vrij opgevoed. Ze zou het niet gemakkelijk hebben om aan een man te gehoorzamen. Spijtig dat Vilnius een paar jaar te jong was, dacht Sikhef. Ja, haar knappe zoon zou een goede kandidaat geweest zijn voor Emelia…
De weken gleden voorbij en het geld bleef binnenstromen. Aivas begon stilaan zijn goede humeur terug te vinden en zo nu en dan wierp hij zelfs een stiekeme gestolen blik op zijn mooie meesteres wanneer hij dacht dat zij het niet in de gaten had. Met zijn deel van de winst kocht hij een voorraadje eersteklas Perzisch leer en ‘s avonds, wanneer hij vrij was, werkte hij aan een eigen geheime collectie.
Sommige stukken ruilde hij voor gebruiksvoorwerpen en andere schonk hij aan mensen die hij beter had leren kennen, zoals Claudius, de pottenbakker die één straat verder zijn werkplaats en handelszaak had. Hoewel hij bijna vijftien jaar ouder was dan Aivas, was er toch een warme vriendschap ontstaan tussen de twee mannen.
Toen Claudius hem op een avond voor het eten uitnodigde, vertelde hij Aivas over de aandoening van zijn enige dochter Julia. Ze zat recht tegenover Aivas aan tafel en sloeg verlegen haar blik neer. Het meisje was beeldschoon, maar Claudius vertelde Aivas over de misvorming aan haar linkervoet en hoe die ervoor had gezorgd dat Julia al sinds haar elfde met één been sleepte. Omwille van dat ene gebrek had de enige man van wie ze ooit gehouden haar niet als vrouw willen nemen. Aivas zag hoe het meisje haar lichte ogen verduisterden bij de herinnering aan die man en hoe haar moeder troostend een hand op haar schouder liet rusten.
“Ik heb eigenlijk nooit geloofd dat er zoiets als toeval bestaat,” zei Aivas raadselachtig. “Neem deze avond nu… Wat hebben we hier? Aan één kant van de tafel hebben we een heel mooi meisje met een klein gebrek aan een van haar voeten.” Hij wierp een geheimzinnige blik op Julia, die glimlachend terug staarde. “En aan de andere kant hebben we een schoenmaker die wel van een uitdaging houdt…”
“Je bent een charmeur en een heel lieve man, Aivas,” sprak Julia zacht. “Maar die voet van mij is meer dan gewoon een klein gebrek, hoor!”
“Misschien,” antwoordde hij nadenkend. “Maar zou je het erg vinden als ik je maten eens nam? Ik wil niet zo wreed zijn van je valse hoop te geven, Julia, maar ik zal doen wat ik kan.”
Emelia keek op en richtte haar blik op de beeldschone jonge vrouw die haar winkel betrad en nieuwsgierig om zich heen keek. Ze keek alsof ze naar iets of iemand op zoek was en hoewel het bijna niet opviel, zag Emelia dat ze lichtjes hinkte met haar linkerbeen.
“Een heel goede morgen,” begroette ze de jongedame opgewekt. “Kan ik u ergens mee van dienst zijn?”
“Ja, mijn naam is Julia en ik was eigenlijk op zoek naar Aivas,” antwoordde de knappe vrouw. “Is hij aan het werk in het atelier? Want als u het niet erg vindt, zou ik graag even met hem praten.” Bij het noemen van Aivas’ naam was er een fonkeling in haar lichtblauwe ogen te zien geweest en die was Emelia niet ontgaan. Met onbehagen keek ze naar de knappe vrouw en haar amberkleurige ogen namen Julia van top tot teen op. De tuniek van de vrouw was een tikkeltje te bloot, vond Emelia. Bijna op het ordinaire af eigenlijk… Bij haar hals was dat ding te diep uitgesneden en de gladde, bruine borsten van dat mens waren veel te zichtbaar naar Emelia ‘s zin. Bovendien sloot de jurk nauw rond haar weelderige rondingen, ook bij haar brede ronde heupen en dijen. Nee, Emelia vond het maar niets dat deze opzichtige en wulpse vrouw met Aivas kwam “praten”.
“Aivas is er niet. Ik heb hem tien minuten geleden naar de weide buiten de stad gestuurd,” zei ze kortaf. “Waarover wil je hem spreken, mevrouw? Hij is mijn meesterknecht dus ik kan hem wel een boodschap overbrengen als je dat wilt?”
Julia voelde Emelia ‘s vijandigheid en herkende een rivale wanneer ze er een zag. Ze glimlachte haar onbeschaamd toe. “Dank u wel, maar ik wil hem liever zelf spreken. Maar u mag hem wel zeggen dat Julia langs geweest is en dat ze hem ongelooflijk dankbaar is,” antwoordde Julia beleefd. “O, en het is juffrouw.” Haar ogen, licht en blauw als helder water, waren nu strak gevestigd op Emelia. Ze boog zich een heel klein beetje naar haar toe en fluisterde: “Ik weet dat u die man gekocht hebt, meisje, en ik weet dat Aivas denkt dat hij van u houdt. Maar ik hoop dat hij zal inzien dat het dwaasheid is om te hunkeren naar een meisje dat hem als een van haar bezittingen beschouwt. Een vrouw die niet eens ziet wat voor een mooie en buitengewone man hij eigenlijk wel is.”
Ongelovig staarde Emelia naar de vrouw die ze nooit eerder had gezien, maar die haar de les stond te lezen over haar bloedeigen meesterknecht. Hoe meer ze erover nadacht, hoe kwader ze zich voelde worden. Wat dacht die troela wel? Hoe durfde dat vulgaire schepsel oordelen over haar gedachten en gevoelens?
“Als ik genoeg geld had, zou ik je betalen om hem zijn vrijheid terug te schenken,” ging Julia verder. “Spijtig genoeg ben ik maar de dochter van een eenvoudige pottenbakker. Aivas heeft ondertussen wel honderd keer zoveel geld als mijn vader, maar hij wil zich niet vrijkopen of jou om zijn vrijheid vragen. Hij voelt zich aan jou verplicht, geloof ik.” Ze snoof beledigend en rolde met haar ogen. “God weet waarom, die man is veel te goed…”
Met haar barnstenen ogen gloeiend van razernij zei Emelia: “Al bood jij me een miljoen, dan zou ik er nog alles aan doen om Aivas uit jouw grijpgrage klauwen te houden! Jij… Jij gemeen serpent! Scheer je weg, maak dat je uit mijn winkel bent! Misschien dat je half blote tieten indruk maken op Aivas, maar ik vind je maar een vulgair wicht.” Nadat ze die belediging had uitgesproken, keek ze spiedend achterom en zag dat Marcia nieuwsgierig naar haar stond te kijken.
“Marcia, ga meteen je vader halen,” zei ze bevelend. “En zeg hem dat er een vrouw in de winkel is die ons lastig valt.” Marcia wisselde een korte blik van verstandhouding met haar leermeesteres en knikte. Beiden wisten ze dat Marcus Serra niet thuis was, maar Julia wist dat niet. Emelia ‘s bluf werkte want Julia deinsde achteruit en draaide zich om naar de deur, maar voor ze de winkel uitging, keek ze nog even met een lange taxerende blik naar Emelia.
“Je kunt me wegjagen en me zoveel haten als je wilt, meisje,” zei Julia behoedzaam, “maar dit gaat over iets buitengewoon liefs dat Aivas zomaar voor ons gedaan heeft, het heeft niets te maken met wat jij over mij denkt of ik over jou… Ah,… Wil je hem alstublieft zeggen dat Claudius en zijn dochter voor altijd bij hem in het krijt staan?”
Emelia opende haar mond om een gevat antwoord terug te snauwen, maar de knappe pottenbakkersdochter was al naar buiten geglipt.
Marcia keek de vrouw na en trok haar wenkbrauwen op terwijl ze naar Julia ’s wiegende heupen staarde. “Wie was dat, Emelia?”
“Een vriendin van onze meesterknecht, geloof ik,” antwoordde die scherp. “Ik wist wel dat hij met een al wat oudere pottenbakker bevriend was geraakt, maar die vlegel heeft me niets verteld over een dochter.”
“Moest hij je dat dan vertellen, Emelia? Het laatste paar weken praten jullie bijna niet meer met elkaar.” Ze keek haar leermeesteres vragend aan en hield haar hoofd een beetje schuin. “Waarom ben je eigenlijk zo boos op Aivas? Hij werkt heel hard, hij is grappig en lief en het is zo ‘n knappe man…”
Emelia zuchtte. Er waren heel wat weken voorbijgegaan sinds die avond in de stal. Die avond waarop hij haar in zijn armen had gesloten en haar tegen zijn naakte harde lichaam had aangedrukt. Nachten achtereen had ze de slaap niet kunnen vatten. Ze was zelfs voor haar eigen gedachten niet veilig geweest, maar dat kon ze niet tegen Marcia vertellen. Ze kon het meisje niet vertellen hoezeer ze de tedere aandacht en hunkerende blikken van haar slaaf miste. Of hoe ze ernaar verlangde om Aivas’ mond weer op die van haar te voelen branden. Dus loog ze en zei: “Ik ben niet boos op Aivas, lieverd. Ik heb hem alleen gezegd dat we niet te familiair met elkaar mogen omgaan, omdat ik niet wil dat de mensen praten.”
Aivas was met het ezeltje van de weide teruggekeerd en zodra hij klaar was met het stallen van Romulus, vroeg Emelia hem of hij vanavond nog eens samen met haar wilde eten? In de weken na hun ruzie in de stal en haar afwijzing gebruikte Emelia haar avondmaal terug alleen. Marcia ging elke dag rond een uur of drie al naar huis en Aivas at meestal in een eethuis in de stad, zo nu en dan eens bij vrienden of in zijn eigen vertrekken in de stal.
“Ja, graag,” antwoordde hij, en zijn groene ogen gloeiden van nieuwsgierigheid toen hij haar kalm gadesloeg. Hij gebaarde naar zijn gedeelte van de stal en zei: “Heb ik nog genoeg tijd om mij snel even te wassen?”
“Natuurlijk. Neem zoveel tijd als je nodig hebt,” zei Emelia. Ze keek heel even naar zijn zinnelijke mond met de flitsende witte tanden die afstaken tegen de zongebruinde huid van zijn knappe gezicht.
Er speelde een lome glimlach om zijn lippen en zijn ogen namen haar brutaal op. Emelia maakte geen aanstalten om de stal te verlaten, dus schraapte hij zijn keel en zei: “Ahem... Blijf je kijken, Emelia?”
Ze voelde hoe een hete blos haar wangen in brand zette en schudde haar hoofd. “Nee, natuurlijk niet,” zei ze, met neergeslagen blik. “Ik ga aan het eten beginnen. Het… Het is al lang geleden dat wij nog eens samen gegeten en gepraat hebben, Aivas. En je hebt zo hard gewerkt.”
“We hebben allemaal hard gewerkt,” zei hij, met een stem die zacht en diep klonk. “Maar ik kijk er naar uit om straks samen met je te eten, Emelia.”
Aivas keek haar na met een geamuseerde blik in zijn ogen. Toen hij eenmaal had moeten afzien van zijn verlangen om het hart van dat verrukkelijke meisje stormenderhand te veroveren, was haar dagelijkse aanwezigheid in het atelier en in de winkel bijna ondraaglijk geweest. Nochtans was het eerste aan haar wat indruk op hem had gemaakt, niet eens haar lichamelijke schoonheid geweest, maar de warme, belangstellende nieuwsgierigheid die ze voor een door iedereen ten dode opgeschreven slaaf had betoond.
Toen het ogenblik van Aivas’ komst naderde, was Emelia zich bewust van de zenuwachtige verwachting die ze voelde. Toen die geile pottenbakkersdochter naar hem was komen vragen vanmiddag, had ze voor het eerst beseft dat ze Aivas wel eens zou kunnen verliezen aan een andere vrouw. Slaaf of geen slaaf, ze zou hem niet kunnen verbieden om met vrouwen om te gaan… Daarvoor was hij een veel te aantrekkelijke man. Ach, hij was zoveel meer dan dat… In Aivas verenigden zich alle deugden en kenmerken van alles wat zij zelf begerenswaardig vond in een man! Op dat moment kon ze zichzelf wel voor het hoofd slaan dat ze hem het laatste paar weken met zoveel afstandelijkheid had behandeld. Blijkbaar was die vrouw heel erg dankbaar geweest voor iets wat Aivas voor haar of voor haar vader gedaan had. Maar wat had hij dan gedaan? Zouden ze samen iets hebben, Aivas en dat opdringerige wicht? Zou hij met haar geslapen hebben misschien? Nee, dat kon niet… Hij was altijd aan het werk en ‘s nachts sliep hij de hele tijd hier, in de stallen. Ach verdomme, vloekte Emelia in stilte. Verdomme, verdomme! Ik ben jaloers. Jaloers op die verleidelijke meid met haar diepe inkijk, haar rijpe weelderige vormen en haar vurige ogen.
Aivas was onder de indruk van de smaakvolle maaltijd die hij voorgeschoteld kreeg. Bij de warme gerstepap serveerde Emelia hem gezouten makreel, gestoofde bonen en verschillende soorten sla. Het bier dat ze schonk was ontzettend lekker, maar Aivas had in de voorbije weken al ontdekt dat de Egyptenaren uitstekende brouwers waren en dat er veel waren die zelf hun bier brouwden.
Ze aten samen en genoten van elkanders aanwezigheid zonder er veel woorden aan te verspillen. Emelia luisterde naar zijn gekeuvel want hij was een aangename causeur. En daarbij, ze wilde hem niet bruuskeren door meteen met de deur in huis te vallen en hem naar de pottenbakker en zijn dochter te vragen. Nee, ze wilde niet dat hij wist dat ze jaloers was op die aanhalige meid.
Na de hoofdmaaltijd stond Emelia op en ze vulde een laatste platte schaal uit aardewerk met druiven, appels en peren. Ze bracht ook gedroogde en in honing opgelegde vijgen in een apart schaaltje en dat was Aivas’ favoriete nagerechtje. Hij was er zich van bewust dat zij dat wist en keek haar nieuwsgierig aan toen ze het schaaltje voor zijn neus neerzette.
“Je verwent me, Emelia,” zei hij, met een twinkeling in zijn ogen. Die glansden van het sterke bier en de warmte in de keuken, maar meer nog door de manier waarop Emelia hem aanstaarde. “Wat heb ik gedaan om zo vertroeteld te worden?”
“Je kunt me beter vragen wat je niet gedaan hebt, Aivas,” antwoordde ze, terwijl ze haar meesterknecht een verrukkelijke glimlach schonk. “Want ik heb nog nooit in mijn leven iemand zo hard zien werken als jij en iedereen lijkt wel van je te houden. Ha! Vandaag kwam er nog een vrouw naar je vragen en toen ik haar zei dat je naar de weide was, zei ze me dat ze voor altijd bij je in de schuld stond of zoiets!” Nog steeds naar hem glimlachend, legde Emelia haar hand op zijn lange sterke arm en zei: “Ik weet dat je denkt dat ik je leven gered heb en misschien is dat ook wel zo, maar jij hebt net zo goed dat van mij gered. Zonder jouw vakmanschap en harde werk zou ik alles kwijtgeraakt zijn.”
Aivas bleef haar nieuwsgierig opnemen, zijn blik niet meer dan een aanduiding van de storm van gevoelens die er door hem heen raasde. Toen hij haar aankeek meende Aivas dat hij een glimp opving van… Nee, dat was onmogelijk! Ze was toch heel duidelijk geweest wat dat aspect van hun onderlinge relatie betrof?
Met haar ogen volgde Emelia hoe hij een in honing gedrenkte vijg naar zijn mond bracht. Aan de diepe rimpels op zijn voorhoofd kon ze zien dat ze hem in verwarring had gebracht. Een schim van een glimlach gleed over haar lippen en ze liet haar stem zakken toen ze zei: “Ik ben zo dom geweest, Aivas. En het spijt me verschrikkelijk als ik jouw gevoelens gekwetst heb… Ik… Ik zweer dat ik je nooit heb willen kwetsen.”
“Nee maar, Emelia! Bied je mij jouw verontschuldigingen aan?”
“Ja, dat doe ik zeker.” Ze knikte en sloeg haar ogen naar hem op. De geelbruine spikkeltjes die in de amberkleur opflakkerden, maakten dat Aivas’ adem stokte. Hij zag hoe haar pupillen zich verwijdden en haar lippen zich openden. Aivas boog zich voorzichtig naar haar toe en voelde hoe zijn hartslag razend snel omhoogschoot terwijl zijn lippen zachtjes die van haar raakten.
Voor Emelia de kans kreeg om iets te zeggen of te reageren, rustten zijn handen al om haar slanke middel. Aivas was rechtgestaan, had haar in zijn armen genomen en zijn warme, sensuele kus had al haar tegenwerpingen gesmoord. Zodra ze de strelingen van zijn lippen en tong voelde, opende ze haar mond om zijn tong nog dieper naar binnen te laten. Ze stonden verenigd in een hartstochtelijke omhelzing die hun alle adem benam en elke andere gedachte dan die aan de opwinding die ze voelden liet verdwijnen.
Aivas genoot van de zachtheid van haar lichaam en de warmte van haar lippen op die van hem. Het was pas veel later en met de grootste tegenzin dat hij zich eindelijk van haar losmaakte. Hij leunde naar haar toe, zijn groene ogen nog glanzend van de zalige kus en fluisterde een koosnaampje in haar oor terwijl hij haar tersluiks gadesloeg. Zijn blik werd intenser toen hij de opwinding in haar ogen las en zijn ogen bewonderden de volmaakte lijnen van haar voorhoofd en neus en de prachtige vorm van haar lippen en haar zachte, fijne kin. Zijn vingers speelden met de donkere krullenpracht in haar bruine hals en zijn stem verzachtte toen hij vroeg: “Ga je me niet wegsturen deze keer?”
Emelia schudde haar hoofd. “Nee… Zelfs als ik dat zou willen, geloof ik niet dat ik dat zou kunnen, Aivas. Ik hoop alleen maar dat je niet vindt dat ik je uit de hoogte behandeld heb of dat je me niet meer wilt?”
“Dat ik je niet meer wil?” Hij grinnikte en keek haar verbaasd aan. “Hoe kom je erbij dat ik je niet meer zou willen? Lieve hemel, Emelia! Er is niets of niemand op de wereld waar ik meer naar verlang dan naar jou! En dat was al zo van bij het begin, dat weet je toch?”
“Dat hoopte ik,” gaf Emelia toe. “Maar toen ik vanmiddag die mooie jonge vrouw naar jou hoorde vragen, dacht ik dat je misschien iets met haar had.”
“Welke vrouw was dat dan? Weet je nog hoe ze eruitzag?”
“Groot en donker met opvallende lichtblauwe ogen,” antwoordde Emelia, die haar uiterste best deed om haar stem onverschillig en naturel te laten klinken. “Ik geloof dat ze zei dat haar vader een pottenbakker was,” voegde ze eraan toe.
Hij neeg zijn hoofd en er verscheen een uitdrukking van herkenning en een levendige schittering in zijn groene ogen. “Dat kan alleen Julia geweest zijn,” zei hij knikkend. “Was het je dan niet opgevallen dat ze mank liep?”
“Ze trok een heel klein beetje met haar linkerbeen,” zei Emelia. “Maar dat was haast niet merkbaar, hoor! En daarbij…, ze liep zo met haar dikke borsten te koop in die veel te laag uitgesneden jurk van haar, dat er geen mens was die op haar voeten lette. Ik vond haar nogal een ordinair mens.”
Dit was het ogenblik waarop hij van onderwerp had moeten veranderen. Een waarschuwend stemmetje fluisterde hem in om Emelia niet tegen te spreken, maar hij koos ervoor om dat stemmetje te negeren en Julia in bescherming te nemen. Niet omdat hij van dat meisje hield, maar gewoon omdat ze een lieve meid was en absoluut niet ordinair, zoals Emelia beweerde. “Julia is aardig,” zei hij bedaard. “Ze is helemaal niet ordinair of zo, ik vraag me af waarom je zoiets van haar zou denken? Toch niet omdat ze een beetje met haar vrouwelijke vormen pronkt, zeker? Je kent haar helemaal niet, Emelia… Wie weet probeerde ze met die gewaagde jurk haar sterke punten te benadrukken? Misschien om de aandacht wat af te leiden van haar gebreken?”
“Ja, dat geloof ik meteen,” zei Emelia grijnzend. De minachting en het ongeloof klonken door in haar stem. “Waarom wilde ze je jou eigenlijk spreken, Aivas?”
“Als Julia daarnet in de winkel was en niemand merkte op dat ze vreselijk mank liep,” sprak hij, met een zweempje van trots in zijn stem. “Dan… Dan is het mij gelukt om een schoen voor haar te maken die haar misvormde voet niet alleen verbergt, maar haar ook nog eens in staat stelt om op een normale manier door het leven te wandelen.” Hij sloeg zijn blik op en glimlachte om die gedachte, maar in Emelia ‘s ogen brandde de jaloezie.
“Ze kwam naar de winkel om jou verleiden, Aivas. Een vrouw voelt zoiets meteen… Bij de godin! Je had moeten horen wat ze allemaal uitkraamde! Als je denkt dat ik overdrijf, vraag het dan morgen maar aan Marcia!”
Hij keek met een ongelovige blik naar de vrouw van wie hij zielsveel hield, bleef als verlamd staan en gaf haar bijna opnieuw een kus, maar deed het niet. “Nee maar, Emelia… Je bent jaloers!”
“Jaloers? Ik? Toch niet op dat vulgaire wijf, zeker?” Ze snoof en de woede raasde in haar oren. Haar vurige temperament nam het geheel over van haar gezonde verstand toen ze zei: “Die troela vond het nodig om mij ervan te beschuldigen dat ik je uitbuitte! Hah! Ze wilde je van me kopen, maar daar hadden zij en die zielige vader van haar geen geld genoeg voor.” Met een triomfantelijke blik op Aivas’ verbouwereerde gezicht ging ze verder: “Ja, hoor, ze wilde jou voor zichzelf en lachte mij uit omdat ik je niet zag voor wat je bent.”
Hij schoot een duistere blik in Emelia ‘s richting. Eerst zei hij niets en keek alleen maar, maar dan sprak hij langzaam, met die volle diepe stem van hem die haar het ene ogenblik koude rillingen bezorgde en het andere in vuur en vlam zette: “Wat was ik dan volgens Julia? En belangrijker…, veel belangrijker nog… Wat beteken ik voor jou, Emelia?”
Ze staarde zwijgend naar Aivas en ergerde zich aan zijn reactie op haar uitlatingen over die dwaze meid van de pottenbakker. Hoe kon hij zo goedgelovig zijn? Het was toch overduidelijk waar dat wicht op uit was? En nu had hij hun verrukkelijkste moment bedorven door haar in verdediging te nemen! “Die slet noemde je een buitengewone en een mooie man,” zei Emelia koeltjes. “En daar had ze natuurlijk gelijk in, maar het viel me ook op dat ze het in haar betoog wel een keer of drie over je geld had. Over al dat zilver waar jij zo hard voor gewerkt hebt, Aivas.”
“Dus Julia is op mijn lijf en op mijn geld uit,” zei hij, met opgetrokken wenkbrauwen. Een sarcastisch lachje volgde. “De vrouw die mij gelukkig maakt, zal ik met veel vreugde beide schenken. Maar ik had liever het antwoord op m ‘n tweede vraag gekend, allerliefste meesteres,” opperde hij. “En als ik me niet vergis klonk die ongeveer als volgt; wat beteken ik voor jou?”
Emelia voelde al haar boosheid wegebben toen hij haar opnieuw met meesteres aansprak en ze merkte met iets van verbazing, dat ze liefst gewoon in zijn armen zou willen kruipen. Ze wilde écht niet terug naar de voorbije weken van stiekeme en verboden blikken, van Aivas die haar spottend met meesteres aansprak en van slapeloze liefdeloze nachten en vervelende stiltes overdag… En dat hoefde ook niet want zijn vraag was duidelijk genoeg, hij wilde weten in hoeverre zij van hem hield. Dat was een eerlijke vraag. Ze keek schichtig naar hem op en toen drong het tot haar door, zo hevig dat ze voelde hoe haar blik zacht werd bij de herinnering aan zijn heerlijke kussen. Ze richtte haar blik op zijn groen opflakkerende ogen en zei: “Alles, Aivas. Jij betekent alles voor mij… Ja, ik was jaloers op dat gemene mens en al zeker toen ze zei dat jij niet van me hield, maar je aan me verplicht voelde.”
“Zei ze dat?” Aivas schudde zijn hoofd. “Dat is niet waar… Ze weet niets over mijn ware gevoelens voor jou, Emelia! Ah, het spreekt vanzelf dat ik je dankbaar ben om wat je voor mij gedaan hebt, maar dat is niet de reden waarom ik van je houd.”
“O nee? Waarom houd je dan van me?”
Hij liet zijn vingers door haar lange zwarte haren glijden en om zijn lippen speelde een trage geamuseerde grijns. Sommige vragen kon je niet met woorden beantwoorden, dacht hij opgewonden. En sommige echt belangrijke antwoorden, vroegen om daden. Om een streling of een kus. Of meer.
“Wat is er, Aivas? Waarom kijk je zo?” Hij keek zo begerig naar haar dat Emelia haar ogen neersloeg, maar zo door hem bekeken te worden gaf haar een buitengewoon plezierig gevoel. Ze wilde dat hij haar in zijn armen nam en liefst nu meteen.
Aivas kwam naar haar toe en zijn handen gleden rond haar dijen. Hij streelde haar benen en liet zijn handen steeds opnieuw langs haar billen omhoog glijden terwijl hij tegen Emelia aanleunde en haar kuste. Met de volle zachtheid van haar borsten tegen zich aan gedrukt, ervoer hij een lang verloren gewaande opwinding. Aivas voelde zich hard worden van verlangen naar de jonge vrouw die hij zo begeerde.
Langzaam tilde ze haar hoofd op en keek in zijn ogen. “Mmmh, oh Aivas,” kreunde Emelia, die hevig bloosde, maar innerlijk gloeide van verlangen. “Mijn lieve Aivas... Ooooh, je moest eens weten hoe ik naar jou verlangd heb! Hoe vaak ik ‘s nachts in mijn bed lag te woelen, onrustig en slapeloos terwijl ik aan jou dacht.”
“Ik geloof dat ik me dat gevoel perfect kan voorstellen, Emelia,” zei hij, op een ondeugend toontje.
Ze lachte en keek met blozende wangen naar zijn magere, getaande gezicht met die ontzettend vurige groene ogen die haar wel leken te verslinden. Zijn zwervende handen betastten haar schouders en zochten naar de sluiting van haar jurk. Plots was haar rug bloot en voelde ze Aivas’ vingers op haar naakte huid. “Niet hier… Niet in de keuken, Aivas,” fluisterde ze hees. “Laten we naar mijn kamer gaan.”
Aivas knikte, tilde haar in zijn armen en droeg haar naar de slaapvertrekken. Hij wist dat hij voorzichtig moest zijn, niet alleen omdat het voor Emelia haar eerste keer was, maar ook omdat de dingen tussen hen zo moeilijk lagen. Nadat hij haar had opgetild, was haar jurk omlaag gegleden en bij haar heup blijven hangen. Aivas’ ogen deden zich tegoed aan de aanblik die haar naakte bovenlichaam hem bood en hij staarde vol bewondering naar de gave zachte huid van Emelia. Haar schouders waren prachtig en haar borsten volmaakt, met donkere fijne tepels die smeekten om gekust te worden. Hij legde haar op het bed en begon zijn bovenkleding uit te trekken terwijl hij naar haar bleef kijken. “Ik houd van je, Emelia,” fluisterde hij. “Vanaf dag één hield ik van je en wilde ik je zo graag dat ik er bijna krankzinnig van werd.”
“En ik van jou,” antwoordde ze zachtjes. Ze giechelde terwijl ze haar jurk verder uittrok en Aivas zag dat ze er een soort van broekje onder droeg. “Ik werd krankzinnig van jou! Nee, ik houd ook van jou, bedoel ik…” Haar nieuwsgierige hunkerende ogen keken naar de naakte zongebruinde huid van zijn armen en lichaam, bedekt met een lichte vacht die zijn borst en buik donkere schaduwen gaf. Ze zag hoe hij zijn geitenleren broek begon los te maken. Die broek stond hem fantastisch, dat had ze altijd gevonden. Maar nu keek Emelia naar de zwellingen van de spieren op zijn armen en borst terwijl hij de broek uittrok. Eenmaal dat hij naakt was keek ze enkel nog naar dat ene ding dat alle aandacht leek op te eisen en toen hij zich naast haar op het bed liet glijden voelde ze het gloeiend heet tegen haar dij aandrukken.
Die harde mannelijke aanraking werd gevolgd door een kus die zo intens en dwingend was dat Emelia haar hoofd er licht van werd. Plotseling waren de opwindende aanrakingen van zijn handen en mannelijkheid overal, zijn adem streek langs haar hals en vervormde zich tot lieve gefluisterde woordjes in haar oor. Ze strekte zich loom en heet gloeiend onder hem uit en liet Aivas begaan. Haar buik en lendenen trilden van verlangen toen hij haar broekje langzaam omlaag schoof en haar naakte lichaam zachtjes onder zich trok. Even later voelde ze met bonzend hart hoe hij haar dijen uit elkaar duwde. Toen Aivas haar kloppende warme geslacht aanraakte met het topje van zijn harde lid begon haar hele lichaam te tintelen. Warme prikkelende golven van genot overspoelden haar en ze leek alle controle over haar lichaam te verliezen, maar op het ogenblik dat zijn penis opeens in haar naar binnen drong, slaakte ze een ingehouden kreet. De snelle stoot had haar verrast en Aivas begon haar meteen bemoedigend toe te fluisteren dat de pijn niet lang zou duren. Hij kuste haar oren, haar oogleden en haar warme lippen.
Emelia voelde geen angst meer voor haar hartstochten en ze kuste Aivas gretig terug. Ze was zich maar vaag bewust dat ze heel even een stekende pijn had gevoeld, maar genoot nu met volle teugen van het heerlijke stoten en de verrukkingen die daar het gevolg van waren. Zoiets had ze tot nu toe nooit gevoeld. Nee, ze had er geen idee van gehad dat er iets bestond dat zo heerlijk aanvoelde. Een gevoel dat zo intens was en van zo ‘n zaligheid dat ze er zichzelf compleet in kon verliezen.
Toen Marcia de volgende ochtend bij Emelia naar binnen liep, lagen de winkel en het atelier er nog leeg en verlaten bij. Zoiets was nog nooit eerder gebeurd op dit uur - behalve toen Emelia ‘s ouders stervende waren geweest - en Marcia vreesde meteen voor één of andere ramp. Er moest iets verschrikkelijks met Emelia gebeurd zijn, dat kon haast niet anders! Ze haastte zich naar achteren, liep door de keuken en opende de deur naar Emelia ‘s slaapkamer op een kiertje.
Wat ze daar zag, toverde een verbijsterde uitdrukking op haar knappe jeugdige gezichtje. Marcia ‘s verbazing veranderde snel in een opgewekte vrolijkheid terwijl ze naar het gelukzalig slapende stel in het bed bleef staan kijken. Er lag een laken over hen heen, maar Marcia kon heel duidelijk zien waar hun innig verstrengelde lichamen zich aftekenden onder het dunne linnen van het laken. Marcia zag hun kleren op de grond verspreid liggen, naast het grote bed, dus zouden ze wel naakt zijn onder dat laken. Nou, zó verschrikkelijk zag dat er allemaal niet uit, dacht ze inwendig grinnikend. Zonder een geluid te maken sloot ze de deur van Emelia ‘s slaapvertrek.
De indringende geur van gebakken spek en kokende gezoete melk met kruiden wekte Emelia. Ze rekte zich uit en knipperde verdwaasd met haar oogleden. Toen Aivas zich tegen haar rug aan bewoog, glimlachte ze slaperig en drukte ze zich dichter tegen hem aan. Ze voelde zijn sterke, mannelijke lichaam tegen zich aandrukken. Hij kroop dichter tegen haar aan en Emelia draaide zich loom naar hem om. Zijn groene ogen brandden met een laaiend vuur terwijl zijn hand langs de zijkant van haar dijbeen naar beneden gleed.
Maar dan zag hij hoe ze plotseling een donkere wenkbrauw optrok en hij voelde haar zachte lichaam verstijven. “Ruik je dat ook, Aivas? Die geur van spek en zoete melk komt uit onze keuken! Er is iemand in de keuken!”
“Dat kan toch alleen Marcia zijn, nee?” Hij leunde op zijn ellebogen boven haar en zijn ogen dwarrelden van haar angstige gezicht naar haar borsten. “Ja, dat moet Marcia zijn,” herhaalde hij, terwijl zijn lippen langs de punten van haar borsten streelden. “Die lieve schat is veel te aardig! Ze is ons ontbijt aan het klaarmaken.”
“Marcia? O nee! Maar dan hebben we ons verslapen, Aivas,” zei Emelia hijgend. “Nu zal Marcia het weten van ons! Als ze het aan haar ouders vertelt zijn we er gloeiend bij, snap je dat dan niet?” Ze richtte zich op, sloeg haar handen voor haar gezicht en kreunde zachtjes. “Ze zullen jou van me afnemen, Aivas. Marcus Serra zal nooit toestaan dat wij samen zijn. O Isis! Hij zal je verkopen… Of erger!”
“Ssst, rustig maar, Emelia,” zei Aivas sussend. “Zo ‘n vaart zal het allemaal wel niet lopen. Marcia had alles al aan Sikhef kunnen gaan vertellen, maar dat heeft ze niet gedaan, of wel soms?” Hij glimlachte haar bemoedigend toe en zei: “Nee, meisje, dat heeft ze niet gedaan! Ze is gerookt spek aan het bakken voor ons ontbijt en ik durf te wedden dat ze ons de hele ochtend gaat plagen omdat ze ons samen betrapt heeft.”
“Denk je?” Emelia keek al wat minder angstig uit haar ogen.
“O ja, daar ben ik wel zeker van,” antwoordde Aivas lachend, terwijl hij een zoentje op het topje van haar neus drukte. “Kom, we zullen haar ondeugende meisjesstreken gelaten doorstaan en haar laten genieten van haar plagerijen.”
Ze stonden op, scharrelden hun kleren bijeen en kleedden zich aan. Toen ze daarmee klaar waren, namen ze elkaar nog eens op. Aivas’ blik bleef rusten op haar bange nerveuze gezichtje. Hij zag dat ze stierf van zenuwachtigheid. “Kom, wees niet bang, mijn lief,” fluisterde hij, en hij stak zijn hand uit. Die van haar voelde heet en klam aan en gleed er moeiteloos in. “Hé…, het is Marcia maar, hoor! Ik ken haar nog maar een paar weken en toch zou ik haar mijn leven toevertrouwen,” merkte hij op. “Ik geloof echt niet dat ze ons aan haar ouders zou verraden, liefste. Echt niet…”
“Nee, natuurlijk niet.” Emelia zoog haar longen vol en slaakte een lange diepe zucht. “Je hebt gelijk, Marcia zou zoiets nooit doen.”
Marcia stond hen glimlachend op te wachten. Roerend in de hete zoete melk nam ze Emelia en Aivas nauwlettend op. “Was het fijn samen?” vroeg ze, uitgelaten en vrolijk. Ze wachtte niet op een antwoord, maar lachte nog steeds toen ze vroeg of ze geen trek hadden. “Er is brood en spek… En geitenkaas en warme melk met vanille.”
“Ah, van Emelia weet ik het niet, maar ik lust wel wat van dat lekker ruikende spek,” zei Aivas joviaal, terwijl hij aan de massieve tafel plaatsnam, naar Marcia opkeek en haar toelachte. Emelia kon geen woord uitbrengen, zij ging stilletjes naast Aivas zitten en probeerde haar onzekerheid te negeren door aan iets anders te denken.
Marcia kende haar leermeesteres al veel langer dan vandaag en merkte haar schroom onmiddellijk op. Verdorie! Emelia leek wel bang voor haar te zijn… Of schaamde ze zich omdat Marcia haar betrapt had? Ze zou toch al geen spijt hebben van haar nacht met Aivas, zeker? Die twee waren voor elkaar geschapen! Marcia begon zwijgend het ontbijt op de tafel klaar te zetten, daarna nam ze de pan melk van het fornuis en goot de geurige drank in de drie bekers tot die bijna tot aan de rand gevuld waren. Die van Emelia vulde ze als laatste en toen ze daarmee klaar was trok ze een verlegen gezicht en vroeg: “Waarom ben je zo stil, Emelia? Ben je niet gelukkig dat Aivas van je houdt?”
Emelia keek op en haar lichtbruine ogen vulden zich met tranen. “O Marcia, ik ben nog nooit in mijn leven zo gelukkig geweest! En zo bang…”
“Waarom ben je dan zo bang, joh? Wacht eens even! Je denkt toch niet dat ik er iets van tegen mijn papa zou zeggen, zeker?” Dit gezegd zijnde, keek Marcia vragend achterom en ze zag dat Aivas zijn blik neersloeg. Ook Emelia ‘s wangen kleurden vuurrood. “Alsjeblieft, zeg! Dat zou ik nooit doen, Emelia! Hoe kon je zoiets zelfs maar denken!” Marcia ‘s ogen schoten vonken van woede en verontwaardiging. “Ik ben niet gek, hoor! Ik weet ook wel wat mijn papa met Aivas zou doen als hij te weten kwam dat hij met jou geslapen had.”
“Maar ik wilde dat hij met mij sliep,” mompelde Emelia. “Zou het feit dat ik hem liefheb dan geen enkel verschil uitmaken voor je vader?” Die uitspraak leverde haar een warme donkergroene blik van genoegen op en in Aivas’ ogen verscheen een hunkering die ze gisterennacht maar al te goed had leren kennen.
Jammer genoeg verstoorde Marcia haar verrukkelijke herinnering want het meisje schudde haar hoofd en zei: “Hoe afschuwelijk ik dat ook vind, Emelia… Ah…, Ik vrees dat jouw liefde voor Aivas geen enkel verschil zou maken wat mijn vader betreft. Zijn opvattingen zijn nogal star wat het aangaan van een huwelijk betreft. En mijn moeder mag het ook niet weten want zij vertelt hem altijd alles.”
Deel 5
De volgende dagen en nachten leken wel een droom, een mooie zinnenprikkelende droom vol verrukkingen en heerlijke nieuwe ontdekkingen. Emelia en Aivas werkten nog altijd hard, misschien zelfs harder dan tevoren, maar elke avond aten ze samen en praatten ze honderduit over hun gevoelens, verlangens en toekomstdromen. En elke nacht bedreven ze de liefde tot ze van pure uitputting in elkanders armen indommelden. Meestal sliepen ze in Emelia ‘s vertrekken in het grote woonhuis, maar soms sloop zij de stal binnen wanneer Aivas zich aan het wassen was of zich verkleedde na een zware werkdag in het atelier. Dan belandden ze samen op zijn brits of in het hooi en ook dat waren heerlijke momenten.
Zo gleden de weken voorbij, zonder dat iemand anders dan Marcia het van hen wist. Ze hielden hun liefde angstvallig geheim en overdag, wanneer klanten of bezoekers hen konden horen, sprak Aivas zijn meesteres heel neutraal en beleefd met “vrouwe” aan. Niemand vermoedde dat die knappe rijzende ster aan het handelsfirmament smoorverliefd was op haar Cilicische slaaf. Door mond aan mond reclame verspreidde de reputatie van Emelia ‘s superieure lederwaren en hun uitstekende prijs kwaliteit verhouding zich als een lopend vuurtje door de stad. Uiteindelijk brak de dag aan dat ze meer bestellingen binnenkreeg dan zij, Marcia en Aivas konden bolwerken. Die dag stuurde ze Marcia naar dokter Seirios en vroeg haar om ook haar ouders bijeen te roepen voor een soort van crisisvergadering. Er moesten knopen doorgehakt worden en Emelia wilde iedereen bij haar beslissing betrekken en om raad vragen. Bovendien had ze nog iets anders in gedachten en zou die bespreking wel eens de ideale gelegenheid kunnen zijn om haar andere geheime plannetje ten uitvoer te brengen.
Dokter Seirios vertelde aan Marcia dat hij zich de volgende dag wel een paar uur zou kunnen vrijmaken, dus nu moest zij enkel nog haar ouders vragen. Dat deed ze diezelfde avond toen ze samen met Sikhef en Marcus een lichte avondmaaltijd van brood, kaas en verse vruchten at. Na een paar bekers zoete witte wijn heerste er een opperbeste ontspannen stemming ten huize Serra. Marcia schraapte haar keel en keek beurtelings naar haar mama en haar papa om hun aandacht te trekken. “Hm, Emelia zou morgen graag een vergadering willen houden,” begon ze. “Over de toekomst van haar handelszaak, geloof ik…”
“Ach zo, haar toekomst of die van de zaak? Want die handelszaak van haar is een goudmijn aan het worden, kindje! Die heeft een mooie toekomst, daar twijfelt niemand meer aan,” zei Sikhef opgewekt. “Overal waar ik kom hoor ik goede dingen over de lederwaren die jullie afleveren. Ha! Of over Emelia ‘s ijver en haar onwereldse schoonheid,” voegde ze er lachend aan toe. Ze grinnikte, trok een plagerig gezicht en streelde teder langs Marcus” schouder. “Ja! De jonge mannen vertrappelen elkaar om bij je vader in de gunst te komen en om via hem een afspraakje met Emelia te kunnen versieren. Zelfs officieren en verarmde edellieden die haar en haar kinderen een titel aanbieden!” Ze weten allemaal dat papa Emelia ‘s patroon is.”
“Maar veel succes hebben ze niet, die arme knullen,” merkte Marcus grommend op. “Er zijn natuurlijk idioten bij zoals een oude koopman, ene Zhivar,” Marcus moest lachen bij de herinnering aan die schurk. “Haha! Die halve zool bood me tienduizend Sestertiën als bruidsschat voor Emelia ‘s hand! De oude vent dacht dat hij haar van me kon kopen alsof ze een fokmerrie was.”
Sikhef tuitte haar lippen, legde een hand op Marcus” arm en maakte een sussend geluidje. “Zeg niet zulke vulgaire dingen, lieverd… Zhivar wil haar handelszaak in handen krijgen, dat is alles. Ze is een geduchte concurrent voor hem aan het worden.”
“Ik weet het,” antwoordde Marcus. “Zhivar wilde Aivas ook al van ons kopen en zijn bod was zo hoog dat ik dat morgen toch even aan Emelia zal moeten voorleggen.”
“Doe dat maar liever niet, papa,” flapte Marcia eruit. Ze werd vuurrood toen ze besefte wat ze gezegd had en begon zich nader te verklaren: “Zonder Aivas geraken onze bestellingen nooit tijdig af! En alle modellen worden op basis van zijn schetsen en tekeningen vervaardigd. Ah, ik… Ik bedoel maar dat we zonder Aivas compleet verloren zouden zijn!”
Haar vader opende zijn mond om haar tegen te spreken, maar Sikhef was hem voor. “Och, Emelia heeft al die schetsen toch bewaard, niet? En jullie beiden kunnen gemakkelijk een aantal nieuwe leerlingen opleiden met al de kennis die jullie zelf hebben opgedaan.” Sikhef merkte niets van de toenemende verwarring in de angstige ogen van haar dochter omdat al haar aandacht naar haar echtgenoot uitging. Haar blik verdonkerde en ze keek hem verwijtend aan. “Marcus! Die Zhivar is een schurk en dat weet je! Het zou bijzonder ondankbaar en gemeen zijn om Aivas aan die geldwolf te verkopen na alles wat hij voor Emelia gedaan heeft, vind je niet? En daarbij, er is iemand anders die onze meesterknecht nog veel liever wil dan Zhivar…”
De schrik sloeg Marcia om het hart. Ze voelde zich wit wegtrekken van angst. Over wie had haar moeder het in vredesnaam… Over Emelia? Zou ze een vermoeden hebben over haar geheime liefdesrelatie met Aivas? Nee, dat kon niet… Dan zou ze het allang tegen papa gezegd hebben, toch?
Ondertussen verschenen er geamuseerde rimpeltjes in Marcus Serra’s ooghoeken. “O ja? En wie mag dat dan wel zijn?” Hij grijnsde en wreef nieuwsgierig langs zijn stoppelbaard. “Want geloof me, lieverd… Die Zhivar kerel wil Aivas echt héél graag van Emelia kopen, hoor!”
Haar moeder stond op, begon de tafel af te ruimen en antwoordde niet meteen op Marcus” vraag. Die twee waren elkaar aan het plagen en aan de blikken en glimlachjes die ze elkaar toewierpen, kon Marcia zien dat haar vader en moeder heel vroeg naar bed zouden gaan vandaag. Op zulke momenten miste Marcia haar broertje verschrikkelijk want dan haatte ze het dat zij alleen was en niemand had om mee te praten of te spelen, maar Vilnius was een jongen en ze hadden hem naar een gymnasium gestuurd want jongens moesten ook na hun twaalf jaar verder leren.
“Ga je me nog lang in spanning houden, jij gemene feeks?” Marcus lachte zijn witte tanden bloot, wachtte tot zijn vrouw de tafel kwam schoonvegen en gaf haar dan een plagerige klap op haar prachtige achterste. “Komaan, Sikje… Vertel op, meid! Wie wil er Aivas nog liever hebben dan die schurk van een Zhivar?”
“Vorige week is Claudius hier op bezoek geweest,” zei Sikhef, die haar best deed om haar stem geheimzinnig te laten klinken. Ze boog zich naar Marcus toe, grijnsde terug en fluisterde: “Claudius was in het gezelschap van zijn meer dan welgeschapen dochter Julia en zij smeekte me om een goed woordje voor haar te doen bij Emelia. Zoals ik het begreep, liggen die twee jongedames elkaar absoluut niet. Julia is hartstochtelijk verliefd op onze knappe lederbewerker, maar Emelia heeft hem verboden om omgang te hebben met Julia…”
“Claudius? Bedoel je Claudius van de pottenbakkerij?”
Sikhef knikte en zag dat haar dochter ademloos meeluisterde. Marcia hing aan haar lippen en haar ogen waren groot van verbazing. Dat was echt iets voor een tienermeisje, dacht Sikhef inwendig giechelend. Verhalen over verboden liefdes en ruziënde vrouwen.
“Is die dochter van hem dan zo mooi?” vroeg Marcus fronsend. “Ik dacht dat ze één of andere ziekte had of zoiets? En dat ze daarom nooit een man gevonden had die met haar wilde trouwen.”
“Geen ziekte, lieve schat,” antwoordde Sikhef. “Ze had een misvorming aan een van haar voeten waardoor ze mank liep, dat is alles. Maar Claudius vertelde me dat Aivas zijn dochter van speciaal op maat vervaardigd schoeisel heeft voorzien en dat hij dat geheel gratis voor haar heeft gedaan. En nu loopt ze weer normaal en zijn er mannen in overvloed die haar willen, maar Julia heeft haar gedachten op Aivas gezet…”
“Geheel gratis? Ben je daar zeker van?”
Sikhef knikte opnieuw. “O ja, ik heb de boeken nagekeken,” zei ze zelfverzekerd. “Emelia betaalt hem soms in ruw leder en grondstoffen uit omdat Aivas experimenteert met nieuwe modellen. Dus ja, hij heeft die speciale schoenen van zijn eigen voorraadje gemaakt.”
Zowel Marcus Serra als zijn dochter zei lange tijd niets. Sikhef keek haar man een tikje nieuwsgierig aan. “Wel? Waarom zeg je niets, lieverd? Vond je dat dan geen ongelooflijk romantisch verhaal?”
Er gleed een glimlach over Serra’s lippen. Zichzelf een romanticus noemen, nee, zover zou Marcus nooit gaan, maar dat was een mooi gebaar van die knaap geweest, dacht hij stilletjes. “Ja, ik kan best begrijpen dat die meid verliefd op hem is geworden,” zei hij tegen Sikhef. “Niet alleen omwille van dat speciale schoeisel, maar laat ons eerlijk zijn… Die schurk van een Ciliciër is een verduiveld aantrekkelijke man geworden nu hij terug wat vlees op zijn botten en wat huid op zijn rug heeft gekregen.” Hij zuchtte, had zijn ogen half gesloten en leunde nadenkend op de tafel. “Het blijft natuurlijk een slaaf die nog niet zo lang geleden aan een opstand tegen Rome heeft deelgenomen, maar ik moet toegeven dat zijn werk me regelmatig met stomheid slaat. Bij Jupiter! Wisten jullie dat meester Zhivar me honderd Denarius heeft geboden als Emelia hem die knul wilde verkopen? Dat is zomaar even het tachtigvoudige van wat het meisje voor die slaaf betaald heeft!”
Met een bedaarde, maar dreigende glimlach om haar lippen keek Sikhef haar man streng aan. Voor ze sprak, stak ze haar armen naar Marcia uit en legde haar handen op de oren van het verbouwereerde meisje.
“Ik ben je vrouw, Marcus en ik doe alles wat je van mij vraagt,” zei Sikhef, met kwade stem. “En ik doe dat met plezier omdat ik gek op je ben, maar als je Aivas aan die schurk durft te verkopen, dan ga je eens een andere kant van me zien. En het zal niet zijn om er die mooie grote roede van jou in te stoppen, daar kan je gerust van zijn.”
Marcus vestigde zijn blik op de woedende vrouw die hem brutaal aanstaarde en eens te meer besefte hij hoeveel hij van haar hield. Zijn eigen Syrische duivelin met haar gloeiende ogen en volmaakte lijf. Alles aan haar was mooi om naar te kijken, elke curve van haar lange volslanke figuurtje en elke vrouwelijke ronding. Er was geen man in de ordo die hem niet benijdde om zijn gezinsgeluk en dat wist hij maar al te goed.
“Wat wil je dan dat ik doe, mijn liefste?”
“Samen met mij eens met Emelia praten,” antwoordde Sikhef, die weer helemaal bijgedraaid was. “Misschien luistert ze naar de stem van de rede, lieverd? Het is toch waanzin om die jongen zijn kans op een fijn huwelijk te ontzeggen omdat zij en Julia ruzie met elkaar hebben?”
Marcus” ogen keken warm en verlangend naar zijn echtgenote. “Dat zal ik morgen zeker doen,” antwoordde hij toegeeflijk. “Maar vergeet je niet dat die jongen een slaaf is? Hij kan natuurlijk altijd met een vrije vrouw in het huwelijk treden als Emelia hem daarvoor de toestemming geeft, maar…” Marcus stopte abrupt, vertrok zijn gezicht en er verscheen een diepe rimpel bij zijn voorhoofd terwijl hij nadacht over de implicaties van een dergelijk huwelijk. “Zie je… Wettelijk gezien zouden de kinderen uit dat huwelijk dan ook aan Emelia toebehoren en ik geloof nooit dat Julia zoiets zou kunnen accepteren.”
“Dan blijft alleen de vindicta als mogelijkheid over, mijn liefste,” zei Sikhef, die haar schouders ophaalde en hem vragend aankeek terwijl haar ogen ieder kloofje en elke rimpel in zijn knappe verweerde gezicht bestudeerden.
“Die beslissing is niet aan mij, Sikhef,” zei Serra nors. “Het is Emelia ‘s slaaf, zij heeft hem van de Puni gehaald en haar laatste geld betaald om hem te kopen. Dat is haar beslissing, niet die van mij…”
Deze keer sprak Sikhef haar man niet tegen want ze wist dat hij de waarheid sprak, bovendien kende ze Emelia al lang genoeg om te weten dat die het hen nooit zou vergeven als ze een dergelijke beslissing namen zonder haar er eerst over aan te spreken.
Emelia en Aivas, die waren zich maar al te bewust van hun netelige situatie. Nadat Marcia hen al meteen na hun eerste liefdesnacht in verlegenheid had gebracht door hen ‘s ochtends samen in bed te betrappen, waren ze veel voorzichtiger geworden. Hoewel Aivas met zijn hele wezen naar haar verlangde, gedroeg hij zich onderdanig stil tegenover Emelia wanneer er klanten in de winkel waren. Soms durfde hij haar zelfs niet aan te kijken uit angst dat iedereen de verliefde hunkering in zijn ogen zou kunnen lezen.
Dus toen de ochtend van de vergadering aanbrak en Marcia geheel onverwachts in het gezelschap van haar ouders in de winkel verscheen, waren Aivas en Emelia al gewassen en gekleed. De winkel rook nog naar hun ontbijt en ze waren allebei druk aan het werk in het atelier.
“Je mag dokter Seirios gaan halen, Aivas,” zei Marcus, terwijl hij een achteloze blik op de jongeman wierp. Toen die rechtstond en vertrok, sprak Marcus Emelia aan. “Terwijl die jongen Seirios haalt, kan je me misschien al vertellen waar je het met ons over wilde hebben, Emelia?”
“Over een paar dingen eigenlijk,” antwoordde ze vaag. “Maar in de eerste plaats wilde ik jullie de boeken laten zien. We hebben enorm veel bestellingen aangenomen en zoals jullie weten zijn we maar met drie. Wel, vandaag zullen we het punt bereiken waarop ik bestellingen moet beginnen te weigeren… De leveringstermijn wordt anders te lang, zulke lange wachttijden zijn niet goed voor onze reputatie.”
“Je zult moeten kiezen, Emelia,” zei Marcus nadenkend. “Uitbreiden of consolideren.” Hij wierp een snelle blik opzij en wachtte tot Sikhef het van hem over zou nemen. Hij had met zijn echtgenote afgesproken om haar het woord te laten voeren wanneer het over hartsaangelegenheden ging.
“Mag ik je eens iets over Aivas vragen, Emelia? Ik doe dat liever terwijl hij er niet bij is want het is nogal persoonlijk,” zei Sikhef. “Het gaat over een ongehuwd meisje dat me is komen vragen of zij Aivas zou mogen ontmoeten, misschien op zijn vrije dag of zo om te beginnen? Ik geloof eigenlijk dat het arme kind compleet verliefd geworden is op die knappe slaaf van jou.”
“Zeg maar tegen Julia dat Aivas geen vrije dag heeft,” zei Emelia, en haar stem klonk scherper dan verstandig was. “O, en ik ook niet,” voegde ze er snel aan toe, terwijl ze haar stem een paar octaven liet zakken. “Marcia hoeft natuurlijk niet te werken op zondag, maar als we een beetje bij willen blijven, moet Aivas gewoon doorwerken op zondagen. Ik ook trouwens.”
Sikhef grinnikte. “Ach zo, je wist meteen dat het Julia was die het zo van Aivas te pakken heeft?”
“Ha! Wie anders?” Emelia ‘s toon was sarcastisch. “Ik heb dat verschrikkelijke mens verboden om nog in Aivas’ buurt te komen,” zei ze, een toonbeeld van afkeer. Sikhef ving Emelia ‘s scherpe blik op en ze zag haar lippen trillen van woede.
“Waarom haat je dat meisje zo erg? Op mij maakte ze best een aardige indruk en haar ouders zijn eerlijke hardwerkende mensen.” Sikhef keek op en grijnsde Emelia toe. “Behalve aardig is ze ook jong en bijzonder aantrekkelijk. En daarbij, Marcus en ik hebben reden om te geloven dat Aivas ook gevoelens heeft voor dat meisje van Claudius.”
“Het is een goedkoop en ordinair schepsel,” antwoordde Emelia. Er lag een afkeurende, ietwat verbaasde blik op haar gezicht toen ze haar patroon en zijn echtgenote nieuwsgierig aangaapte en vroeg: “Waarom denken jullie dat Aivas gevoelens heeft voor die troela?”
Toen Marcus Serra ’s ogen die van haar kruisten, lag er achterdocht in zijn vorsende donkere blik. “Omwille van iets aardigs dat hij voor dat meisje gedaan heeft. Zomaar… Zonder haar er iets voor in de plaats te vragen,” antwoordde hij kortaf. “Zou je Aivas van zo ‘n kans beroven, Emelia? Wat als die vrouw hem als man wil nemen? Julia is een Romeinse… Zo ‘n huwelijk boven zijn stand zou een fantastische zaak zijn voor die Ciliciër! En wie weet is Aivas ook verliefd op dat meisje?”
“Daar geloof ik niets van,” zei Emelia koppig. “En hoe kan hij nu met die vrouw trouwen als hij mijn slaaf is? Zoiets is toch onmogelijk?”
“Niet helemaal onmogelijk, liefje,” merkte Sikhef op. “Er zijn twee mogelijkheden om een dergelijk huwelijk mogelijk te maken, maar geen van beide is mogelijk zonder jouw expliciete toestemming.”
Emelia ‘s hoofd bonkte en haar keel voelde droog aan. “Wat voor een toestemming bedoel je, Sikhef?”
“Marcus is naar de districtbestuurder geweest en hij heeft een vindicta en een kap voor Aivas meegebracht,” antwoordde Sikhef rustig, terwijl ze Emelia de houten staf en de leren kap liet zien. “Maar de beslissing is aan jou, Emelia… We hebben vooraf afgesproken dat we jou tot niets zouden dwingen. Aivas is jouw slaaf en meesterknecht en daarom ook jouw verantwoordelijkheid.”
Emelia verstijfde. Ze beefde van verlangen en moest zich bedwingen om de staf en de kap van de vrijheid niet al te gretig uit Sikhefs uitgestoken hand te rukken. Ze had gedacht dat het vreselijk moeilijk zou worden om haar plan ten uitvoer te brengen, maar Fortuna lachte haar toe!
“Als Marcus die vindicta speciaal voor Aivas is gaan ophalen dan zal ik hem gebruiken ook,” zei ze, op een beheerst toontje. Haar gezicht had een onderdanige en eerbiedige uitdrukking aangenomen toen Aivas en dokter Seirios de winkel binnen kwamen, maar van binnen juichte ze. Elke vezel van haar jonge lichaam was doordrongen van het euforisch gevoel dat haar hart sneller deed slaan en haar wangen liet blozen. Sikhef en Marcus hadden haar zojuist de toestemming gegeven om Aivas zijn vrijheid te schenken! Wat zei ze? Toestemming? Nee! Ze hadden haar bijna gesmeekt om haar verrukkelijke minnaar de vrijheid te schenken. Al wat ze nu nog hoefde te doen was hem die dwaze kap op zijn hoofd te plaatsen en hem met die houten stok aan te raken. Want elke onvrije man of vrouw die door zijn of haar meester met de vindicta werd aangeraakt, was geen slaaf meer, maar een vrije burger.
Zodra de dokter en Aivas in de kamer binnenkwamen, viel het Sikhef op dat er zich een verandering voltrok in de manier waarop Emelia zich gedroeg. Ze zag een schittering in de ogen van het meisje die haar nooit eerder was opgevallen. En hoewel de jonge vrouw dit probeerde te verbergen achter een houding van onverschilligheid, ontging het Sikhef niet dat Emelia gretige blikken wierp op de vindicta waarmee Marcus en zij de Cilicische man zijn vrijheid zouden kunnen terugschenken. Opeens begon het Sikhef te dagen. Dus daarom hadden zij en Julia ruzie met elkaar… Emelia beschouwde de dochter van de pottenbakker als een rivale, een concurrente! Daarom had ze Aivas verboden om dat meisje te ontmoeten tijdens de weinige vrije momenten die hij had.
Ja, Emelia was verliefd aan het worden op haar meesterknecht… Dat verklaarde haar vreemde gedrag tegenover Julia en haar ongeloof toen Marcus het over een eventueel huwelijk tussen die vrouw en Aivas had gehad. Emelia had gewoonweg niet willen aanvaarden dat Aivas wel eens gevoelens zou kunnen hebben voor iemand anders dan zij. Terwijl Sikhef dit allemaal overdacht wierp ze steelse blikken op Aivas, Marcus en Emelia.
“Marcia, wil je iets voor mij doen, liefje?”
“Ja, mama?”
“Neem jij Aivas mee naar het atelier, Marcia? Je vader en ik willen even met Emelia praten.”
Marcus staarde zijn echtgenote nieuwsgierig aan en merkte Emelia ‘s verwarring niet eens op. Het was nochtans overduidelijk dat het wegsturen van Aivas niet naar Emelia ‘s zin was. Ze keek Sikhef verbaasd aan en vroeg: “Waarom mag Aivas er niet bij zijn als we over zaken praten, Sikhef?”
“O, maar dat mag Aivas zeer zeker wel!” Er speelde een geheimzinnige grijns om Sikhefs lippen toen ze Emelia ‘s verbaasde gezichtje bekeek. “Maar ik heb toch niet gezegd dat we het over zaken zouden hebben, of wel soms?”
“Nee, dat is waar,” gaf Emelia toe, terwijl ze met lede ogen toekeek hoe Marcia haar Aivas naar het atelier begeleidde. Ze begon zich zorgen te maken over Sikhefs vorsende blikken en de manier waarop die haar zat op te nemen. “Wat is er, Sikhef? Je kijkt me aan alsof je een spook gezien hebt, joh! Je maakt me bang! Waar wilde je het dan over hebben als het niet over zaken gaat?”
Sikhef grinnikte en schonk Emelia een fijn glimlachje. “O, maar ik heb een spook gezien, meisje… En het is heel gemeen spook, dat kan ik je wel vertellen!” Toen zowel Emelia als Marcus haar onbegrijpend aanstaarden, proestte ze het uit en zei: “Geen vrouw die dat niet herkent, Emelia… Je bent jaloers! Ja, je moet niet zo verongelijkt kijken, lieverd! Ik heb daarnet wel gezien hoe je naar Aivas keek toen hij hier met dokter Seirios naar binnen liep… Ik geloof dat je verliefd aan het worden bent op die knappe Ciliciër van je! En dat is de enige reden waarom je die arme man verboden hebt om zijn vriendinnetje Julia nog te zien. Daarom kan je dat meisje niet uitstaan!”
Emelia voelde het bloed naar haar hoofd stijgen, ze wist niet of ze nu verontwaardigd of bang moest zijn. Ze wilde Sikhef toeschreeuwen dat Julia Aivas’ vriendinnetje niet was! Dat zij Aivas’ geliefde was, zij en niemand anders! Maar dat kon ze niet. Ze mocht vooral niet in paniek raken! Oké, Sikhef had een blik opgevangen die niet voor haar bedoeld was geweest, maar ze had alleen maar vermoedens, meer niet. Sikhef leek te denken dat de verliefdheid die Emelia voor Aivas voelde nog door niemand anders was opgemerkt, zelfs niet door Aivas zelf.
Sikhef zag de verwarring en angst van haar jonge vriendin, want Emelia ‘s ogen waren groot geworden. De donkere blos op de wangen van het meisje vertelden haar dat ze het bij het rechte eind had gehad. Dat arme kind was verliefd geworden op haar slaaf...
“Emelia? Voel jij je wel goed, kindje?” Sikhef legde haar hand zachtjes op Emelia ‘s schouder en keek haar een beetje schuldig aan. “Het was zeker mijn bedoeling niet om je uit te lachen, hoor! En je hoeft je niet te schamen over jouw gevoelens voor Aivas ook niet, ten slotte heeft hij zijn uiterste best gedaan om jouw handelszaak weer helemaal te laten opbloeien… Bovendien is hij een knappe jongen en voor een slaaf bezit hij veel kwaliteiten.”
Dit gezegd zijnde, keek ze Emelia opbeurend aan en wierp een snelle blik opzij naar Marcus, die er maar beteuterd bijstond. “Maar nu is de tijd gekomen om Aivas te laten gaan, meisje,” legde ze uit. “Je moet hem vrijlaten of hem verkopen. Uiteraard kan hij hier wel blijven werken als je hem dat toelaat, maar Julia houdt van hem en ze is een goede partij voor die jongen. Zij en haar vader zullen hem zeker van je kopen als je hem zijn vrijheid niet wilt schenken.”
Marcus Serra viel zijn vrouw meteen bij. “Sikhef heeft gelijk, Emelia,” zei hij vriendelijk. “Wij begrijpen de gevoelens van verliefdheid die je misschien voor die man voelt, maar het is beter dat je zulke gedachten snel uit je hoofd zet. Voor jou is die Cilicische rebel echt niet goed genoeg. Geloof me, voor jou vinden we nog wel een Romeinse edelman met een naam en een titel. Wist je trouwens dat de jongste zoon van praefectus Linus helemaal weg van je was, Emelia? Cyrus heeft een roemrijke naam en alle connecties om het ver te schoppen als quaestor. En toch heb jij hem ook veel te bieden, kindje.”
“O ja? Wat heb ik hem dan te bieden, Marcus?” Emelia maakte een weids gebaar met haar armen en haar stem klonk bitter toen ze zei: “Nee, je hoeft het niet voor me uit te spellen, ik weet het zelf ook wel. Ha! Mijn geld en mijn lichaam! Dát is wat ik Cyrus Valerius Linus te bieden heb.”
Marcus” gezicht versomberde terwijl hij van Emelia naar zijn echtgenote keek en een diepe zucht slaakte. “Als jij je verantwoordelijkheid niet neemt, Emelia,” zei hij, met een stem die laag en dreigend klonk. “Als jij dat niet doet, dan zullen Sikhef en ik het voor jou moeten doen, meisje...”
Dat was het ogenblik waarop dokter Seirios besloot in te grijpen. De bezorgdheid van heer Serra en zijn echtgenote, daar kon hij mee leven, maar toen die ijzervreter van een Romein Emelia begon te bedreigen vond de arts het welletjes.
“Zo is het wel genoeg, heer Serra,” zei Seirios, op dezelfde ferme toon die hij voor zijn moeilijkste patiënten bewaarde. “Het is toch niet nodig om Emelia te bedreigen… Iedereen hier aanwezig heeft Emelia ‘s ouders gekend en liefgehad en we zijn haar vrienden!”
Marcus” boosheid sloeg om in vergevingsgezindheid. Hij draaide zijn gezicht haar kant uit en schonk haar een ongemakkelijke glimlach. “De dokter heeft gelijk, Emelia,” zei hij. “Vergeef me als ik bedreigend overkwam. Sikhef en ik hebben het beste met je voor, echt waar…”
“O, maar dat weet ik wel, Marcus,” antwoordde ze gerustgesteld. “Laten we Aivas en Marcia dan binnenroepen en bespreken hoe het verder moet met de handelszaak. Want dat was de reden waarom ik iedereen bij elkaar geroepen had.”
De rest van de voormiddag praatten ze over de bestellingen, de leveranciers, de werklast, de klanten en het kiese onderwerp van Aivas’ vrijlating kwam niet meer ter sprake. Pas nadat de te volgen strategie was besproken en ze het met elkaar eens waren geworden om voorlopig te consolideren en dus geen nieuwe bestellingen meer aan te nemen, realiseerde Emelia zich dat Sikhef en Marcus haar nieuwsgierig zaten op te nemen. Marcus schaamde zich nog over zijn dreigementen van die ochtend en wachtte tot zijn echtgenote het woord nam.
“Ik weet dat je het niet leuk vindt, liefje,” zei Sikhef zachtjes. “Maar je zult ook over dat andere een beslissing moeten nemen. Daarom hoeft dat niet nu meteen te gebeuren, maar deze situatie kan niet al te lang meer blijven duren. Ik hoop dat je dat begrijpt? Ik weet zeker dat Aivas het ook zal begrijpen…”
Emelia knikte en ze was zich uiterst bewust van Aivas’ brandende blikken in haar rug. Ze keerde haar gezicht naar hem toe en hun ogen ontmoetten elkaar. Heel even hielden ze elkanders blik vast en Aivas moest de neiging om haar in zijn armen te nemen onderdrukken. Emelia wist waar hij aan dacht en wat hij wilde, maar ze wendde haar blik af. Vannacht zou ze hem alles schenken waar hij naar verlangde. Ja, ze wilde dicht tegen Aivas aankruipen en hem in haar voelen bewegen. Terwijl ze aan hun liefdesspel dacht, voelde ze hoe een warme gloed van haar borsten naar haar lendenen uitstraalde. Haar wangen gloeiden, maar ze herpakte zich en keek van Marcus Serra naar Sikhef, die er afwachtend bijstonden.
“Vanaf nu wordt er op zondag niet meer gewerkt,” zei Emelia beslist. Ze keek achteruit en staarde in een paar warme groene ogen, fonkelend van nieuwsgierigheid. “Voortaan is zondag je vrije dag, Aivas. Dan mag je wat mij betreft gaan en staan waar je wilt,” legde ze uit. “Het is niet eerlijk dat jij nooit eens een beetje tijd voor jezelf hebt. Naar wat ik van Sikhef gehoord heb, zijn je vrienden ongerust omdat ze je zo weinig zien tegenwoordig. Ik geloof zelfs dat er zijn die denken dat ik je laat verhongeren en je dag en nacht laat werken in mijn atelier.”
Aivas staarde terug, met een vragende blik in zijn ogen. Emelia kende hem goed genoeg om er de vele vragen in te lezen, maar ze deed alsof ze niets merkte van zijn onzekere blikken. Met een achteloos gebaar, richtte ze zich opnieuw tot Marcus en Sikhef. Ze trok haar wenkbrauwen op en er verscheen een uitnodigende uitdrukking op haar gezicht, alsof ze wilde zeggen: “Zijn jullie nu tevreden?”
Marcus zei niets, Sikhef ook niet, maar aan hun blikken te zien, zag Emelia dat ze wel degelijk tevreden waren. Ha! Laat ze maar denken dat Aivas op zondag naar Claudius en Julia gaat, dacht ze. Voor één keertje moet hij dat misschien zelfs echt doen, al was het maar om aan dat opzichtige schepsel te gaan vertellen dat hij niet geïnteresseerd is in wat zij hem te bieden heeft! Ja! Dat hij al iets oneindig veel beters gevonden heeft! Bij haar wangen verscheen er een lichte blos op haar huid toen ze aan de mogelijkheden van een vrije zondag dacht. Een vrije zondag voor haar en Aivas samen, wel te verstaan.
“Het is een goed idee om voor kwaliteit te kiezen,” zei dokter Seirios, zo de stilte doorbrekend. “Jullie werkten te hard de laatste tijd, dat konden jullie toch niet blijven volhouden.” Hij kuchte en glimlachte Emelia vriendelijk toe, maar toen leek hem nog iets anders te binnen te schieten. “Maar zeg eens, hoe zit dat dan met die vindicta? Gaan jullie Aivas zijn vrijheid terugschenken of niet?”
Aivas keek Emelia en Marcus nieuwsgierig, maar geduldig aan. Er was een geïnteresseerde flikkering in zijn groene ogen verschenen toen men het over zijn vrijheid had gehad. Nu moest hij een toneelstukje opvoeren en doen alsof hij en Emelia nog nooit over die mogelijkheid hadden gepraat. Hij trok een ongelovig gezicht en vroeg: “Zou je mij werkelijk vrijlaten, Emelia? Zou je dan niet bang zijn dat ik minder hard zou werken?”
Ze schoot een strenge blik in zijn richting. “Ik werk toch even hard als jij? Wat heeft dat er nu mee te maken? Niets toch?”
Helaas voor Aivas trapte Sikhef er niet in. Zij herinnerde zich de begerige blikken die Emelia op de vindicta en de kap van de vrijheid had geworpen. Ze vermoedde dat haar slimme buurmeisje iets in haar schild voerde en keek Emelia met onderzoekende haviksogen aan. “Met die vrijlating zou ik nog maar even wachten, Emelia,” opperde ze voorzichtig. Eén blik op haar echtgenoot leerde haar dat Marcus er precies hetzelfde over dacht. “Laten we eerst maar eens zien hoe de nieuwe regeling loopt. We zullen over een week of twee nog eens overleggen en dan samen een beslissing nemen, oké? Op die manier kan Aivas ook eens over zijn toekomst nadenken en zich voorbereiden op een eventuele vrijlating.”
“Ja, dat zal dan wel moeten,” zei Emelia zachtjes, wetend dat ze haar teleurstelling moest proberen te verbergen. En dat dit haar bijzonder veel moeite kostte.
De teleurstelling die Emelia had gevoeld toen haar plannetje om Aivas zijn vrijheid terug te schenken mislukt was, werd volledig teniet gedaan door de heerlijkheden van de volgende nachten die ze met haar geliefde deelde. Uit veiligheidsoverwegingen vermeden ze het om sporen achter te laten in haar slaapvertrekken. Voortaan was het Emelia die ‘s nachts naar de stal toe sloop om er zich in Aivas’ armen te laten glijden. Het was voldoende dat hun lippen elkaar kort ontmoetten om hen in vuur en vlam te zetten. Ze hield van de manier waarop Aivas haar wel leek te verslinden, eerst met zijn ogen, daarna met zijn lippen en zijn tong en uiteindelijk, met zijn warme zachte handen en zijn mannelijkheid.
Ook Aivas genoot van de verrukkelijke volmaaktheid van zijn Emelia. Als ze ‘s nachts naar zijn slaapplek kwam, slechts gekleed in een ragfijn nachthemd en met ogen die fonkelden van verlangen, dan trilde zijn hele lichaam van de spanning. Niets was opwindender dan dat dunne kledingstuk omlaag te schuiven en het heel langzaam weg te trekken van Emelia ‘s borsten. Die waren prachtig om te zien; twee zachte donkere heuveltjes met lila punten die opzwollen terwijl zijn geliefde kreunde onder zijn strelende aanrakingen. Hij wist dat ze het heerlijk vond als hij haar in zijn sterke armen nam, haar optilde en plat op zijn bed legde. Soms trok ze zelf haar nachthemd over haar heupen, maar meestal gunde ze hem het plezier om haar uit te kleden.
Ook de nacht van saturni op diës dominicus kwam ze naar zijn gedeelte van de stal. Nadat hij haar naar zijn slaapplaats gedragen had, legde Aivas haar op het bed en begon haar dunne nachtgewaad langs haar uitgestrekte lichaam omlaag te schuiven. Zijn strelende vingers zwierven over haar heupen, betastten het zachte vlees van haar dijen en aaiden langs haar knieën en slanke benen, terwijl hij het kledingstuk over haar enkels trok. Aivas wist dat dit haar ongelooflijk opwond. Op dat ogenblik was hij zelf al naakt en Emelia kon zijn lange sterke spieren zich voelen strekken onder zijn bruine huid. Ze zuchtte en reikte naar hem. Lieve hemel, hoe verlangde ze ernaar om hem diep in zich te voelen, bij haar geslacht waar het warm en vochtig was en waar het gloeide en waar ze haar hart voelde kloppen van de begeerte naar bevrediging.
Het hoogtepunt dat ze uiteindelijk bereikte was niet van deze wereld. O, dat nieuwe gevoel van onmetelijke verrukking en genot had al sinds die eerste keer Emelia ‘s verwachtingen overtroffen. Het leek wel iets te zijn dat zich in een veraf gelegen schimmenwereld voltrok, ergens waar geen andere mensen leefden dan Aivas en zijzelf. Ook Aivas bereikte zijn hoogtepunt en ze had geleerd om dat aan zijn ogen te zien, of ze voelde het aan de manier waarop zijn harde, soepele lichaam zich plotseling fel opspande en dan weer ontspande waarna hij zich uitgeput en leeg in haar armen liet terugvallen.
Na afloop bleef ook Emelia dicht tegen hem aan liggen, met haar hoofd op zijn borst. Het klein beetje bloed dat ze had verloren tijdens het vrijen en de buikpijn die ze voelde opkomen wezen erop dat haar maandstonden op komst waren. Dokter Seirios had haar een middeltje gegeven voor als de krampen op hun felst waren, maar dat drankje bevond zich in het huis. Toen ze aan Aivas zei dat ze even naar het huis zou lopen om haar medicijn tegen buikpijn te halen, stelde hij meteen voor om het voor haar te doen.
“Dat is heel lief van je, mijn schat,” zei Emelia dankbaar, terwijl ze zich oprichtte en haar nachtgewaad over haar heerlijke schouders liet glijden. “Maar ik krijg je nooit uitgelegd waar het precies staat. Ik loop zelf wel even naar het huis.”
“Kom je snel terug?” Hij wierp een trage lome blik op de plek waar haar dunne nachtkleed om haar borsten spande. Aivas wist maar al te goed dat ze naar hem keek. Dat ze merkte waar hij naar aan het staren was, maar aan de fonkeling in haar amberkleurige ogen kon hij zien dat ze genoot van zijn warme hunkerende blikken.
Ze knikte en grijnsde naar hem. Daarna draaide ze zich om en liep de stal uit. Met grote passen snelde ze over de donkere binnenplaats en glipte langs de achterdeur het huis naar binnen. Pas toen ze met het kleine aarden kruikje uit haar slaapvertrekken terugkwam, hoorde Emelia de geluiden in het atelier. Er weerklonk een zacht gefluister van mannenstemmen achter de deur die van de keuken naar de winkel leidde. Haar verstand schreeuwde haar toe om naar buiten te rennen en Aivas te gaan halen. Haar geliefde meesterknecht mocht dan wel een goede lederbewerker zijn, nog niet zo lang geleden was hij een Cilicische krijger geweest die ten strijde was getrokken tegen de Romeinse bezetters van zijn vaderland. Het vergde een leeuwenmoed om het tegen de gedisciplineerde en indrukwekkende legioenen van Trajanus op te nemen. Maar haar nieuwsgierigheid weerhield haar ervan om onmiddellijk op de vlucht te slaan, in de plaats daarvan legde ze haar oor te luisteren tegen de deur.
“Heb je dat ook gehoord, Hamal? Ssst, ik hoor iets bij die deur… Die daar achter de toonbank,” zei Seth El Zhivar wijzend, terwijl hij voorover leunde en de andere man zachtjes in zijn oor fluisterde.
“Onmogelijk,” antwoordde Hamal koeltjes. “Ik heb het hele huis gecontroleerd, heer Seth. Er was niemand, alle kamers waren leeg!”
“Ik weet het,” opperde Seth knikkend. “Maar ik zou zweren dat ik daar iemand hoorde rondsluipen.” Hij haalde zijn schouders op en keek van Hamal naar de keukendeur en dan weer terug naar Hamal. “Misschien was het niets… Mmmh, of een kat of zo?”
De man die Seth bij zich had was een beroepsinbreker. Zijn vader, meester Zhivar, had die boef ingehuurd om Seth toegang te verschaffen tot de winkel van zijn grootste concurrent. Hamal kende dan weer niets van lederwerk en zou niet in staat geweest zijn om de geniale ontwerpen, prototypes en schetsen van Emelia ‘s meesterknecht te herkennen. Maar Seth kende daar alles van en hij had dan ook een zware draagtas over zijn schouder hangen.
Het linnen draagtas bevatte een schat aan informatie en kennis en dat wist Seth maar al te goed. Toen hij de toorts in zijn rechterhand omhoog stak om de ruimte voor hem wat bij te lichten, zag hij dat Hamal langzaam naar de deur achter de toonbank sloop. Seth kreeg het vreselijk benauwd en hij frunnikte zenuwachtig aan zijn masker.
“Wat ga je doen, Hamal? Ben je gek geworden,” fluisterde hij woest. “Als daar iemand is, kunnen we beter maken dat we wegkomen!” De zoon van meester Zhivar begon voorzichtig en muisstil in de richting van de ingang te schuifelen. Hij reikte naar het handvat van de winkeldeur, maar op dat moment trok Hamal de andere deur open en hoorde hij Emelia ‘s ijselijke gil door de lege winkel schallen. Bij het vage licht van zijn fakkel kon hij zien hoe de inbreker met een jonge vrouw worstelde. Zelfs de sterke Hamal had moeite met het paniekerig om zich heen schoppend meisje, misschien omdat het zo donker was. Dat moest Emelia zelf zijn, dacht Seth, terwijl hij Hamal wat bijlichtte om de man de kans te geven die meid in bedwang te houden. De spionnen van zijn vader hadden verteld dat juffrouw Emelia hier helemaal alleen woonde na de dood van haar ouders en dat de slaaf die verantwoordelijk was voor al die mooie ontwerpen niet in het grote huis, maar in de stallen sliep.
“Help! Aivas! He...” Emelia voelde er een grote hand op haar mond werd gelegd. Die ruwe hand oefende behoorlijk wat druk uit op haar zachte lippen en smoorde de rest van haar hulpkreten. Ze kon alleen maar hopen dat Aivas haar gehoord had. En als hij haar niet gehoord had, dat hij haar gauw zou missen…
Aivas miste Emelia vanaf het ogenblik dat ze de stal had verlaten en slechts gekleed in haar doorschijnende nachtgewaad over de binnenplaats was gerend. Hij was haar gevolgd tot aan de staldeur en was geamuseerd naar het deinen van haar volmaakte billen blijven staren. Daarna had hij inwendig gegrinnikt om zijn eigen ondeugende verlangens en verliefde gedachten.
De licht afgekoelde avondlucht streelde langs zijn spiernaakte lichaam, vulde zijn longen en verdreef alle slaperigheid uit zijn hoofd. Hij begon zich net af te vragen waar Emelia bleef toen hij haar hoorde gillen. Aivas reageerde meteen en als een speer schoot hij over de binnenplaats. Hij wrong zich door de achterdeur, liep de keuken in en zag het heen en weer bewegende licht van de fakkels in de winkel. Wat hij daar zag, maakte hem razend. Er stonden twee mannen in de winkel, een van hen droeg een masker voor zijn gezicht en hield een toorts voor zich uit. Die baarde Aivas niet veel zorgen, maar die andere hield Emelia dicht tegen zich aangedrukt. Hij had haar nachtkleed van haar borsten getrokken en betastte haar met zijn smerige handen. Hij was zo op Emelia ‘s boezem gefixeerd dat hij Aivas niet eens zag aankomen.
“Pas op, Hamal!” Seth schreeuwde een waarschuwing naar zijn medeplichtige, maar het was al te laat. Met een rauwe dierlijke grom wierp Aivas zich op de man die Emelia in zijn greep gevangen hield. Alle opgekropte woede en al het verdriet van zijn verleden kwam naar boven. De Ciliciër werd voortgestuwd door een woeste razernij die zijn hele wezen in bezit had genomen. O nee! Niet Emelia! Niet opnieuw, dacht hij in een flits. Die gedachte en alle andere werden gestuit door het kraken van bot, toen hij Hamal ‘s schedel verbrijzelde door de man zijn hoofd met zoveel kracht tegen de vloer te slaan dat zijn hersens er uit spatten. De inbreker was nochtans fors gebouwd, groot en minstens vijftien kilo zwaarder dan Aivas, maar de man was niet in staat geweest om zich uit Aivas’ stalen greep te bevrijden.
Emelia was bang dat haar geliefde gewond zou raken tijdens een gevecht met twee mannen tegelijk, maar die ene bij de deur maakte geen aanstalten om Aivas te lijf te gaan. Ergens begreep ze ook wel waarom hij daar met glazige paniekogen naar Aivas stond te staren. Aivas zijn sterke schouders en armen glommen van het zweet en de lange krachtige spieren en pezen van zijn rug waren opgezwollen als touwen. Alles aan zijn harde lenige lichaam verried een grote kracht en soepelheid en zijn gezicht vormde een masker van moordlust.
Maar Emelia nam geen risico’s. Je kon maar nooit weten of die lange slungel bij de deur één of ander wapen onder zijn kleding verborgen hield. “Voorzichtig, Aivas! Er is er nog één,” riep ze waarschuwend, terwijl ze naar de voordeur gebaarde.
Daar stond Seth El Zhivar met wijd opengesperde ogen te kijken naar het afschuwelijkste tafereel dat zijn ogen ooit aanschouwd hadden. Die naakte wildeman had Hamal met zijn blote handen dood geslagen! De hele vloer zag nat van het kleverige bloed en Hamal ‘s hersenweefsel. O god…, hij moest hier zo snel mogelijk vandaan! De angst voor die waanzinnige slachter gaf Seth vleugels. Hij opende de deur, stapte naar buiten en zette het op een lopen. Hij hoopte maar dat niemand zijn gezicht had kunnen zien… Pas twee huizenblokken verder hield hij even luid hijgend halt om te zien of iemand hem gevolgd was. Gelukkig bleek dat niet het geval.
“Allemachtig, Aivas,” zei Emelia geschrokken. “Ik geloof dat je die schurk gedood hebt.” Ze probeerde haar ademhaling onder controle te krijgen, maar dat lukte haar niet al te best. Ze zoog haar adem in en wachtte tot Aivas weer bij zinnen kwam. Zijn ogen gloeiden nog na toen hij eindelijk weer zichzelf werd en haar bezorgd gadesloeg. Zijn blik gleed omlaag naar het bloed op haar nachtgewaad.
“Lieve hemel, Emelia… Je bent gewond…, je bloedt! Gaat het wel? Die schoft heeft toch niet…”
Haar ogen vlogen wijd open en ze keek zorgelijk naar beneden. “Nee. Nee, hij heeft er de kans niet voor gekregen,” antwoordde ze, met een stem die zacht en geruststellend klonk. “Ik ben niet gewond, mijn lief! Het zijn mijn maandelijkse bloedingen die begonnen zijn. Daarom kwam ik ook dat pijnstillende drankje halen,” legde ze uit. “Ik had al zoiets verwacht.”
Met een blik op het lijk van de inbreker vroeg Aivas: “Wat nu, Emelia? Moet ik Marcus Serra gaan halen?”
Ze knikte van ja en forceerde iets wat voor een glimlach moest doorgaan. “Mmmh, we zullen niet anders kunnen, maar we moeten eerst iets van kleren aantrekken, Aivas.” Haar lichtbruine ogen waren nu gevestigd op Aivas’ mannelijkheid en toen hij zag waar ze naar keek, boog hij zich naar haar toe en hij sloot haar in zijn sterke armen.
“Je beeft, mijn lief,” fluisterde Aivas bij haar oor.
“Marcus koestert al verdenkingen over ons,” zei Emelia zachtjes. “We moeten zorgen dat we hem allebei hetzelfde verhaal vertellen. We moeten aan alles denken, Aivas… Ah, stel dat hij in mijn kamer gaat…, mijn bed mag er niet onbeslapen uitzien.”
“Rustig maar, Emelia,” zei Aivas sussend. “Het komt wel in orde, lieverd.”
Emelia voelde zijn adem over haar hals strijken en legde haar hoofd op zijn brede schouder. Er liep een traan over haar wang, maar ze kon met geen mogelijkheid zeggen waarom ze moest huilen. Het was alsof ze iets voorvoelde van de bedreigingen die hen beiden nog te wachten stonden. Alsof ze wist dat hun liefde weldra zwaar op de proef zou gesteld worden. Veel zwaarder dan ze ooit hadden durven denken.
Marcus” onderzoekende blik gleed omlaag naar het lijk van de inbreker dat naast de toonbank lag. Met de punt van zijn voet duwde hij het massieve lichaam van de boef op zijn kant. Het benige, bleke gezicht van de man kwam hem niet bekend voor. Nadat een spierwitte en zichtbaar aangeslagen Emelia hem het hele verhaal had gedaan, liet Marcus Sikhef bij zijn aangenomen dochter achter terwijl hij Aivas meenam naar de stal om de meesterknecht apart te ondervragen. Toen die Emelia ‘s relaas van de feiten bevestigde, keerden beide mannen terug naar de keuken waar Emelia en Sikhef op hen zaten te wachten.
“Ik zal de autoriteiten verwittigen en het lijk laten ophalen,” zei hij kalm. “Dat zal wel wat tijd in beslag nemen want het is de diës dominicus. Misschien kan Aivas alvast een inventaris maken van de gestolen goederen?” Hij glimlachte zijn echtgenote toe en vroeg: “Blijf jij bij Emelia, liefste? Straks komt Marcia je aflossen.”
“Ja, natuurlijk,” antwoordde Sikhef.
Deel 6
In de rijkste wijk van de stad, op een steenworp van het Forum, wekte een doodsbange Seth zijn vader uit een diepe slaap. Zhivar knipperde met zijn oogleden en staarde recht in de grote paniekogen van zijn mislukkeling van een zoon. Er was blijkbaar weer het één en ander misgegaan en voor de zoveelste keer rouwde Zhivar om het heengaan van zijn eerstgeborene. Seths oudere broer had alle goede eigenschappen van zijn vader geërfd en die dwaze Seth geen één. Waarom was het zijn oogappel geweest die had moeten sterven? En opnieuw vervloekte Zhivar de goden die hem van de verkeerde zoon hadden beroofd! De jongen begon te spreken en onderbrak zijn bittere gedachten.
“Die… Die meid heeft ons betrapt, papa,” stamelde hij angstig. “Toen riep ze haar slaaf en die raakte helemaal uitzinnig van woede omdat Hamal die meid aan het bepotelen was. Bij Osiris! Hij was spiernaakt toen hij naar binnen kwam gestormd en hij heeft Hamal met zijn blote handen dood geslagen!”
“Heeft iemand jou gezien?” Voor Zhivar was dat op dit ogenblik het enige wat er écht toe deed en hij wachtte gespannen Seths antwoord af.
“Nee, papa. Ik droeg een masker en ik ben gevlucht terwijl die geweldenaar met Hamal bezig was. Ah, de ontwerpen en schetsen heb ik bij me.”
Zhivar slaakte een luide zucht van opluchting. Dan had die stomme idioot toch iets goed gedaan, dacht hij mokkend. “Verdomme! Hoe is het mogelijk,” vloekte hij luid op. “Hamal was een beroeps! Hoe heeft hij zich zo gemakkelijk kunnen laten verrassen? Ik begrijp er niets van…”
“Wij begrepen het ook niet, papa. Hamal had het hele huis gecontroleerd en er was niemand. Alle kamers waren leeg en we dachten dat het meisje niet thuis was, maar toen stond ze daar plotseling bij een van de deuren te luistervinken.” Seth rolde met zijn ogen en zuchtte luid. “Wat Hamal deed was natuurlijk verkeerd, maar die meid was zo goed als naakt.”
“Droeg ze lichte nachtkleding dan?”
Seth knikte. “Ja, papa. Een dun nachtgewaad, meer niet.”
“En die slaaf van haar was binnen enkele tellen bij jullie om haar uit Hamal‘s klauwen te bevrijden?”
Seth knikte opnieuw. “O ja! Hij leek wel een wild beest zoals hij zich grommend en naakt op Hamal stortte!”
“Maar begrijp je het dan niet, jongen?” riep Zhivar uit. “Emelia was bij haar slaaf… Daarom was het huis leeg en daarom was haar bed onbeslapen. Die meid sliep met haar slaaf! Nogal logisch dat die kerel zo woedend werd op Hamal. Ha! De slaaf die haar zoveel rijkdom heeft bezorgd, is ook haar minnaar.” Zhivar grijnsde zijn zoon toe. “Ik geloof dat ik een idee heb, mijn zoon. Een idee dat ons veel geld gaat opleveren, aha!”
“O ja? Hoe dan, vader?”
Zhivar grinnikte en zei: “Dat vertel ik je morgen allemaal, jongen. Ga jij nu maar wat slapen want ik wil dat je goed uitgerust bent. Dat zal nodig zijn om mijn plan te laten slagen…”
De volgende dag verliep rustig. Zhivar legde zijn plannetjes uit aan Seth en aan de andere kant van de stad werkten de nietsvermoedende Aivas en Emelia samen met Marcia en haar ouders aan het opknappen van de winkel en het atelier.
De inbrekers hadden behoorlijk wat schade aangericht, iets wat vragen opwierp bij Marcus Serra. Hij begreep niet goed waarom Emelia die twee schurken niet veel eerder had gehoord, maar hij hield zijn gedachten voor zich omdat het arme kind er zo overstuur uitzag. Er was nog tijd genoeg voor een diepgaander onderzoek naar deze zaak. Rond de middag werd het lijk van de inbreker weggehaald en even later kwam ook dokter Seirios een handje helpen. Omstreeks drie uur ‘s middags waren alle sporen van de nachtelijke inbraak weggewist. Sikhef, Emelia en Marcia begonnen aan de bereiding van het diner, een feestmaaltijd van vlees, vis, fruit en groenten, die opgediend werden met versgebakken brood en een scherp, donkerrood bier.
Er heerste een stemming van opluchting, dankbaarheid en vriendschap tijdens de maaltijd en erna. Iedereen was blij dat er niets erger gebeurd was en dat zowel Emelia als Aivas ongedeerd uit die nachtelijke inbraak was gekomen. Het was al donker toen Emelia ‘s gasten zich naar hun eigen woning begaven.
Aivas legde een hand op haar schouder en wachtte tot ze zich naar hem omdraaide. “Het is nog vroeg, maar je ziet er doodmoe uit, liefste,” zei hij zachtjes. “Kom, laten we gaan slapen.”
“Slapen?” Ze zuchtte, sloot haar ogen en wreef met haar vingers over haar gesloten oogleden. “O ja, ik verlang ernaar jouw armen om me heen te voelen, Aivas. Mmmh, om lekker dicht tegen je aan te kruipen.”
Een uur later bonsde meester Zhivar op de deur van de Serra's. Marcia opende de deur en keek de rijkelijk geklede man vragend aan. “Ja, mijnheer? Wat kan ik voor u doen?”
“Ik zou graag een woordje met uw vader spreken, meisje,” antwoordde de man vriendelijk. “Mijn oprechte excuses voor het late uur, maar het is belangrijk.”
“Wie is daar aan de deur, Marcia?” De luide stem van Marcus Serra klonk zacht, maar dwingend. Het was de stem van een man die zich door niemand laat overbluffen, dacht Zhivar. Hij zou deze man voorzichtig moeten aanpakken. Heel voorzichtig…
“Ik heet Zhivar, meisje,” zei hij, voor dat het meisje de kans kreeg om hem naar zijn naam te vragen. “Ik ben meester Zhivar en hoofd van de familie Zhivar in Aegyptus.”
“Een mijnheer Zhivar, papa,” schreeuwde Marcia terug, terwijl ze een nieuwsgierige blik wierp op de goedgevulde draagzak uit grof geweven linnen die aan de man zijn voeten stond. Maar deze keer liet het antwoord van haar vader even op zich wachten. Zijn stem klonk heel wat minder zacht toen hij riep: “Laat hem maar binnen, kindje. Ik kom eraan.”
Marcus Serra ontving de heer Zhivar in de eetkamer, een van de mooiste en meest ruime vertrekken van zijn huis. Ze namen plaats aan de massieve langwerpige eettafel en Marcus trok grote ogen toen Zhivar de inhoud van zijn linnen draagtas over de tafel uitspreidde.
“Maar… Maar dat zijn Emelia‘s gestolen eigendommen,” zei Serra stamelend, terwijl hij de schitterende toonzaalmodellen en de papyrus rollen bekeek. “En die schetsen… Dat zijn Aivas’ tekeningen en ontwerpen!” Hij keek op en zijn blik boorde zich in de fletse grijze kraaloogjes van meester Zhivar. “Hoe kom jij daaraan, kerel?”
“Rustig maar, heer Serra,” zei Zhivar kalmerend. “Ik heb deze draagtas en de inhoud ervan deze namiddag gekocht van een beruchte dief uit de binnenstad. Ik begreep meteen dat deze stukken maar op één plek konden gestolen zijn.” Zhivar wachtte een seconde of twee en liet zijn stem zakken toen hij zei: “Ofwel heeft iemand die in juffrouw Emelia ‘s winkel werkt haar opgelicht en bestolen, ofwel is er onlangs bij uw buurmeisje ingebroken.”
“Er was een inbraak, dat is waar,” zei Marcus nors. “Gisterennacht hebben twee mannen de deur van de winkel geforceerd en het één en ander gestolen. Eén ervan heeft zijn misdrijf met de dood moeten bekopen, maar de andere ging er met de buit vandoor.”
“Ik dacht al zoiets toen deze man me aanbood om Emelia‘s zaken van hem te kopen,” zei Zhivar nadenkend. Hij neeg zijn hoofd, gebaarde naar de lederwaren op de tafel en keek Marcus Serra weifelachtig aan. “Toen ik de man vroeg of hij die spullen gestolen had, trok hij een lange dolk en zei me dat hij ze bij Emelia gestolen had. Hij noemde het meisje haar naam niet, maar ik wist meteen wie die schurk bedoelde. Al moet ik wel zeggen dat ik mijn twijfels had toen de dief beweerde dat zijn medeplichtige door Emelia ‘s man gedood werd. Ik was namelijk in de veronderstelling dat juffrouw Emelia ongehuwd was…”
Marcus verstarde en er roerde zich een spiertje bij zijn slaap. “Uw veronderstelling is correct,” zei hij lijzig. “Emelia is nog ongehuwd. Het was haar meesterknecht die een van de inbrekers heeft gedood. Aivas is haar slaaf, niet haar man.”
“Aivas?” Zhivar trok een ernstig gezicht en beet op zijn bovenlip. Daarna richtte hij zijn scherpe blik op Marcus Serra. “Die crimineel beweerde nochtans dat ze allebei naakt waren en dat er niemand in het huis was toen hij de deur forceerde. Wat leidt u daaruit af, heer Serra? En waarom zou een dief over zoiets liegen nadat hij me eerst zijn misdaad bekende?”
“Emelia en Aivas?” Marcus fluisterde hun namen en wierp een snelle blik op zijn dochter. Marcia ‘s wangen kleurden donkerrood, ze klemde haar lippen stijf op elkaar, maar haar neergeslagen ogen vertelden Marcus meer dan genoeg. Hij voelde de woede groeien in zijn borst toen hij zich realiseerde dat Emelia hem al die tijd had belogen en bedrogen. Met die onwaardige slaaf! Met een Ciliciër… Bij Mars! Als dat waar was…
“Heer Serra? Gaat het wel? Heer Serra,” zei Zhivar stilletjes. “Mijn oprechte excuses, heer... Ik vind het vreselijk dat u dit van mij moet horen. O, en ik begrijp uw woede want als dit uitlekt, zal juffrouw Emelia nooit een geschikte echtgenoot vinden.”
Marcus keerde zich met een ruk naar Zhivar en de ogen van de vice-quaestor schoten vonken. “Waarom zou dit uitlekken? Wie heeft er baat bij dat de eer van Emelia besmeurd wordt?”
“Niemand, heer,” antwoordde Zhivar voorzichtig. “Maar… Ah, om de eer van die laaggeboren man die zij tot haar meesterknecht heeft gemaakt, geeft niemand niets. Persoonlijk geloof ik dat die inbreker de waarheid heeft gesproken, hoe vreemd het ook lijkt om zo ‘n man op zijn woord te geloven.”
“Je praat in raadselen, kerel,” zei Marcus boos. “Zeg me gewoon waar je op uit bent!”
“Ik wil die slaaf,” zei Zhivar droog. “Verkoop mij die jongeman voor de eerlijke prijs van honderd Denarius en dan beschouw ik de hele zaak als afgedaan. Dan doe ik alsof ik nooit iets over Emelia's misstap gehoord heb...”
“En wat als we Aivas niet aan jou willen verkopen?”
“Dan vrees ik dat er weinig over zal blijven van het arme kind haar reputatie, heer Serra. De hele stad zal weten dat Emelia ‘s nachts onder haar slavenhond ligt te kreunen en te kronkelen.”
“Jij… Jij smerig ongedierte,” zei Marcus razend. “Dat is chantage!”
“Ja, dat is het zeker.” Meester Zhivar grijnsde triomfantelijk. Hij liep naar de deur, maar draaide zich nog een laatste keer om en keek Marcus Serra recht in de ogen. “Breng de jongeman morgenochtend naar mijn werkplaats, dan zal ik u het afgesproken bedrag betalen, heer Serra. De verloren eer van uw mooie pupil zal dan ons kleine geheimpje zijn.”
Marcus snoof woedend en balde zijn handen tot vuisten. Liefst wilde hij die verraderlijke rat de nek omdraaien, maar hij stond machteloos tegenover de man zijn scherpe tong. Achter hem hoorde Serra zijn dochter luidkeels protesteren tegen het voorstel van Zhivar. Ook zijn echtgenote was er bij komen staan. Sikhef keek toe hoe haar echtgenoot de deur achter Zhivar liet dichtvallen en zich naar Marcia omdraaide. “Jij wist hiervan, is het niet? Ja! Ik zie het aan je gezicht, meisje. Zeg maar niets meer, je leugens staan erop gebeiteld!”
“Wat ga je doen, papa? Je gaat Aivas toch niet aan die gemene kerel verkopen?”
“Ik heb weinig keus, kindje,” antwoordde Marcus kil. “Nu moet ik redden wat er nog te redden valt. Anders vind ik nooit een man voor die kleine bedriegster. Bij Mars! Met die slaaf nog wel! Het is niet te geloven.” Hij vloekte luid en draaide zich om naar de deur.
“Wat ga je doen, lieverd? Doe alsjeblieft geen domme dingen,” zei Sikhef zachtjes.
Haar stem kalmeerde Serra al een beetje, maar niet helemaal. Hij wendde zijn hoofd naar zijn vrouw en zei: “Ik ga kijken of die schoft van een Zhivar de waarheid spreekt, dat ga ik doen. Ik moet het weten… Probeer het niet om mij tegen te houden, vrouw!”
Marcus Serra beschikte over een sleutel van Emelia ‘s winkel waarmee hij geruisloos binnen geraakte. Hij hield zijn adem in en sloop door de keuken naar de slaapvertrekken die daarachter lagen. In Emelia ‘s oude kamer lag niemand, in die kamer rook het muf en hij concludeerde hieruit dat er hier al wekenlang niemand meer geslapen had.
Hij schuifelde door de gang en opende de deur naar Emelia‘s vertrekken. Ook de slaapkamer die eens aan haar ouders had toebehoord, zag er leeg en verlaten uit. Hij sloop naar binnen en zag dat het bed leeg was. De dekens lagen kriskras door elkaar en het onderlaken was omgewoeld, maar van Emelia vond hij geen spoor. Dat betekende dat ze in de stallen achter het huis moest zijn. Zhivar had dus niet gelogen… Ze sliep met haar meesterknecht. Marcus voelde zijn woede en verbittering groeien, maar aan de andere kant kon hij het verdriet en de nood aan liefde die Emelia moest voelen heel goed begrijpen. Hij had haar ouders ook gekend en dat waren hard werkende, fijne mensen geweest. Het verlies dat Emelia geleden had, was onbeschrijflijk, dacht Marcus. Het was de schuld van haar meesterknecht, die had het recht niet om op zo ‘n onfatsoenlijke manier misbruik te maken van dat jonge meisje haar verdriet.
Dit allemaal overdenkend, sloop Marcus Serra de binnenplaats over, duwde de staldeur voorzichtig open, wurmde zich naar binnen en spitste zijn oren voor de geluiden die zich aan hem opdrongen.
Ergens achteraan brandde een olielampje en voetje voor voetje sloop hij dichter naar het schijnsel toe. Hoe dichter hij de lichtbron naderde, hoe beter hij de geluiden kon horen. Hij herkende de geluiden van ingehouden kreetjes, gekreun en het smakkende geluid van hun lippen. Toen Marcus hen dicht genoeg genaderd was, zag hij hen. Emelia zat schrijlings op haar meesterknecht zijn middel en Marcus zag hoe ze die ondankbare slavenhond bereed. Hij staarde vol ongeloof naar Emelia ‘s volmaakte ronde billen met de schattige kuiltjes erboven. Op en neer deinden die billen terwijl het meisje zacht kreunde. Opeens realiseerde Marcus zich dat Emelia geen meisje meer was. Ze was een vrouw geworden en een mooie ook. Er was geen tijd meer te verliezen, hij snel een geschikte echtgenoot voor haar moeten vinden! Maar nu hield hij zijn adem in en schudde zijn hoofd bij wat hij zag. Die slaaf streelde Emelia ‘s borsten en fluisterde haar woordjes toe. Woordjes die Marcus niet kon horen van waar hij stond.
Serra schuifelde voorzichtig achteruit, de stal uit. Marcus wilde niet dat ze hem hoorden. Hij herinnerde zich de wijze woorden van zijn vrouw toen die hem influisterde om geen domme dingen te doen. Morgen zou hij terug komen, maar niet alleen. En hij zou wachten tot Emelia weg was alvorens die wellustige meesterknecht van haar aan Zhivar over te leveren. Marcus hield van zijn pleegdochter en hij wilde niet dat ze zag hoe die slaaf van haar werd weggevoerd. Ze had al genoeg geleden, dat arme kind. Ja, hij zou er alles aan doen om Emelia‘s eer en reputatie te beschermen, maar hij wilde haar niet teveel pijn doen. Marcus kon alleen maar hopen dat de gevoelens die ze voor die Ciliciër had gekregen, zich nog niet al te diep in haar hart zouden geworteld hebben.
De volgende dag kwamen er drie al wat oudere legioensoldaten in de winkel binnen en Marcia herkende haar vader als een van hen. Ze stond op om hem te begroeten, maar haar groet bleef in haar keel steken toen ze zag hoe grimmig zijn gezicht stond.
“Papa? Wat is er aan de hand? Je kijkt zo boos,” zei ze, op een vragend toontje. Ze schrok van de ernst in haar vader‘s stem.
“Is Emelia hier, kindje?”
“Ah,… Nee, papa. Ze brengt Romulus naar de weide. Waarom?”
Marcus gaf de twee mannen een wenk en gebaarde in de richting van het atelier. Ze vonden Aivas op zijn gebruikelijke plek, links achteraan in de hoek van het atelier. Hij was druk aan het werk en keek vreemd op toen er plotseling twee Romeinse soldaten voor zijn werktafel stonden.
“U kunt uw bestelling plaatsen in de winkel, heren,” zei hij vriendelijk glimlachend. Hij wierp een blik op de bleek geworden Marcia die vanuit de winkel naar hen stond te kijken. “Marcia zal u met graagte verder helpen.”
“Mijn mannen komen niet voor een bestelling, Aivas,” zei Marcus Serra koeltjes. Hij was achter zijn soldaten komen staan, keek Aivas recht in zijn ogen en vervolgde beschuldigend: “Ik weet het van jouw nachtelijke escapades. Efrain en Drikus zijn oude strijdmakkers en mijn twee beste vrienden, hen kan ik Emelia ‘s geheim toevertrouwen, maar voor jou eindigt het hier en nu.”
“Dus je weet het van Emelia en mij,” zei Aivas. Met veel inspanning wist hij zijn beheersing te bewaren, hij bleef rustig aan zijn werkbank zitten en hield zijn stem vlak en kalm. “Maar weet je ook hoeveel wij van elkaar houden?”
Marcus schudde zijn hoofd. “Dat is niet van belang, knul. Het enige wat nu telt is Emelia‘s reputatie. Ik hoop dat je mijn standpunt begrijpt en rustig met ons meekomt. Ik beloof je dat we jou geen kwaad zullen doen, maar het is voor iedereen beter dat je rustig met ons meekomt.”
“Emelia komt zo meteen terug. Ze is alleen maar eventjes naar de weide,” zei Aivas, zijn stem trilde lichtjes en zowel Marcus als de soldaten voelden de spanning stijgen. Marcus” mannen hielden hun ogen strak op het lange mes in Aivas’ hand gericht. Die jonge man gebruikte het mes om dikke repen zoolleer mee te snijden en het was niet moeilijk om je voor te stellen hoe scherp dat ding wel was.
“Ik ga nergens naartoe zonder Emelia,” zei Aivas vastberaden. Zijn vingers klemden zich stevig rond het handvat van zijn mes. “Emelia heeft me gekocht en zij is de enige die me kan bevelen om hier weg te gaan. Als Emelia me zegt dat ik met je mee moet, dan zal ik dat doen,” voegde hij er aan toe. “Anders blijf ik hier.”
Marcus Serra had gehoopt dat zoiets niet nodig zou zijn geweest, maar omdat Aivas een scherp vilmes in zijn hand geklemd hield, had de vice-quaestor geen andere keus dan de jongen te laten zien dat het hem menens was. Hij trok zijn korte legioenzwaard uit de schede en Drikus en Efrain volgden zijn voorbeeld.
“Dit spijt me werkelijk, Aivas,” zei Marcus schor. “Maar je hebt geen keuze in deze zaak. Denk toch eens aan Emelia, jongen! Er zijn mensen die haar goede naam door het slijk zullen halen als jullie hiermee doorgaan… Vooruit, doe niet zo dwaas en kom met ons mee.”
Aivas schudde zijn hoofd. “Ik denk juist aan Emelia,” sprak hij bitter. “Ik denk aan niemand anders.”
Marcia had niet gehoord wat er gezegd was, daarvoor stond ze te ver van de mannen af, maar plotseling zag ze haar vader en zijn soldaten met getrokken zwaarden tegenover Aivas staan. Ze slaakte een verschrikte kreet en schoot het atelier in. “Wat doe je papa? Zijn jullie gek geworden? Laat Aivas met rust,” gilde ze, terwijl ze beschermend voor Aivas’ werkbank ging staan.
“Ga opzij! Ik wil niet dat jij je hiermee bemoeit, Marcia! Dit is een zaak van volwassen mensen.” Marcus' stem klonk streng en liet weinig ruimte voor tegenspraak, maar Marcia bleef staan waar ze stond en haar ogen schoten vonken. Toen zijn ongehoorzame dochter niet reageerde op zijn bevel en hem de weg bleef versperren, verscheen er een diepe rimpel op Marcus' voorhoofd.
“Gehoorzaam je vader, dom kind,” snauwde hij woest. Hij greep haar arm beet en duwde haar ruw opzij. Ze struikelde over een laag voetenbankje links van Aivas’ werktafel, schrok en viel achterover.
Ondertussen was Aivas recht gesprongen, hij had van de verwarring gebruik gemaakt en zich in de hoek opgesteld zodat zijn flanken gedekt werden. Hij had een gevechtshouding aangenomen waarbij hij zijn armen in een vreemde hoek voor zich uithield, een houding die Marcus deed denken aan de Griekse worstelaars. Maar toen hij zag dat de jongen zijn scherpe vilmes op de werkbank had laten liggen, gaf hij Efrain en Drikus het bevel om hun wapens op te bergen. “Die knaap wil niet goedschiks met ons meekomen, jongens,” zei hij, gerustgesteld dat er vandaag geen bloed zou vloeien. “Wie neemt het tegen hem op?”
“Laat hem maar aan mij over, chef,” antwoordde Drikus grinnikend. “Ik zal proberen van dat jongentje niet teveel pijn te doen.” De overmoedige Romein wist niet dat Ciliciërs goede worstelaars waren en dat Aivas de ongeslagen kampioen was in zijn streek. En dat in een streek waar mannen met halfwassen beren worstelden om hun grepen en worpen te oefenen.
Dus toen Drikus zich op Aivas stortte, kwam hij van een koude kermis thuis en belandde hij in minder dan een seconde in de moordende wurggreep van zijn jonge tegenstander. Twee bliksemsnelle armbewegingen van Aivas en de soldaat hing machteloos en met gebogen hoofd tussen die Ciliciër zijn ijzeren armen en zijn harde borst.
“Ach, doe ik je pijn? Als je niet afklopt, breek ik je nek, oude man,” fluisterde Aivas spottend in de Romein zijn oor. “Wat zal het zijn, geef je jouw verlies toe of kies je voor de dood?”
Drikus twijfelde er niet aan dat die man in staat was om zijn nek te breken alsof het een twijgje was. Hij slikte moeizaam, bewoog zijn rechterarm enkele centimeters opzij en tikte twee keer tegen de muur naast hem. “Ik… Ik geef het op,” zei hij hijgend.
Toen Aivas hem losliet, gaf hij de soldaat een flinke duw mee zodat hij om zich heen grijpend tussen Marcus Serra en Efrain belandde. Zijn twee kompanen vingen hem op en de donkere ogen van Marcus Serra keken geamuseerd naar Aivas. Met een duivelse grijns en een twinkeling in zijn ogen zei hij: “Je kunt goed worstelen, jongen, want Drikus is niet de eerste de beste en je liet hem kansloos. Maar het zal je niet helpen, vandaag haal ik je hier weg, levend en wel.”
Dit gezegd zijnde keek Marcus om naar Efrain en gaf ook Drikus een teken. “Twee man flank, één in het midden,” zei hij tegen zijn strijdmakkers terwijl hij doelbewust op Aivas begon toe te lopen. Zijn mannen wisten onmiddellijk wat er van hen verwacht werd. Dit was een gevechtsformatie die ze tijdens elke veldslag wel eens gebruikten wanneer de man tegen man gevechten losbarstten en ze elkanders flank beschermden met schild en zwaard in de aanslag. Maar ook met blote handen werkte de formatie prima, ze vielen Aivas samen aan, elk aan één kant terwijl Marcus recht op hem af stevende. Aivas slaagde er nog in om Efrain tegen de grond te werken en Drikus” eerste aanval af te weren, maar toen hij zich naar Marcus toekeerde, trof die zijn massieve vuist hem recht op het puntje van zijn kin.
“Bind zijn handen op zijn rug, Efrain,” zei Marcus, terwijl hij naar de bewusteloze Aivas staarde en over zijn pijnlijke knokkels wreef. Hij keek op en zag Marcia naast Drikus staan. Ze zei niets en beet op haar lip. De ogen van zijn dochter keken hem woedend aan.
“Ga je moeder halen, Marcia,” zei hij nors voor zich uit starend. “Als Emelia straks terug komt van de weide zal ze iemand nodig hebben die haar kan troosten.”
“Haar troosten?” Marcia staarde terug, met ogen donker als de donkerste nacht. “Als jij Aivas van haar afneemt, zal niets of niemand haar kunnen troosten!”
“Spreek niet over dingen waar je niets van afweet, dwaas meisje,” wees Marcus haar terecht. Met een woedend gebaar, waar ze aan kon zien dat het hem menens was, stuurde hij haar naar Sikhef. Drikus en Efrain tilden Aivas op van de vloer en sleepten de bewusteloze man naar buiten waar ze hem op Marcus” paard legden.
Na één blik op Marcia te hebben geworpen, wist Emelia onmiddellijk dat er iets niet pluis was. Ze bleef haar leermeisje nieuwsgierig aanstaren, maar toen ze Sikhef in het oog kreeg, draaide ze zich om en er verscheen een geschrokken uitdrukking op haar gezicht. “Wat is er? Waarom kijken jullie zo? Waar is Aivas?”
“Aivas is weg, lieverd,” zei Sikhef stilletjes.
“Hoezo weg? Waar heb je het over, Sikhef?”
Sikhef vouwde haar handen in haar schoot en haar ogen namen Emelia medelijdend op. “Marcus weet het van jou en Aivas, kindje. Iemand heeft jullie aan meester Zhivar verraden en die kwam het aan je vader vertellen. Hij heeft ermee gedreigd om jouw naam in de hele stad te bekladden.”
Met afschuw in haar ogen keek Emelia naar haar buurvrouw. “Meester Zhivar? Wat heeft die oude vrek met Aivas en mij te maken?”
“Hij was jaloers omdat jullie zijn klandizie stalen en onder zijn prijzen gingen,” antwoordde Sikhef, op een bedroefde toon. “Daarom heeft hij Marcus geen andere keus gelaten, Emelia… Mijn echtgenoot moest Aivas wel aan die schoft verkopen, anders had hij jouw reputatie voor alles en iedereen te grabbel gegooid!”
Emelia‘s ogen vlogen wijd open en ze werd zo wit als een laken. Ze hield haar ogen half gesloten en leunde naar voren terwijl haar handen zochten steun op de toonbank. “Mijn reputatie? Bah! Ik geef geen zier om mijn reputatie, Sikhef! Het enige waar ik om geef is Aivas,” zei ze, met een stem die hevig trilde. “Zeg me alsjeblieft dat Marcus hem niet verkocht heeft? Alsjeblieft?”
“Het spijt me,” antwoordde Sikhef triest. Ze legde een hand op Emelia ‘s schouder, maar die trok zich er onder vandaan en begon luid te snikken. Het meisje haar hele lichaam kromp in elkaar en haar schouders schokten terwijl ze haar ziel uit haar lijf huilde. Langzaam ebde Emelia ‘s allesoverheersende verdriet weg om plaats te maken voor woede. Voor een withete woede zoals Emelia die nog nooit eerder gevoeld had. Vloekend tilde ze haar hoofd op en begon Marcus en Zhivar te verwensen. Ze schold de twee mannen uit voor alles wat lelijk en vuil was en zwoor dat ze Aivas bij Zhivar zou weghalen, al was dat het laatste wat ze deed.
“Zeg niet zulke lelijke dingen, Emelia,” fluisterde Sikhef zacht, terwijl ze het jonge meisje in haar armen nam en haar teder over haar hoofd streelde. “Marcus vond het verschrikkelijk om Aivas bij jou weg te halen, maar hij had geen andere keus. Vergeet niet dat het voor Marcus en mij een schok was toen we hoorden wat Aivas en jij allemaal uitspookten achter onze rug… Waarom ben je niet eerlijk geweest, Emelia? Waarom heb je Marcia in vertrouwen genomen en mij niet? Ik had je kunnen helpen en mijn man heel zachtjes aan kunnen voorbereiden op het feit dat Aivas en jij van elkaar hielden!”
“Dus je gelooft me als ik zeg dat ik van hem houd?”
Sikhef knikte en keek zwijgend van Emelia naar haar dochter, die er wat onwennig bijstond. “Na een openhartig gesprek met Marcia, weet ik hoe de vork in de steel zit,” zei ze tegen Emelia. “Maar nu is het te laat om Marcus nog om te praten. Hij heeft Aivas al aan Zhivar verkocht en met dat geld een enorme bruidsschat neergelegd bij districtbestuurder Ambrosius. Je bent nu officieel een van de meest begeerde bruiden van Tyras, meisje.”
“Maar ik wil alleen maar Aivas zijn begeerde bruid zijn,” riep Emelia. Haar amberkleurige ogen leken wel vonken afwerpende vuurstenen. “Ik wil geen andere man dan hij! Nooit! Hoor je me, Sikhef? Nooit!”
“Ik begrijp het, lieverd,” mompelde Sikhef, en dat was geen leugen want de oudere vrouw wist hoe het voelde om iemand zo hevig lief te hebben. Ach, had Emelia haar maar vroeger ingelicht, dacht ze vertwijfeld. Dan had ze nog iets kunnen doen om het meisje te helpen, maar nu was het te laat…
Seth El Zhivar stond in de handelszaak van zijn vader toen die de Ciliciër aan hem voorstelde. De man was in ketenen, een blauwige bloeduitstorting ontsierde zijn kin en hij staarde woest voor zich uit. Hij droeg elegante sandalen, een nauwsluitende geitenleren broek en een met borduursels gestikt hemd van gelooid leer met openvallende kraag. Zijn brede schouders en lange gespierde figuur maakten een diepe indruk op Seth want hij herinnerde zich nog levendig hoe die wildeman de arme Hamal de hersens uit zijn hoofd had geslagen.
“Heb je de binnenkamer in gereedheid gebracht zoals ik je gevraagd had, jongen?”
“Ja, vader. Alles is klaar,” antwoordde Seth onderdanig. Hij wierp een snelle blik op Aivas en vroeg: “Is het voor hem? Die binnenkamer?”
Zhivar knikte zijn zoon toe om aan te geven dat dit inderdaad het geval was en duwde Aivas ruw voor zich uit. Ze liepen door een smalle gang en passeerden de grote gaarkeuken waar Zhivars keukenmeiden bezig waren met het opruimen van de resten van het ontbijt. De huishouding van meester Zhivar telde meer dan veertig slaven, ongeveer de helft daarvan zwoegde van ‘s ochtends tot ‘s avonds in zijn ateliers. Maar voor Aivas had Zhivar andere plannen.
“Deze man is een zeldzaam juweel, Seth,” zei Zhivar, terwijl hij het slot op de massieve houten deur van de binnenkamer opende en Aivas beval om naar binnen te gaan. “En zeldzame juwelen moet je in een stevige kluis bewaren want er zijn altijd kapers op de kust, jongen,” legde hij uit. “Ik heb deze slaaf duur betaald want die vrek van een Serra wilde niets van de prijs afdoen.”
Zhivar opende de blinden en het vroege zonlicht verlichtte de kleine ruimte die voortaan Aivas’ werkplaats en gevangenis moest worden. In het midden van de binnenkamer stond een zware werkbank met twee stoelen en in de hoek van de ruimte, onder het kleine venster zag Aivas een bed van gevlochten riet op een houten raamwerk met als kussen een houten hoofdsteun zoals de Egyptenaren gebruikten. Het pleisterwerk op de muren was ooit wit geweest, maar al lang vergeeld en langs de muren stonden een paar krakkemikkige kisten versierd met inlegwerk of er hingen rekken die met een dikke laag stof bedekt waren.
Zhivar vloekte luid en keek zijn zoon minachtend aan. “Ik dacht dat je alles in gereedheid had gebracht?” Hij vloekte opnieuw en zijn ogen gleden met afschuw door de vuile, bestofte kamer om zich daarna boosaardig op Seth te vestigen. “Kan ik dan niets aan je toevertrouwen? Bij alle goden van Egypte! Waarom ben ik vervloekt? Waarom hebben de goede goden mij van mijn echtgenote en mijn eerstgeborene beroofd en me alleen achter gelaten met een dwaze nietsnut van een zoon?”
“Ver… Vergeef me, vader,” zei Seth stamelend. “Maar ik… Ik… Ik dacht dat u de binnenkamer als opslagruimte wilde gebruiken! Ik had er geen idee van dat er iemand in zou gaan wonen.”
“Excuses, altijd excuses,” reageerde Zhivar bits. “Het is altijd hetzelfde met jou! Keer op keer stel je me teleur, Seth! Ik word gestraft voor mijn zonden met een onwaardige zoon.” Hij draaide zich afkeurend om en richtte zijn kleine kraaloogjes nu op Aivas. Achter hem stond een ontredderde Seth te trillen van woede en verbittering, maar Zhivar zag de woedende blikken van zijn miskende zoon niet.
“Het ziet er naar uit dat jij je vertrek zelf zult moeten oppoetsen. Dat zal je eerste werk zijn, Ciliciër,” zei Zhivar tegen Aivas. “Ik zal straks iemand sturen met schoonmaakspullen en wat beddengoed.”
Aivas’ groene ogen maten zijn nieuwe meester in het schaarse licht dat door de blinden naar binnen stroomde. Hij stak Zhivar zijn armen toe en toonde hem zijn geboeide polsen. “Met die dingen om kan ik niet werken, heer.” Daarna keek hij naar het raam met de open blinden. “Er is te weinig licht om bij te werken ook, toch voor ‘s ochtends en ‘s avonds. Ik zal lampen nodig hebben.”
Zhivar knikte. “Geduld, Ciliciër… Je zult alles krijgen wat je nodig hebt en meer! Mijn regels zijn heel eenvoudig en ze gelden voor al mijn slaven, of je haalt de quota die ik vooropstel, of je haalt ze niet. In het eerste geval krijg je eten, voldoende water en zelfs een meisje voor de nacht als je dat zou willen, maar als je de vooropgestelde hoeveelheid niet produceert, krijg je stokslagen en niets te eten.” Na dit gezegd te hebben, keerde Zhivar zich om en keek opnieuw Seth aan. “En jij mag van geluk spreken dat mijn eigen bloed ook door jouw aderen stroomt, jongen,” sprak hij, terwijl hij de jonge man neerbuigend opnam. “Want anders zou je al lang van honger omgekomen zijn.”
De twee mannen lieten hem alleen en Aivas hoorde hoe iemand de zware deur van zijn cel in het slot draaide. Want dat was het, een cel. Uit Zhivars uitleg had Aivas begrepen dat die oude man zinnens was om hem hier opgesloten te houden. Het was Aivas ook niet ontgaan dat er enorme spanningen waren tussen Zhivar en zijn zoon. Het was mensonterend hoe de meester zijn zoon vernederde in het bijzijn van een slaaf. Misschien kan ik daar gebruik van maken, dacht Aivas hoopvol.
Onderweg naar zijn werkkamer sprak Zhivar een slavin aan en beval het meisje om al het nodige naar de binnenkamer te brengen. Terwijl Seth naar de grote winkel terugkeerde, waarschuwde Zhivar de slavin dat er een geboeide man in die kamer verbleef en dat die slaaf de eerste dagen wel eens gevaarlijk zou kunnen zijn. “Het is een Ciliciër, Myrthe! Pas op je tellen en neem Cephan mee om bij de deur op je te wachten, begrepen?”
“Ja, meester,” antwoordde het meisje gehoorzaam. Ze keek op en Zhivar volgde haar nieuwsgierige blik. Hij draaide zich om en keek over zijn schouder. Het was Seth die daar kwam aangelopen en Zhivar schrok even toen hij de gespannen uitdrukking op het gezicht van zijn zoon zag.
“Vader! Vader! In de winkel! Ze is woedend, papa! Ze is in de winkel,” riep hij hijgend van inspanning.
Zhivar zoog zijn longen vol, greep zijn zoon bij de schouders beet en blafte hem toe: “Kalmeer toch, man! Wie is er in de winkel? Is het de vrouw van districtbestuurder Linus?”
Seth verbaasde zich over de krachtige grip van zijn vader ‘s oude knuisten en schudde wild met zijn hoofd. “Nee, vader. Die meid van Marcus Serra! Het is dat meisje van Hamal! Van in de winkel!”
“Houd je bek, domme idioot! Straks hoort iemand je nog,” zei Zhivar scherp, terwijl hij angstvallig om zich heen keek. Hij liet zijn stem zakken en fluisterde zachtjes: “Weet je wat er met ons gebeurt als iemand ooit te weten komt dat wij achter die diefstal zaten? Emelia is een Romeinse burgeres en zal ongetwijfeld met een hooggeplaatste Romein trouwen, daar zal haar voogd heer Serra wel voor zorgen. Wij zijn maar Egyptenaren, jongen! Inbraak en poging tot verkrachting van een Romeinse burgeres… Ze zouden ons meteen in de gevangenis werpen, al mijn contacten en al mijn geld zou daar niets aan kunnen veranderen. Wees dus voorzichtig en praat er nooit meer over, hoor je me? Met niemand!”
“Ja, vader,” antwoordde Seth angstig. Hij keek zenuwachtig naar Zhivar en zag dat zijn vader fronste. “Maar wat doen we met Emelia? Ze is razend! Ze staat in de winkel en wil haar meesterknecht van ons terugkopen…”
“Ja, dat zal wel,” gromde Zhivar. Hij lachte vals en keek hoofdschuddend naar zijn dwaas van een zoon. “Opzij, jongen! Ik zal die meid wel wegsturen.”
Emelia ‘s stem was scherp van woede. Ze keek Zhivar vol afkeer aan en eiste dat hij Aivas aan haar terug zou verkopen. “Marcus Serra mag dan wel mijn patroon zijn,” zei ze boos. “Maar hij had het recht niet om mijn slaaf aan jou te verkopen zonder dat ik daar mijn toestemming voor had gegeven!”
Zhivar zei niets en staarde de jonge vrouw kalm aan. Haar barnstenen ogen gloeiden van woede om zijn zwijgen. “Noem me je prijs, meester Zhivar,” zei Emelia. “Ik vermoed dat je Aivas met winst aan me terug zult willen verkopen, dus noem me je prijs,” herhaalde ze.
“Het is duidelijk te zien dat jij verliefd bent op die Ciliciër, dwaas meisje,” zei Zhivar minachtend. “Maar wat weet jij van liefde? Je bent veel te jong om het leven te begrijpen.” Hij grinnikte. “Je hebt geen rechten meer op die man want heer Serra heeft hem aan mij verkocht. Het was een wettige en daarom rechtsgeldige transactie.”
Emelia zei afgemeten: “En wat weet jij van liefde, oude man? Ik geloof nog minder dan ik!” Ze hief haar kin en keek van Zhivar naar Seth en dan weer terug naar de oude meester. “Je kunt er zeker van zijn dat ik niet zal rusten voor ik Aivas uit jouw klauwen bevrijd heb! Verkoop hem nu meteen aan mij terug en bespaar je de ellende die ik jou zal bezorgen als je dat niet doet!”
Zhivar snoof minachtend. “Je bent wel erg hooghartig voor een minderjarig meisje dat haar reputatie geschaad heeft door zich met een slaaf af te geven. Laat ik je waarschuwen, dom wicht,” zei hij, en zijn neus raakte nu bijna die van Emelia. “Als je niet onmiddellijk mijn winkel verlaat, dan laat ik mijn rentmeester die dekhengst van jou vandaag nog castreren!”
Zhivar liet zijn stem zakken en keek de verbouwereerde jonge vrouw spottend aan. “De taak waar ík die Ciliciër voor nodig heb, vereist een scherp verstand, een goed oog en een vaste hand, meer niet. Maar voor jou zou die slavenhond zijn waarde verliezen als ik hem liet ontmannen, is het niet?” Hij lachte Emelia uit toen hij de ontreddering op haar gezicht las.
Emelia bloosde. Ze schraapte onbehaaglijk haar keel en keek nu onzeker naar het valse gezicht van Zhivar. Het leek erop dat ze de zaak alleen maar erger maakte. Ze twijfelde er niet aan dat die duivelse man tot zulk een wreedheid in staat was en ze besefte dat ze machteloos stond tegen een schurk als Zhivar. “Mag ik hem zien? Met hem praten,” vroeg ze. “Mag ik Aivas even zien?”
“Nee.” Zhivar schudde zijn hoofd, plots was hij heel zeker van zijn overwinning. “Nee, ik wil dat je nu meteen mijn handelszaak verlaat en als je echt om het welzijn van die Ciliciër geeft, dan is het beter dat je hier nooit meer terugkomt.” Vanonder zijn borstelige grijze wenkbrauwen sloeg hij de woedende Emelia gade. Hij keurde Seth niet eens een blik waardig en vroeg aan Emelia:
“Ik wacht op uw beslissing, juffrouw?”
“Ja, ik ga al,” antwoordde Emelia stilletjes. Ze voelde de tranen achter haar oogleden prikken toen ze zich van Zhivar en zijn zoon afwendde en met een verslagen uitdrukking op haar knappe gezichtje naar buiten liep.
Aivas keek op naar de deur van zijn gevangenis toen hij iemand aan het slot hoorde morrelen. De deur zwaaide open en een meisje en een potige kerel brachten van alles naar zijn cel. Het meisje hield borstels, stofdoeken en een grote olielamp in haar handen en de man droeg de zwaardere voorwerpen naar binnen. Daarna bleef de man buiten naast de deur staan als een soort bewaker terwijl het meisje zich aan Aivas voorstelde.
“Mijn naam is Myrthe,” zei ze, met een angstig stemmetje en Aivas begreep dat dit meisje bang voor hem was. “De meester stuurt me om u te helpen met het schoonmaken van uw werkplaats.”
Hij knikte en zwijgend begonnen ze Aivas’ gevangenis schoon te maken. Het meisje schrobde de vloer en hij verwijderde het stof van de meubels en van de rekken langs de muren. Toen ze bijna klaar waren met hun poetswerk, leek het meisje over haar eerste angst heen te zijn. Ze wierp een schuchtere blik over haar schouder naar Zhivars rentmeester bij de deur, zag dat die niet op hen lette en vroeg Aivas hoe hij heette.
“Aivas,” antwoordde hij glimlachend en er viel opnieuw een onbehaaglijke stilte tot Myrthe hem in zijn levendige groene ogen keek en haar laatste beetje twijfelachtigheid opzij zette. De meester had gezegd dat deze man gevaarlijk was, maar ze zag alleen maar vriendelijkheid in zijn blik.
“Waarom wordt u hier opgesloten? Meester Zhivar heeft veel slaven, maar geen één die achter slot en grendel wordt gehouden,” merkte ze vragend op. Ze fluisterde nu: “De meester noemde u gevaarlijk, maar u ziet er niet echt gevaarlijk uit.”
Aivas moest glimlachen om haar openhartigheid. “Als jij me van mijn boeien zou bevrijden dan zou ik de man bij deur uitschakelen en proberen te ontsnappen,” fluisterde hij samenzweerderig. “Dus ja, ik geloof wel dat ik gevaarlijk ben.”
Myrthe keek met grote ogen naar hem op. Ze werd zenuwachtig en wilde weggaan, maar Aivas hield haar tegen en keek grinnikend in haar ogen. “Hé, wees niet bang, Myrthe. Ik wilde je niet bang maken. Ik probeerde alleen maar te zeggen dat ik onder valse voorwendselen aan meester Zhivar verkocht ben en dat ik zou ontsnappen als ik dat kon.”
“Ontsnappen?” herhaalde ze.
“Ja. Ontsnappen.”
Plotseling klonk de venijnige stem van meester Zhivar achter hen. “Wat hoor ik daar? Ga je mijn nieuwe slaaf helpen ontsnappen, Myrthe?”
“Nee, meester! Nee!” Verschrikt draaide het slavinnetje zich naar Zhivar om en zag hem grijnzend naast zijn rentmeester staan. Ze hield haar bevende handen smekend voor zich uit. Zhivar lachte haar uit en negeerde het meisje haar smeekbeden.
“Onnozel wicht,” sneerde Zhivar. “Je hebt er geen idee van hoeveel geld die man mij gekost heeft! Dan zou je wel weten, wat er gebeurt met iemand die hem zou helpen om uit zijn cel te ontsnappen.”
Aivas stond op en schoot een kille uitdagende blik in Zhivars richting. “Dat meisje spreekt de waarheid,” zei hij verdedigend. “Ik was het die het over ontsnappen sprak.” Aivas liet Zhivar zijn ketenen zien en de ijzeren kettingen rond zijn polsen rinkelden toen hij die krachtig strak trok. “Aangezien ik ketenen draag, beschouw ik mezelf als een gevangene. Het is toch maar normaal dat gevangenen over hun ontsnapping dagdromen?”
Zhivars grijns was niet meer dan een aanduiding van spot. Hij wendde zich tot zijn rentmeester en zei: “Cephan, stuur iemand om mijn nieuwe ontwerper van zijn handboeien te ontdoen en geef hem alles wat hij nodig heeft om aan het werk te gaan.” Daarna gleed zijn blik naar Myrthe. “O, voor ik het vergeet… Schuldig of niet, laat dat meisje straffen voor je haar terug aan het werk zet.”
Het was Zhivars klusjesman die even later Aivas van zijn handboeien bevrijdde. Hij vervulde zijn taak zwijgend, staarde onverstoorbaar voor zich uit en antwoordde eerst op geen enkele van Aivas’ vragen. Pas toen hij de man naar zijn enkelboeien vroeg, gaf die hem een antwoord.
“Die blijven zitten,” zei de klusjesman mompelend, terwijl hij Aivas een versleten kleitablet toestak en hem een krijtje in de hand duwde. “Je moet alles opschrijven wat je nodig hebt. Rentmeester Cephan zal het brengen.”
“Jij bent precies van het zwijgzame type,” merkte Aivas laconiek op, maar de man ontbeerde elk gevoel voor humor. Hij haalde zijn schouders op en keek Aivas aan alsof hij ongedierte was. “Begin maar te schrijven, kerel. Ik heb niet de hele dag tijd.”
De klusjesman verdween even stil als hij gekomen was en de rest van de voormiddag sleepte zich langzaam voort. Aivas verveelde zich en schuifelde van zijn zitbank naar het bed waar hij zich zuchtend op liet neerzakken. Hij liet zijn gedachten de vrije loop en dacht aan Emelia. Op dit uur zou de winkel al open zijn. Hij miste de gezellige drukte in het atelier en de winkel en hij miste de stemmen van Marcia en Emelia. Emelia… Hoe zou zij zich nu voelen? Marcia zou haar verteld hebben wat er gebeurd was en hoe hij zich verzet had tegen Marcus en zijn medeplichtigen toen die hem waren komen halen. En hij kende Emelia, die zou zich nooit zomaar neerleggen bij Marcus” beslissing. Als hij er zelf niet in slaagde te ontsnappen, dan zou zij er wel iets op vinden om een einde te maken aan Zhivars smerige spelletje.
Aivas bedacht de ene ontsnappingsmogelijkheid na de andere, daarbij telkens de voorgaande verwerpend. Na de middag begon zijn maag te knorren en hij realiseerde zich dat hij sinds de ochtend niets meer gegeten had. Even later kon hij zijn honger stillen. Rentmeester Cephan opende de deur van zijn cel om Myrthe binnen te laten en Aivas zag dat het meisje een schotel met eten en water droeg. Ze liep moeilijk, nam korte passen en het was overduidelijk dat het meisje pijn voelde bij elke stap die ze nam.
Toen Cephan zag waar Aivas op lette, lachte hij gemeen en zei: “Myrthe is niet zo goed te been, zoals je kunt zien. Wie over weglopen praat, kan op een flinke tuchtiging rekenen… Laat dat voor jullie allebei een les zijn!”
Aivas zag haar gezicht van pijn vertrekken terwijl ze het dienblad op zijn werktafel plaatste. Zijn bloed begon te koken bij die onrechtvaardigheid, hij tilde vloekend zijn hoofd op en zijn groene ogen werden donker van woede. “Wat heb je met dat meisje gedaan, sadistische schoft?”
“De meester vond dat stokslagen op de voetzolen in dit geval de meest geschikte straf waren,” antwoordde Cephan onbewogen. Hij negeerde Aivas’ woedende blikken en grinnikte om dit staaltje van Zhivars wrange humor. “Omdat jullie zo gezellig over weglopen zaten te keuvelen, begrijp je? Lopen?”
Aivas schoot een minachtende blik op hem af. “Er komt een dag dat ik je nek breek, rentmeester. En als je niet zo laf was om daar bij die deur te blijven staan kakelen als de bange kip dat je bent, dan brak ik hem nu meteen.”
“Brrr, je maakt me verschrikkelijk bang, Ciliciër,” stamelde Cephan gespeeld angstig, terwijl hij Myrthe teken gaf om naar buiten te komen. Hij rolde met zijn ogen, hield zijn grote handen voor zich uit en zei glimlachend: “Kijk maar hoe ik beef van angst!” Hij grinnikte opnieuw om zijn eigen opmerking, maar elk spoor van een glimlach verdween van zijn harde gezicht toen hij Myrthe plots bij haar haren beetgreep en het meisje ruw naar zich toe trok. “O, dit was ik nog vergeten te vermelden, Ciliciër. De meester heeft beslist dat Myrthe jouw persoonlijke dienares wordt. En omdat jij zo waardevol bent voor onze heer, zal het meisje in jouw plaats gestraft worden als jij je misdraagt.”
Hij grijnsde toen hij zag hoe Aivas terugdeinsde toen hij de betekenis van die woorden begreep. “Ah ja, dit waardeloze slavinnetje is van weinig betekenis voor meester Zhivar. Ik vraag me af welke straf hij voor haar zal bedenken als ik hem vertel over hoe schaamteloos jij zijn gerespecteerde rentmeester beledigde en bedreigde! Misschien dat ik gedwongen zal zijn van het arme kind haar tong uit te rukken om je te straffen voor die scherpe van jou…”
Aivas opende zijn mond om die laffe kerel opnieuw de huid vol te schelden, maar één blik op Myrthe ’s lijkbleke gezicht weerhield hem daarvan. Cephan zag zijn aarzeling en wist dat hij deze slag gewonnen had. Hij merkte de zorgelijke blik in Aivas’ felle ogen en wierp de nieuwe slaaf een triomfantelijke blik toe.
“Ik zie dat je de ernst van dit meisje haar situatie begrijpt, Ciliciër. Ze zal je goed dienen en als je haar beu bent… Tja, dan hoef je enkel maar een ontsnappingspoging te ondernemen om je van een nieuw meisje te verzekeren.”
Aivas liet zich zwijgend op zijn zitbank terugzakken. Een gevoel van machteloosheid welde in hem op toen hij van de rentmeester z ‘n boosaardig smoelwerk naar Myrthe keek. Als hij nu wilde ontsnappen, zou hij dat arme kind in zijn plannen moeten betrekken. Of hij zou verplicht zijn om zowel Zhivar als deze man te doden voor hij ervandoor ging. Met die laatste mogelijkheid begon hij meer en meer rekening te houden. Dat vooruitzicht begon hem ook steeds minder tegen te staan.
Deel 7
De volgende keer dat rentmeester Cephan hem bezocht, bracht hij Aivas al het materiaal dat deze nodig had om schetsen te maken en om de prototypes voor zijn creaties en modellen in elkaar te passen. Daarna zag Aivas enkel nog de slavin Myrthe die hem tweemaal daags zijn eten en zijn opdrachten van meester Zhivar bracht en de stukken die af waren in een grote draagtas met zich mee naar buiten nam.Zo ging het dagen na elkaar en Aivas werkte hard om de gewenste aantallen te kunnen produceren. Hij wist van Myrthe dat men behalve zichzelf, ook en vooral het meisje streng zou straffen als hij de gevraagde hoeveelheid lederwaren niet tijdig kon klaar krijgen. Hij werkte van bij het eerste licht tot laat op de avond en had alleen Myrthe om af en toe wat mee te praten, maar zij werd goed in de gaten gehouden en hij kreeg niet veel tijd om haar beter te leren kennen of ontsnappingsplannen te smeden.
Na een tijdje begon het tot Aivas door te dringen hoe uitzichtloos zijn situatie wel was. Wanneer hij ‘s nachts op zijn bed lag kon hij de slaap niet vatten omdat hij nog urenlang aan Emelia lag te denken. Hij miste haar verschrikkelijk, zo erg dat hij het gemis als een loden last op zijn borstkas voelde drukken en hij bijna geen adem meer kreeg. In gedachten liet hij taferelen uit de afgelopen dagen keer op keer aan zich voorbijtrekken tot hij van pure uitputting uiteindelijk toch in slaap viel. Zijn eetlust nam af en na een dag of vier begon het ook Myrthe op te vallen dat de gevangene die aan haar zorgen was toevertrouwd er elke dag een beetje slechter uitzag. Het meisje werd bang voor wat er zou kunnen gebeuren als hij ziek zou worden en toen Aivas haar smeekbeden om toch wat meer te eten enkel nog met een somber stilzwijgen beantwoordde, besloot ze dat het tijd was om met de rentmeester te gaan praten. Cephan nam haar verhaal ernstig en legde de zaak nog diezelfde avond aan de meester voor.
Het werd donker en hoewel Aivas’ lenige vingers nog lang door hadden kunnen gaan met hun werk werden zijn ogen moe van het schaarse licht in zijn werkplaats en gevangenis. De grote olielamp gaf misschien wel genoeg licht om het vertrek in een aangename gloed te dompelen, maar om fijn werk bij te doen was het toch onvoldoende. Hij richtte zich moeizaam op, ergerde zich even aan het ondertussen vertrouwde geluid van zijn voetboeien, zuchtte luid en schuifelde met afgemeten passen naar zijn waskom en de kruik met lauw water. Myrthe moest die samen met het avondmaal gebracht hebben, maar op dat ogenblik realiseerde Aivas zich dat hij zich het binnen en buitenkomen van het meisje niet kon herinneren. Het was aan hem voorbij gegaan zoals die hele dag aan hem voorbijgegaan was.
Hij trok zijn hemd uit, gooide het in de gevlochten mand naast de wastafel en besprenkelde zijn gezicht met het lauwe water uit de kom. Toen hij voorover leunde om zich te wassen, hoorde hij iemand achter zich bij de deur van zijn cel. Er kwam nooit iemand op dit late uur van de avond en hij draaide zich nieuwsgierig om.
Myrthe sloot de deur achter zich en slikte toen ze hoorde hoe rentmeester Cephan die achter haar in het slot draaide. Het beeld van een verbouwereerde Aivas die met ontbloot bovenlijf naar haar stond te staren, bracht haar nog meer in verwarring dan ze al was.
“Myrthe?” Zijn blik was gefixeerd op haar bleke, bevreesde gezicht. “Wat gebeurt er? Je kijkt alsof er iets vreselijks gebeurd is! Wat is er, meisje?”
“Vergeef me, Aivas,” zei ze met een iel stemmetje. “Ik geloof dat ik iets heel doms gedaan heb!” Ze keek hem zo beschaamd aan dat het hartverscheurend was.
Aivas opende zijn mond om haar te vragen wat het dan was dat zo erg was, maar hij vergat hem te sluiten toen ze haar jurk loshaakte en het linnen kledingstuk van haar lichaam gleed. Zonder haar schaamte voor hem te bedekken, bleef ze roerloos staan. Met neergeslagen blik zei ze: “Ik heb aan rentmeester Cephan verteld dat je onvoldoende at en dat ik me begon ongerust te maken over je gezondheid.”
“Ik begrijp het niet,” zei Aivas hees. Hij wist niet waar hij moest kijken en probeerde zijn blik op Myrthe ’s ogen gevestigd te houden. “Waarom heb je jouw jurk uitgetrokken? Is dit een soort straf van die duivelse Zhivar of wat?”
“Ja, zoiets,” antwoordde ze bedeesd. Hoewel ze zich hevig schaamde voor haar naaktheid kwam ze toch dichter naar Aivas toe. “De meester dacht dat u misschien ongelukkig was omdat u al enkele dagen zonder vrouw geweest bent,” zei ze, met luide stem zodat Cephan het zou horen. Haar donkere ogen flitsten een paar keer opzij, naar de deur, en Aivas begreep dat er iemand stond te luistervinken. Daarna las hij alleen nog maar angst in haar blik. Angst en een soort stille smeekbede. Wilde ze dat hij dit spelletje meespeelde? Ja, daar leek het wel op.
“Dacht je dan dat ik ongelukkig was?” Aivas veinsde verbazing, sprak luid genoeg en liet zijn verwondering duidelijk doorklinken in zijn intonatie. “Maar meisje toch! Hoe kom je erbij dat ik ongelukkig ben? Ik heb enkele dagen last van buikpijn gehad, maar vandaag voelde ik me al veel beter!”
“Wilt u dan geen vrouw? Heer Cephan zei dat ik u op uw wenken moest bedienen en dat de meester ongelooflijk tevreden is over uw werk.” Haar ogen leken hem te smeken om het juiste antwoord te geven en Aivas dacht koortsachtig na over wat dit dan wel mocht wezen. Hij wierp haar een vragende blik toe en rolde met zijn ogen.
Myrthe begreep de hint. “Stuur me niet weg, alsjeblieft,” fluisterde ze muisstil. “Cephan heeft me opgedragen om de nacht met je door te brengen. Ze vermoeden dat je iets in je schild voert.”
Ach, was dat maar zo, dacht Aivas, maar hij leunde achteruit tegen de wastafel en zei: “Je bent een mooi meisje, Myrthe. Een heel mooi meisje!”
Ze bloosde, zelfs al wist ze dat hij niet meende wat hij zei want hij had haar naakte lichaam nog niet één keer behoorlijk bekeken. Ze maakte hieruit op, dat hij haar onaantrekkelijk vond en toen ze hoorde dat rentmeester Cephan de deur uit het slot draaide, raakte ze in paniek. Snel wierp ze zich in Aivas’ armen en sloeg haar handen rond zijn nek. Ze voelde hoe de haartjes op zijn brede borst tegen haar boezem prikten. Een vuurrode blos trok van haar borst naar haar wangen want ze voelde zijn ongemakkelijkheid aan de manier waarop zijn spieren zich opspanden in zijn schouders en aan zijn hele houding. Het leek erop dat hij haar wilde afwijzen, maar ter hoogte van haar lendenen merkte ze een voorzichtige beweging die eerder het tegendeel liet vermoeden.
Tegen de tijd dat rentmeester Cephan de deur van Aivas’ werkplaats had opengeduwd en grijnzend naar binnen kwam, zag hij de spiernaakte Myrthe rond de man zijn nek hangen. Alleen al aan de manier waarop ze tegen die kerel aanschurkte wist hij dat ze hem vanaf nu uit haar hand zou laten eten en dat was precies waar meester Zhivar op gehoopt had. Met haar fijne trekken, haar delicate lichte huid, haar grote reebruine ogen en haar slanke meisjesachtige figuur was Myrthe een van zijn allermooiste slavinnen. Eerst had Cephan aan de wijsheid van Zhivars oordeel getwijfeld want hij vond dat meisje veel te mooi om een andere slaaf te bedienen. Liever had hij gezien dat de meester haar aan een van de drie meesterknechten had toegewezen. Die man bleef aan Cephans kop zeuren over Myrthe en zijn werk liet te wensen over sinds hij gehoord had dat ze nu een andere man moest bedienen.
Hij keek goedkeurend van de slanke rug en de volmaakte billen van de jonge slavin naar Aivas’ gezicht en zei spottend: “Wees niet te ruig met dat meisje, Ciliciër. Het is een tere bloem en ze is het niet gewend om in de handen van een barbaar te worden achtergelaten.” Hij lachte schor, trok een gezicht en maakte een schunnig gebaar naar Aivas. “Misschien is het toch niet zo ‘n goed idee om Myrthe aan jou toe te vertrouwen… Weet je eigenlijk wel hoe je een vrouw moet plezieren? Over de domheid en koppigheid van Ciliciërs doen de wildste geruchten de ronde, maar geen één over hun kwaliteiten als minnaars, aha!”
“Is dit weer één of andere geraffineerde martelpraktijk, rentmeester?” Aivas keek vol minachting naar Cephan terwijl hij zijn armen bezitterig rond Myrthe ’s middel klemde en haar dichter tegen zich aan trok. “Mij dit mooie meisje voor de nacht beloven en haar dan twee tellen later weer van me afnemen? Is dat jullie manier om mijn harde werk van het laatste paar dagen te belonen?”
Zoals hij had verwacht, trapte Cephan er in. De man grinnikte om Aivas’ gespeelde verontwaardiging, haalde zijn schouders op en liet hem alleen met Myrthe. Toen de rentmeester de deur opnieuw afgesloten had en zijn voetstappen zich in de gang verwijderden, maakte Myrthe zich los uit Aivas’ omhelzing. Met een vuurrood hoofd draaide ze zich om, mompelde een onverstaanbaar excuus, liep snel naar de deur, boog zich voorover om haar jurk op te rapen en begon het kledingstuk weer aan te trekken.
Niet goed wetend wat hij moest zeggen of doen, bleef Aivas staan waar hij stond. Hij had zichzelf weer helemaal onder controle en vervloekte zijn verraderlijke lichamelijke reactie toen het naakte meisje zich tegen hem aan gedrukt had. Geen haar op zijn hoofd peinsde eraan om Emelia ontrouw te zijn, hoe verleidelijk Myrthe ook mocht zijn, maar hij begreep dat hij haar door zijn weigerachtige reactie enigszins beledigd had. Zelfs de mooiste vrouwen waren onredelijk streng voor zichzelf en erg onzeker over hun uiterlijk, dat had Aivas al jong geleerd toen hij Anthiste het hof had gemaakt. Zijn echtgenote was zonder twijfel een van de knapste meisjes van het dorp geweest en hij had zich niet weinig verbaasd over haar onzekerheden toen hij haar beter had leren kennen.
Het was een blozende Myrthe die de ongemakkelijke stilte verbrak. Ze was naar de zitbank gelopen en was daar gaan zitten. Ze durfde Aivas niet in de ogen kijken, maar staarde verlegen naar haar in elkaar gehaakte handen op de massieve werkbank die ook als eettafel dienst deed. “Ver… Vergeef me voor mijn aanmatigend gedrag, Aivas,” stamelde ze. “De rentmeester had me precies gezegd wat ik moest doen. Hij en meester Zhivar willen dat ik je mijn lichaam aanbied opdat jij dat meisje van Marcus uit je hoofd zou zetten.”
Aivas schudde zijn hoofd en slaakte een zucht. “Je bent een ontzettend mooi meisje, Myrthe,” antwoordde hij zachtjes. “Maar niemand kan me Emelia doen vergeten. Ik hoop dat je niet denkt dat ik je afwijs omdat je niet aantrekkelijk bent of zo…”
Myrthe keek op en knikte hem toe. “Ik dacht al zoiets,” loog ze. Hoewel ze loog, respecteerde ze Aivas voor zijn eerlijkheid. In feite had zijn mannelijke aanraking haar niet onberoerd gelaten en had ze wel genoten toen hij zijn sterke bruine armen om haar heen had geslagen en haar beschermend tegen zich aan had gedrukt. Zijn droevige ogen maakten dat ze hem wilde troosten en iets in haar verlangde ernaar om zijn lange slanke dijen weer gespierd tegen zich aan te voelen drukken. Hij had een verlangen in haar gewekt waar ze zich nooit eerder van bewust was geweest. Niet op die manier.
Aivas merkte de strijd in Myrthe ’s binnenste niet op. Hij dacht aan Emelia. Het was haar beeltenis die in zijn geheugen was gebrand. De herinnering aan de keren dat ze de liefde bedreven hadden kwelde hem elke nacht meer en meer. Dan dacht hij weer aan de opwindende aanraking van haar handen, aan de gefluisterde woordjes en de zuchten van zijn geliefde. Het beeld vervluchtigde toen Myrthe opstond en hem uit zijn overpeinzingen haalde.
“Ze is hier geweest, weet je?”
“Emelia?” Zijn wenkbrauwen schoten omhoog en zijn ogen gloeiden. “Is Emelia hier geweest?”
Ze knikte. “Ja. Enkele dagen geleden kwam ze in de winkel en naar het schijnt heeft ze nogal een rel geschopt ook! Ik heb gehoord dat het de meester zelf was die haar uit de winkel heeft verwijderd.”
“Denk je… Denk je dat je haar een boodschap van mij zou kunnen overbrengen?”
Er verscheen een angstige blik in Myrthe ’s ogen en ze schudde heftig haar hoofd. “Nee, Aivas. Ik vrees dat zoiets onmogelijk is, Cephan houdt me voortdurend in de gaten en sinds ik jouw dienares ben, heb ik het woongedeelte niet één keer meer mogen verlaten. Ik ben hier zelf een gevangene geworden.”
“O, dat wist ik niet… Dat spijt me voor jou,” zei hij stilletjes. “Maar we mogen de moed niet opgeven. Emelia is hier geweest, ze zal niet opgeven en ik ook niet! Wacht maar, er komt een dag dat Zhivar zal boeten voor zijn boosaardigheid en ik zal er alles aan doen om jou ook uit zijn klauwen te bevrijden, Myrthe. Tot dan moeten we er maar het beste van maken, doen alsof we minnaars zijn en Zhivar in de waan laten dat hij gewonnen heeft.”
Myrthe zag hoe zijn lippen zich tot een voorzichtige glimlach plooiden. Er was weer een klein beetje hoop dat ze ooit een beter leven zou leiden dan als slavin van Zhivar en Cephan. Niet veel hoop misschien, maar toch…
De volgende ochtend, terwijl Aivas en Myrthe nog zedig en met de ruggen naar elkaar gericht in zijn bed lagen te slapen, was er aan de andere kant van de stad een knappe jonge vrouw op weg naar Emelia ‘s handelszaak. Ze droeg een eenvoudige witte mouwloze jurk die haar mooie brede heupen en weelderige rondingen minder in de verf zette dan de meeste van haar jurken, maar ze wist hoe Emelia over haar dacht en had het beter gevonden om haar vrouwelijke vormen een beetje te camoufleren. Haar mooie zinnelijke lippen en helblauwe ogen echter, die kon ze net zo min verbergen als haar gebronsde gladde huid en de zijden glans van haar loshangende zwarte haar.
Julia genoot van haar hervonden elegantie en sinds Aivas zo lief was geweest om haar van aangepast schoeisel te voorzien, was ze weer trots genoeg om met majesteitelijk wiegende heupen over straat te schrijden. Haar aantrekkelijke zandloper figuur trok onvermijdelijk de aandacht van elke man die haar passeerde en de meeste mannen konden er niet aan weerstaan om Julia een complimentje toe te roepen of haar geïnteresseerd naar haar naam te vragen. Ze glimlachte hen meewarig toe want het waren dezelfde mannen die haar enkele weken geleden geen blik waardig hadden gekeurd, als ze haar al niet hadden uitgelachen met haar misvormde voet of haar voor mankepoot hadden uitgescholden.
Er waren heel wat dagen voorbij gegaan sinds ze Aivas voor het laatst had gezien en ze maakte zich zorgen over hem. Ze had er met haar vader over gesproken en ook hij maakte zich zorgen. Ze vreesden dat Emelia hem misschien gestraft had uit wraakzucht en omwille van de kwade woorden die er tussen haar en Julia waren gevallen. Omdat Claudius in de eerste plaats een zakenman was en Emelia zijn klant was, een belangrijke klant overigens, durfde hij haar niet voor het hoofd stoten. Bovendien was haar patroon een belangrijke man, die Serra was een Romeinse onderofficier en geen kerel om ruzie mee te krijgen. Hij had zijn dochter dan ook gevraagd om geduld te hebben en de zaak eerst wat te laten bekoelen, maar Julia vond dat haar geduld lang genoeg geduurd had. Ze moest en zou weten waarom Aivas nooit meer bij hen op bezoek kwam.
Weldra bereikte ze het indrukwekkende handelspand en hoewel het nog vroeg was, waren er al klanten in de winkel. Ze was blij te zien dat Emelia nergens te bespeuren was, maar dat de vrouw van Marcus Serra bediende. Van waar ze stond kon ze het atelier niet zien, dus begon ze onopvallend naar links uit te wijken, terwijl ze deed alsof ze de uitgestalde waren bekeek. Een vluchtige blik in het atelier leerde Julia dat noch Emelia, noch Aivas zich daar bevonden. Ze keek zwijgend toe, maar zag er alleen het leermeisje.
Er waren dus alleen Serra’s in de zaak en ze begon zich af te vragen of die misschien het pand hadden overgenomen. Zou Emelia het levenswerk van haar ouders zomaar verkocht hebben? Nee, dat leek haar sterk.
“Kan ik u helpen, juffrouw Julia?”
Julia schrok en probeerde haar angst meteen te maskeren. Ze draaide zich om en richtte haar lichtblauwe ogen op Sikhef. “Ja, mevrouw,” zei ze zachtjes, terwijl ze Sikhef vriendelijk aankeek. “Ik had graag even met Emelia gesproken, als dat mogelijk is?”
“Gaat het over Aivas, Julia?”
“Ah,… Ja, eigenlijk wel.”
“Je weet het dus nog niet van Aivas?”
Met iets van argwaan over de toon in Sikhefs stem schudde Julia beleefd haar hoofd. “Nee, mevrouw. Is er iets met Aivas? Hij is toch niet ziek of zo?”
“Nee. Mijn echtgenoot was gedwongen om hem te laten gaan.”
“Hem te laten gaan? Bedoel je dat jullie hem verkocht hebben?”
“Ja.”
Ze keek Sikhef sprakeloos aan, compleet in de war door die verbijsterende onthulling van de vrouw. “Maar waarom? Aan wie heeft hij Aivas dan verkocht dat hij ons nooit meer komt bezoeken?”
“Aan meester Zhivar,” antwoordde Sikhef, die het schaamtegevoel niet helemaal uit haar stem kon bannen. “Maar ik had gehoopt dat jij Aivas nog gezien zou hebben.” Sikhef zweeg en sloeg haar ogen neer onder de verontwaardigde blikken van het meisje.
“Die Zhivar is een schurk,” fluisterde Julia. Haar woede won het van haar stille verontwaardiging. “Emelia wist dat! Waarom heeft ze zoiets laten gebeuren? Toch niet omwille van mij?” Geschrokken sperde ze haar ogen wijd open en vestigde haar gepijnigde blik op Sikhef. “Waar is Emelia? Ik wil met haar praten!”
“Het is een schrale troost, Julia,” zei Sikhef zacht. “Maar de beslissing van mijn man om Aivas aan Zhivar te verkopen heeft absoluut niets met jou te maken, meisje. Ik vind het geen goed idee om Emelia hierover lastig te vallen, maar je zult het zelf wel zien.” Ze wenkte Julia om haar te volgen, vroeg aan Marcia om even de winkel in de gaten te houden en leidde Julia langs de toonbank en door de keuken naar Emelia ‘s slaapvertrekken.
Toen Emelia zag wie Sikhef bij zich had, fronste ze verbaasd haar wenkbrauwen. De frons gleed van haar voorhoofd en ze richtte haar blik op Julia ’s nieuwsgierige gezicht. Die haar mond was opengevallen bij het zien van hoe afschuwelijk Emelia er uitzag. Alle kleur was uit het meisje haar gezicht geweken, ze zag er vreselijk onverzorgd uit en haar anders zo mooie haren waren verward en slordig.
“Ah, de wulpse pottenbakkersdochter,” zei ze, terwijl ze haar best deed om Julia neerbuigend aan te kijken. Liggend van op haar bed was dit niet zo gemakkelijk. “Ik zou denken dat je hier niets meer te zoeken had... Of kom je om te genieten van mijn ongeluk?”
“Jouw ongeluk?” Julia hapte naar adem. “Jij… Jij gemeen mens! Ik kwam naar hier omdat ik me zorgen maakte over Aivas! En dan kreeg ik te horen dat jij en jouw voogd hem aan die schoft van een Zhivar verkocht hebben! Ik wist wel dat je me haatte, maar dat je Aivas liever aan Zhivar verkoopt dan hem mij te gunnen vind ik het laagste wat ik ooit gehoord heb! Mijn vader is bang om je klandizie te verliezen, maar het kan me niet schelen. Ik haat je! Je… Je bent een afschuwelijk rotverwend wicht en ik hoop dat je stikt in al dat geld van je!”
Emelia liet Julia ’s scheldtirade gelaten over zich heen komen. Haar vingers plukten doelloos aan de sluiting van haar nachthemd en ze trok haar wenkbrauwen onverschillig omhoog. “Het is me een raadsel wat je van Sikhef gehoord hebt, Julia,” zei ze nijdig. “Maar ik heb Aivas niet aan die smeerlap verkocht. Marcus Serra heeft dat helemaal in zijn laffe eentje bekokstoofd.”
“O ja? Maar waarom dan? Aivas werkte zich voor jullie uit de naad,” antwoordde Julia, de toon van haar stem drukte haar ongeloof uit. “Wat heeft het voor zin om hem aan jullie grootste concurrent te verkopen? Dat is toch je reinste waanzin!”
“Niet als Zhivar mijn voogd in de tang had,” zei Emelia. Ze leunde iets naar achteren in haar kussens, vocht tegen haar tranen en knipperde met haar roodomrande ogen. Het was een wonder dat ze nog tranen had, dacht ze, terwijl ze haar best deed om uitdagend naar Julia te blijven kijken.
Er begon Julia iets te dagen toen ze Emelia ‘s ontreddering zag. Ze bleef in de deuropening naar het andere meisje staan staren en plots realiseerde ze zich dat Emelia ook treurde om Aivas’ verlies. De domme daad van die oude ijzervreter Serra zou Emelia een bom duiten gaan kosten en dat zou het inhalige kreng wel verschrikkelijk vinden.
“En dat is alles waar jij aan kunt denken, Emelia? Aan je inkomsten?” Julia lachte schamper en keek haar minachtend aan. “Noch mijn vader, noch ik heb Aivas al meer dan een week niet meer gezien! Dat kan maar één ding betekenen en dat is dat Zhivar hem de hele tijd opgesloten houdt. Misschien wordt hij wel mishandeld door die schofterige man!”
Geschrokken ging Emelia rechtop in haar bed zitten. Zelfs in haar wildste fantasieën had ze er nog geen rekening mee gehouden dat Zhivar Aivas zou mishandelen, niet tegenstaande het feit dat zij hem niet langer lastiggevallen had.
Julia merkte Emelia ‘s toenemende verwarring en ze begreep steeds minder van dat verwende wicht haar gedragingen. Het leek wel of dat anders zo hooghartige meisje een complete gedaanteverwisseling had ondergaan en in een zielig neurotisch wrak was veranderd.
“Is het dat wat je denkt, Julia? Dat ik nachtenlang huil om het verlies van mijn inkomsten?” Nu was het Emelia ‘s beurt om haar rivale te bespotten. “Als dat waar was, dan zou ik al mijn tranen al vergoten hebben in de maanden voor ik Aivas had om mij te helpen en lief te hebben. Ja, in dezelfde maanden dat ik rouwde om de dood van mijn vader en moeder… Jij denkt dat je mij kent, maar je weet niets over mij. Je komt hier als een loopse teef blaffen om een reu die jou nooit gewild heeft. En om het nog erger te maken beschuldig je mij ervan Aivas kwaad berokkend te hebben, terwijl ik met plezier mijn leven voor hem zou geven.”
Emelia hief haar kin en bekeek de veranderende uitdrukking op Julia ’s gezicht toen die begreep hoe de vork werkelijk in de steel zat. Maar ze was veel te angstig en verdrietig om van haar overwinning te genieten. Elke overwinning smaakte bitter, alles smaakte bitter zonder Aivas. Elke dag leken de dingen minder en minder zin te hebben voor Emelia en het enige wat haar nog enige troost had geschonken, was de wetenschap dat ze, door Aivas op te geven, hem toch Zhivars mishandelingen bespaarde. Nu was ze zelfs daar niet meer zeker van.
Julia staarde haar met grote ogen aan, nog steeds verbijsterd over haar vreemde woorden. Eén ding bleef in haar hoofd rondspoken en verdrong al het andere. Emelia had gezegd dat Aivas haar had liefgehad. Maar als die twee minnaars waren geweest, dan was Marcus zijn daad al helemaal niet te begrijpen!
“Is het eindelijk tot jou doorgedrongen, Julia?”
Julia boog haar hoofd en toen ze weer opkeek, meende Emelia een tikje verlegenheid in haar blik te bespeuren. Haar lichte ogen zochten nieuwsgierig naar antwoorden, maar ze durfde Emelia de vragen niet te stellen dus knikte ze alleen maar en zweeg.
“Ga naar huis,” zei Emelia stil. “Ga terug naar je liefhebbende ouders en zeg tegen je papa dat hij geen angst moet hebben mijn klandizie te verliezen. Hij is een aardige man en was een goede vriend voor Aivas, maar laat mij met rust.”
Op de terugweg naar haar vaders pottenbakkerij staarde Julia verdrietig voor zich uit. Dat ze door zoveel knappe mannen werd aangegaapt en nagestaard vond ze vandaag niet zo opwindend als anders. Ze had van in het begin geweten dat Aivas van zijn meesteres hield, maar Julia had nooit gedacht dat die liefde wederzijds zou kunnen worden. Natuurlijk was hij aardig en ontzettend knap om te zien, maar toch verbaasde het haar dat hij de hooghartige en ongenaakbare Emelia haar hart veroverd had. Ze wist van haar vader dat velen voor hem daar niet in geslaagd waren. Hooggeboren mannen uit heel machtige geslachten met ronkende familienamen zoals Ambrosius, Scipio, Vittorius en Linus. Ach, dat was allemaal onbelangrijk, dacht ze droevig, waar het hem echt om ging, dat was dat ze gehoopt had om zelf Aivas’ liefde voor zich te winnen. Hij had haar zijn aandacht geschonken toen niemand anders naar haar omkeek. Aivas was opmerkzaam en attent, hij had haar meer dan eens gecomplimenteerd voor kwaliteiten die los stonden van haar handicap of van de natuurlijke schoonheid waarvan ze wist dat ze die bezat. Toen hij gehoord had hoe ze onder die verdomde misvorming had geleden, had hij zich ingespannen om daar iets aan te doen in plaats van met haar mee te treuren om het verleden. En dat allemaal terwijl hij verliefd was op een vrouw die hem te min vond... Pas nu, na haar verhitte gesprek met Emelia, realiseerde Julia zich ten volle hoe onbaatzuchtig zijn vriendschap voor haar en haar familie was geweest.
Julia naderde haar ouderlijk huis en onderdrukte een snik toen ze besefte dat al haar hoop dat haar wens ooit in vervulling zou gaan, verloren was. Maar in tegenstelling tot alle anderen, was zij niet van plan om Aivas aan zijn lot over te laten. O nee! Niet zolang zij nog ademde!
Die middag in de pottenbakkerij, sprak ze over het gebeurde met haar ouders. Claudius en Idonea waren ontzet toen ze hoorden wat Marcus Serra Aivas had aangedaan. Iedereen kende Zhivar en ze vreesden het ergste voor de jongeman. Langs de andere kant gaven de vrouwen Claudius gelijk toen hij opmerkte dat een zo handige en geniale handswerkman als Aivas ook voor meester Zhivar en zijn werkplaatsen van groot nut zou zijn. Wat Emelia ‘s atelier aan productiemogelijkheden ontbeerde, bezat de vrekkige Zhivar immers in overvloed omdat hij over zoveel slavenarbeiders beschikte.
“Zijn winsten zullen gevoelig stijgen als hij erin slaagt van Aivas’ ontwerpen in grote aantallen te produceren,” legde Claudius uit. “Hij heeft er geen enkel belang bij om Aivas lichamelijk of geestelijk te mishandelen.”
Julia, die ook nog enkele minuten met Sikhef gepraat had alvorens Emelia ‘s winkel te verlaten, vermeldde toch het dreigement dat Zhivar tegen Emelia had geuit. “Hij dreigde ermee om Aivas te castreren als Emelia zich nog één keer in zijn winkel liet zien,” zei ze bitter. “Wij hebben het voordeel dat hij ons niet kent, maar we zullen heel voorzichtig moeten zijn. We mogen Aivas niet in gevaar brengen.”
“Je bent echt van plan om hier mee door te gaan, hé liefje?”
“Ja, mama.”
“Zelfs nu je weet dat Aivas nooit de jouwe zal zijn?”
Julia knikte opnieuw. Ik sta bij hem in het krijt, mama. Als ik nu niets voor hem zou doen en hem gewoon vergeten, dan zou ik mezelf nooit meer onder ogen durven komen.”
Idonea glimlachte en keek haar dochter aan met een blik die ergens tussen trots en medeleven twijfelde. Julia beantwoordde haar moeder ‘s bewonderende blik en er verscheen een lichte blos op haar wangen. “Ja, ik geloof dat ik een beetje verliefd op hem aan het worden was, mama,” sprak ze eerlijk. “Wie weet ben ik dat nog altijd, zelfs nu ik weet dat hij en Emelia minnaars waren.”
“Ik weet het, kindje. Ik ken het gevoel,” antwoordde Idonea, terwijl ze onnadenkend langs het donkere dons op Claudius” gebronsde arm aaide. “Alleen had ik het geluk dat mijn grote liefde nog in alle opzichten een vrije man was toen ik hem mijn hart aanbood.”
Met een liefdevolle blik op zijn echtgenote zei Claudius: “Ik zal als eerste gaan en eens onopvallend in Zhivars rondneuzen. Misschien dat iemand een geïnteresseerde klant wel het één en ander over Aivas wil vertellen?”
“Ga nu maar, lieverd,” zei Idonea knikkend. “We houden de zaak wel draaiende tot je terug bent.”
Claudius dwaalde al een minuut of tien door de enorme toonzaal van Zhivars kleding en schoenenwinkel. Hij bewonderde de prachtige vormgeving en de gladheid van een leren borstkuras voor Romeinse officieren toen iemand van het winkelpersoneel hem eindelijk opmerkte.
“Bent u een toevallig zelf een militair, heer? Want aan uw kleding en haarsnit kan ik zien dat u tot de gegoede Romeinse burgerij behoort,” zei de man, op een toon die net niet aanmatigend was.
“Ik ben een Romeinse burger, dat is waar,” antwoordde Claudius vriendelijk knikkend. “Maar geen militair, gelukkig.” Hij glimlachte fijntjes om zijn eigen grapje en gebaarde vol lof naar het borstkuras. “Werkelijk een prachtig stuk,” merkte hij op. “Een dergelijk pronkstuk zou mijn patroon, quaestor Tyras Ambrosius veel plezier doen! Ik ben hem veel dank verschuldigd voor wat hij voor mijn bevallige dochter heeft geregeld,” loog Claudius, die ter plekke wat uit zijn duim zoog. Maar zoals hij had verwacht, maakte de naam Ambrosius een diepe indruk op de winkelbediende. Hij herkende de hand van de meester in dit werkstuk en wist dat het ontwerp door Aivas moest gemaakt zijn. Het wild zat in de val, nu was de tijd aangebroken om ze dicht te klappen.
“Natuurlijk zou het harnas op maat moeten gemaakt worden,” legde Claudius uit. “Is het misschien mogelijk om de ontwerper van dit stuk persoonlijk te spreken?”
De bediende aarzelde, boog vervolgens als een knipmes voor Claudius en antwoordde: “Ah,… Dat… Dat moet ik aan meester Zhivar vragen, heer. Een momentje alstublieft?”
Toen, binnen een paar tellen, verscheen de man opnieuw in het gezelschap van meester Zhivar zelf. De andere jonge man die Zhivar vergezelde, moest zijn eigen zoon zijn, dacht Claudius, want het gezicht van de jonge kerel vertoonde enkele opvallende gelijkenissen met dat van Zhivar. Toch was de jongeman een rijzige knappe verschijning, terwijl er aan Zhivar niet veel was dat men mooi zou kunnen noemen.
“Mijn zoon Seth,” zei Zhivar, met een kort gebaar opzij. “Hij blinkt niet uit in geleerdheid, maar hij is verantwoordelijk voor de afdeling lederwaren en het militaire apparaat.” Zowel Claudius, als de winkelbediende zag de jongen ineenkrimpen bij de zoveelste belediging van Zhivar, maar de meester zelf leek het niet op te merken. Bovendien had Claudius de leugen meteen door, hij wist dat alleen Aivas in staat was tot het vervaardigen van dat kuras.
“Seth kunt u om verdere uitleg vragen als dit nodig zou zijn om een bestelling te plaatsen,” ging Zhivar verder, maar stel hem geen vragen over de fabricatie, heer. Die gebeurt door slavenarbeid en van werken kent hij niets, zoals van de meeste dingen eigenlijk.”
“Mmmh, ik begrijp het,” antwoordde Claudius mompelend. Hij wist nu al dat hij Aivas niet te zien zou krijgen, maar hij troostte zich met de informatie die hij vandaag had verzameld. Zhivar had een zoon die Seth heette en vader en zoon stonden niet op goede voet. Hij maakte zich van de jongen af met het excuus dat hij er nog eens over zou nadenken en vroeg Seth of er ook kortingen gegeven werden op marktdagen.
“Jazeker, heer,” antwoordde Seth trots. “Zoals dat elke saturni het geval is, leidt mijn vader of zijn rentmeester, heer Cephan ook morgen onze stand op het Forum en het gebeurt vaak dat er dan aanzienlijke prijsverlagingen worden gegeven.” De jongen z ‘n fierheid was niet voor niets, wist Claudius. Een standplaats op het Forum kostte een fortuin en alleen de allerrijkste handelaren konden zich die luxe veroorloven. Ook dat was heel nuttige informatie want een zo ijdele man als meester Zhivar zou zeker willen gezien worden wanneer de adel en de rijke Romeinse burgerij in vol ornaat langs de markt op het Forum paradeerden.
De saturni brak aan en na een avond vol plannensmederij en een veel te korte nacht hadden Claudius en Idonea beslist dat het nu aan Julia was om een tweede missie uit te voeren. Omdat haar vader er vrij zeker van was dat de oude Zhivar op het Forum zou zijn, was het nu aan Julia om haar pijlen op de zoon te richten. Zonder zijn vader om hem te kleineren, zou die misschien wel open staan voor de verlokkingen die Julia hem te bieden had.
“Stel je kwetsbaar op, liefje, en speel het hulpbehoevende vrouwtje,” zei Idonea fel. “Daar zijn mannen dol op! Zeker zo ‘n jongen die neerbuigend behandeld wordt door zijn vader. Hij zal daar erg gevoelig voor zijn, geloof me.”
Julia keek naar haar vader en hun blikken kruisten elkaar. Met gefronste wenkbrauwen zei Claudius plagerig: “Bij Zeus, Idonea! Ik had in jou nooit zo ‘n intrigante vermoed. Je zou nog niet misstaan aan het keizerlijk hof, aha!”
Voor deze gelegenheid was soberheid uit den boze en had Julia al haar sterke kanten nog eens extra in de verf gezet. De lange elegante jurk die ze had uitgekozen viel losjes langs haar lichaam en zowel de diepe inkijk, als de lederen schouderbandjes en de riem rond haar glooiende middel accentueerde elke lijn en welving van haar fraaie figuur. Onder de op sommige plaatsten toch wel erg nauwsluitende jurk droeg ze niets. Uiteraard droeg ze Aivas’ speciale schoen rond haar linkervoet, maar de dure en meesterlijk genaaide schoen aan haar rechtervoet, die was met opzet beschadigd en vormde een wezenlijk deel van haar plan.
Ze sprak haar spaargeld aan en huurde een sober, maar gerieflijk rijtuig om haar naar het dure gedeelte van de stad te laten brengen. Vreemd genoeg voelde ze zich helemaal niet zenuwachtig, maar genoot ze van het gevoel om zich in dit rustige tempo door de straten van Tyras te laten rijden. Ha! Hier zou ik aan kunnen wennen, dacht ze vrolijk. Vlak voordat ze haar bestemming bereikte, oefende ze nog enkele minuten haar rol. Toen het rijtuig halt hield, kon ze het enorme handelspand van de familie Zhivar al zien liggen. Emelia ‘s winkel was er niets tegen, zo gigantisch waren de afmetingen van het vier verdiepingen tellende pand.
Het eerste aan die onwaarschijnlijk mooie vrouw wat indruk op Seth maakte, was haar oogopslag. Een klein kind kon zien dat ze een zeldzame schoonheid en een perfect figuur bezat, maar toch waren het haar heldere blauwe ogen die zijn onverdeelde aandacht opeisten. Hij zag haar staan praten met een winkelbediende en het viel hem op dat ze ondertussen één schoen uitgetrokken had en die voor zich uit hield. Ondanks haar vriendelijke blik en zelfzekere houding merkte Seth toch iets van paniek in haar ogen op. Hij streek zijn tunica glad, raapte al zijn moed bij elkaar en begon in haar richting te lopen.
“Laat maar Zamir,” zei hij tegen de bediende. Zijn stem klonk zacht, maar liet er geen twijfel over bestaan dat hij het was die hier de lakens uitdeelde. “Ik neem het wel even van je over, jongen.”
“O, dank u wel, heer,” zei Julia overdreven dankbaar. Ze glimlachte een beetje verlegen, liet Seth haar kapotte schoen zien en stamelde: “Het is een beetje een noodgeval, zoals u kunt zien.”
“Het is mij een eer om u uit de nood te kunnen helpen, juffrouw,” zei Seth, terwijl hij een beleefde buiging maakte en naar een zitbankje gebaarde. “Gaat u toch zitten, dan zal ik uw beschadigde schoen even naar onze werkplaats brengen om hem te laten herstellen. Ondertussen zal ik een van mijn bedienden sturen om u een verfrissing te brengen.”
“Ik sta bij u in het krijt,” antwoordde Julia. Ze schonk hem een oogopslag die zijn hart sneller deed slaan en Seth voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen onder de bewonderende blik van die knappe vrouw. Hij dacht dat ze klaar was met praten, maar toen hij zich wilde omdraaien, legde ze een hand op zijn arm en keek hem vertrouwelijk aan. “Voor iemand in mijn situatie is het belangrijk dat mijn schoeisel perfect in orde is, heer. Dat u het zo snel opgemerkt hebt en er zo discreet over bent, vervult mij met grote dankbaarheid.”
Seth begreep niet waar ze het over had, maar blijkbaar had hij iets gedaan wat dat meisje enorm veel vreugde had geschonken. Hij verborg zijn verbazing, dwong zichzelf tot een hopelijk overtuigende glimlach en zei: “Zonder dank, juffrouw! Ik doe niet meer dan wat elke heer in mijn plaats ook zou gedaan hebben.”
“Daar ben ik niet zo zeker van,” fluisterde Julia. “Er zijn heren genoeg die mij neerbuigend behandelden of mij uitlachten, toen zij ontdekten dat ik niet zo volmaakt was als zij eerst dachten.”
De uitdrukking van ongeloof die Julia in Seths ogen zag verschijnen was niet gespeeld. “Dan moeten die heren toch blind en geestesziek geweest zijn, juffrouw,” antwoordde hij. Seth was zo verontwaardigd dat iemand dit verrukkelijke wezentje zou uitlachen, dat hij spontaan reageerde en zijn rol als beleefde heer en gedistingeerde winkeleigenaar liet vallen. Hij werd helemaal zichzelf en zijn ogen flitsten op, zo fel dat Julia even haar adem inhield toen hij zei: “U bent zonder twijfel de meest volmaakte vrouw die ik in mijn hele leven gezien heb! Laat niemand u van iets anders overtuigen, juffrouw.”
“Julia,” zei ze, terwijl ze naar voren boog en hem een glimp bood van haar inkijk. Haar brede glimlach trof hem als een mokerslag. “Ik heet Julia,” herhaalde ze.
“Seth,” antwoordde hij, met een zenuwachtig knikje. Hij voelde zijn benen trillen toen hij haar stralende blik ving. “Seth El Zhivar.”
“U bent een charmeur, Seth El Zhivar,” zei ze, en ze meende het.
Deel 8
Seth wist genoeg van lederwaren en schoeisel om te zien dat de schoen die hij in zijn handen hield, de ongeëvenaarde schoonheid van zijn draagster alle recht aandeed. Dit was een peperduur stuk en het ingewikkelde patroon verried de hand van een meester lederbewerker. Hij zou met dat delicate stuk naar de Ciliciër moeten gaan.Bij de toonbank gekomen, zond hij Zamir naar de kelder om een kruikje van zijn vader ‘s beste wijn op te halen en zei tegen de jongen dat het voor juffrouw Julia was. Hij genoot van de jongen zijn verbouwereerde en afgunstige blik toen die zich realiseerde dat Seth dat wondermooie meisje bij naam kende. Voor hij naar de werkplaatsen ging, draaide hij zich nog één keer naar Julia om. De zachte blauwe ogen in haar mooie, ovalen gezicht keken hem aan en toen ze naar hem glimlachte, zag hij een flits van witte tanden die prachtig afstaken tegen haar donkere huid. Ze draaide haar hoofd vlug weer om, maar bleef van opzij naar hem kijken.
Aivas staarde fronsend naar de schoen die Zhivars zoon hem aanreikte. Hij herkende zijn eigen werk onmiddellijk en vroeg zich af waarom iemand Julia ’s schoen met opzet kapot gesneden zou kunnen hebben.
“Kun je hem repareren?” Seth keek vragend op de slaaf neer.
“Jazeker,” antwoordde Aivas nadenkend. De frons was nu van zijn voorhoofd geweken en aan zijn gezicht was niets te zien van zijn gedachten. Hij had de schoen meteen herkend want dit was de rechterschoen van het paar dat hij speciaal voor Claudius' dochter had ontworpen. Hij richtte zijn blik opnieuw op Seth. “Wilt u dat ik hem nu meteen herstel?”
“Natuurlijk wil ik dat,” zei Seth, die zijn ongeduld niet onder stoelen of banken stak. “De dame ligt mij nauw aan het hart en wacht in de winkel op haar schoen.”
Aivas knikte, klemde de schoen met de zool tussen zijn knieën en begon met het lossnijden van de stukken die hij moest vervangen. Zijn vaardige handen deden hun werk en Seth keek goedkeurend toe. Toen hij bijna klaar was met het herstellingswerk, keek Aivas naar de zoon van zijn gehate meester op, bekeek hem nieuwsgierig en zei: “Ik herinner me deze schoen want ik heb het paar voor een jonge vrouw gemaakt die aan een zeldzame aandoening leed. Als ik me niet vergis heette ze Julia… Ja, Julia. Een bijzondere vrouw, een echte dame.”
Eerst kon Seth geen woord uitbrengen. Hij stond roerloos met een bevroren grijns op zijn gezicht en probeerde zijn verbazing te verbergen en gewoon aan iets anders te denken dan aan de mooie vrouw en het feit dat die slaaf haar bij naam kende. Dat bleek onmogelijk en hoewel hij het niet leuk vond om een slaaf vragen te stellen over Julia, was hij toch te nieuwsgierig om het niet te doen.
“Dus jij kent haar?”
Aivas knikte. “Ja. Ze kwam wel eens bij ons in de winkel.”
“Je had het over een aandoening,” zei Seth belangstellend. “Op mij maakte ze anders een zeer gezonde indruk.”
“Niet zo ‘n soort aandoening,” zei Aivas voorzichtig. Hij ging zachter praten, hopend dat Seth zijn opwinding niet zou opmerken. “Julia is een heel mooie vrouw, maar de reden waarom ik me haar schoenen zo goed herinner is omdat ze twee verschillende voeten heeft.”
“Twee verschillende voeten?” Seth trok een verbaasd gezicht. Dus dat had Julia bedoeld! Het was hem eenvoudigweg niet opgevallen dat er iets aan haar voeten scheelde, maar zij had gedacht dat hij gewoon discreet was geweest en ze had zijn onwetendheid voor hoffelijkheid gehouden.
“Ja, twee verschillende,” zei Aivas, terwijl hij peinzend voor zich uit staarde. Hij gaf Seth de volledig herstelde rechterschoen terug en dacht koortsachtig na over hoe hij Julia een boodschap zou kunnen meegeven voor Emelia.
“Mmmh, dat was mij niet opgevallen,” opperde Seth, met een tevreden blik op de herstelde schoen. “Dat ze mooi was wel natuurlijk, maar dat van die voeten had ik niet gezien!”
“Het doet me plezier dat te horen,” antwoordde Aivas vriendelijk. “Dank u voor het compliment.”
Seth nam de slaaf achterdochtig op en begon zich meer en meer af te vragen hoe goed deze knaap Julia kende. “Welk compliment bedoel je, kerel? Waar heb je het over?”
Aivas voelde de man zijn toenemende ergernis en nam wat gas terug, maar hij zag ook tevreden het vuur in de ogen van Zhivars zoon. Het leek erop dat Julia hem flink rond haar vinger aan het winden was. “O, ik ken haar niet zo heel erg goed,” zei hij onverschillig. “Maar ik was wel haar vaste schoenmaker. Het zou haar zeker een groot plezier doen als u haar liet weten dat ze nog steeds van mijn diensten gebruik kan maken. Vooral omdat ze nu niet langer bij Emelia terecht kan voor haar speciale schoeisel.”
Seth knikte en Aivas zag hem diep nadenken. Aan de uitdrukking op Seths gezicht kon hij afleiden dat hij in zijn opzet geslaagd was. Ja, Seth zou dit handige toeval als een mogelijkheid aangrijpen om Julia op regelmatige basis te kunnen ontmoeten.
Met een dankbare blik op Seth El Zhivar, paste Julia haar herstelde schoen aan en slaakte een diepe zucht van verlichting toen die perfect rond haar slanke voet sloot. Ze stapte achteruit en keek verbaasd in een paar fonkelende bruine ogen. Seth besefte dat hij staarde en wendde met een beleefd knikje zijn hoofd af om een van de winkelbedienden te roepen.
“Neem jij het even van me over, Xanthine?”
De vrouw knikte en Seth wendde zich opnieuw tot Julia. “Mag ik u naar buiten escorteren, Julia? Ik wilde graag nog iets met u bespreken. Onder vier ogen.”
Julia keek hem even vluchtig aan toen hij haar naar buiten begeleidde. Ze moest denken aan de rol die ze voor hem had weggelegd; dat verstoorde haar gemoed en ze vond dat hij er in zijn onberispelijk witte tunica heel knap uitzag. Het ontging haar niet dat zijn warme ogen glansden terwijl hij de diepe gleuf tussen haar gladde bruine borsten met een vurige blik opnam.
“Uw blikken maken mij verlegen, Seth El Zhivar,” zei ze met vuurrode wangen. Haar verlegenheid was niet gespeeld en haar hart bonsde wild onder zijn onbeschaamde blikken. De buit was binnen, zoveel was zeker en het zou niet lang duren of ze kreeg alles van hem gedaan, maar ergens wist ze ook dat ze zich op glad ijs bevond.
“Vergeef me dat ik staar, Julia,” fluisterde hij beschaamd terug, maar in zijn ogen zag ze geen schaamte. Hij boog zich naar haar over. “Maar je bent zo mooi en ik vind het heerlijk om naar je te kijken.”
Julia wilde protesteren, maar hij legde zijn vinger op haar lippen om haar te doen zwijgen. “Maar dat is niet de reden waarom ik je wilde spreken,” legde Seth uit. “Onze meester lederbewerker herkende jouw schoen en vertelde me dat hij tot voor enkele weken al jouw ah… speciale schoenen vervaardigde. Mijn vader heeft de man onlangs gekocht en er een fortuin voor betaald. Daarom wordt hij streng in de gaten gehouden. Maar weet, Julia, dat jij hier altijd welkom bent en dat ik reikhalzend uitkijk naar een volgende ontmoeting.”
“Wat een heerlijk toeval,” zei Julia opgewekt. Zijn hofmakerij liet haar niet onverschillig en ze glimlachte toen ze zei: “En wat een galant gebaar van u, Seth. Mag ik misschien volgende week langskomen om een nieuw paar aan te passen? Laten we zeggen… Veneris?”
“Veneris?” Seth voelde zich enigszins in een hoek gedreven. Veneris was geen marktdag, dat betekende dat zijn vader misschien in de winkel zou rondhangen en dat wilde hij liever vermijden. “Misschien is saturni toch beter, Julia,” stelde hij snel voor. “Dan ben ik zeker aanwezig om je persoonlijk bij te staan.”
“Dan is het dus saturni,” antwoordde ze glimlachend. “Tot volgende week dan maar, Seth. Ik kijk er alvast naar uit. Ah, en nog eens heel erg bedankt voor uw hulp.”
“O, nee, juffrouw,” antwoordde hij, terwijl hij zijn blikken nog een laatste keer over haar volmaakte lichaam liet dwalen. “U bent bedankt.”
Even later leunde Julia gespannen tegen de kussens van haar gehuurde rijtuig. Elke keer dat de wielen over een ongelijke steen hobbelden, zette ze zich schrap tegen de zijkant. De rit terug naar huis was bijlange niet zo leuk als die naar Zhivars winkel. Haar vader had haar niet gewaarschuwd voor het knappe uiterlijk en de hartveroverende charme van Seth El Zhivar. Bovendien zag het er naar uit dat hij niets te maken had met het ongeluk dat Aivas en Emelia was overkomen.
Ze staarde nadenkend voor zich uit. Er was geen ontkenning van haar gevoelens mogelijk; het stond haar tegen om deze man zijn gevoelens te kwetsen en hem op een slinkse manier voor haar plannen te gebruiken. Ze naderde de haven en keek nieuwsgierig naar de drukte rond het dichtstbijzijnde schip dat er voor anker lag. Het was een slavenschip, de Puni. Toen ze zag wie er op de kade met een reusachtige, gitzwarte zeeman stond te praten, probeerde ze haar trillende zenuwen tot bedaren te brengen en boog zich naar voren.
“Stop,” riep ze naar de menner, terwijl ze haar blikken vestigde op de jonge vrouw op de kade. Dit was een heel andere Emelia dan het slonzige meisje dat ze enkele dagen geleden in haar bed had aangetroffen. Plotseling merkte Emelia dat iemand haar gadesloeg vanuit het stilstaande rijtuig en toen ze Julia ’s blik ontmoette verwachtte ze daar hoon, maar zag dat de andere vrouw haar medelevend aankeek.
Emelia wenkte Tinto en de grote Nubiër volgde haar naar Julia ’s rijtuig. Die stapte uit en ze begroette Emelia met een beleefd hoofdknikje. “Dag Julia,” zei Emelia, en ze stelde de zwarte man aan haar voor. “Dit is Tinto, de nieuwe bootsman van de Puni.”
Tinto ’s witte tanden staken fel af tegen zijn gitzwarte huid. “Aangenaam, dame,” zei hij in het Latijn. “Ik vertelde net aan Emelia hoe schipper Tarquin het loodje legde. Die duivelse sater danst nu met Hades en zijn gewillige bruiden, aha! De reders van de Puni waren zo verstandig om mij tot de nieuwe bootsman aan te stellen. Ik was erbij toen Aivas gegeseld werd en ook toen Emelia hem van Tarquin kocht,” legde hij uit. Hij grinnikte en keek Emelia bewonderend aan. “Toen vond ik haar al een pittige dame. Maar nu hoor ik van dat aardige meisje dat ze met die knaap Tyras wil ontvluchten!”
Julia keek verbaasd opzij. “Is dat waar, Emelia? Ben je bereid om alles achter te laten? Je vrienden, je handelszaak en je leven hier?”
“Ja,” antwoordde ze. “Zonder Aivas betekent het allemaal niets. Tinto is bereid om ons in Salamis aan land te zetten. Dat is Cilicisch en dus Romeins grondgebied en van daar geraken we wel op het vasteland. Eerst moet ik iets bedenken om Aivas uit Zhivars klauwen te bevrijden, maar Tinto denkt dat dit niet gemakkelijk zal zijn. Hij kent het grote huis van die schurk omdat hij er al een paar keer slaven heeft afgeleverd. Naar het schijnt wordt het goed bewaakt.”
Julia leunde achterover tegen het rijtuig, neeg haar hoofd en keek Emelia nieuwsgierig aan. “Waar is het meisje dat apathisch in haar bed lag te zuchten en te klagen? Je lijkt wel een ander persoon, Emelia,” zei ze verrast.
“Ik moest doen alsof, er was geen enkele andere mogelijkheid,” antwoordde die. “Sikhef waakt over me als een hen over haar kuikentje. Ze laat me geen ogenblik met rust, dus doe ik alsof ik vreselijk depressief ben en niet uit bed wil komen. Maar af en toe en met Marcia ‘s hulp kan ik een paar uurtjes naar buiten glippen om onze vlucht voor te bereiden.”
“Wanneer vaart de Puni uit?”
“Over acht dagen,” antwoordde Tinto in Emelia ‘s plaats. “Ik kan jullie indien nodig al eerder verbergen aan boord van de Puni, maar aan de datum waarop we uitvaren, kan ik niets aan veranderen. Die data beslissen de reders.”
“Dat is snel,” merkte Julia op. “Dat is heel snel, maar ik denk dat ik jullie misschien kan helpen.”
“Ik hoop het voor juffrouw Emelia,” sprak Tinto. “Ik hoop het echt! Maar nu moet ik terug naar mijn schip, kinderen. Hopelijk tot heel binnenkort!”
De stilte die Julia ’s vriendelijk uitgesproken aanbod teweegbracht, werd verbroken door haar eigen hartverwarmende lach. Julia genoot zichtbaar van Emelia ‘s verbijsterde gezichtsuitdrukking. Het leek wel alsof het meisje versteend was. “Waarom kijk je zo verbaasd? Alsof ik Aivas niet zou willen helpen,” zei ze quasi verongelijkt. “Ik ben al te weten gekomen dat hij het goed stelt en goed behandeld wordt door zijn nieuwe meester. De zoon van meester Zhivar is erg aardig, maar ook hij wordt streng in de gaten gehouden door zijn vader. Hij kan alleen op de saturni tot bij Aivas geraken zonder de woede van zijn vader op te wekken. Dan is Zhivar op het Forum voor de wekelijkse marktdag.”
“Hoe komt dat jij dat allemaal weet? Heeft Seths zoon je dat allemaal verteld?”
“Ja, en nee,” antwoordde Julia fronsend. “Ik weet dat hij Aivas gezien heeft en dat men hem streng bewaakt, en dat van de marktdag had mijn papa al uitgevogeld. Maar hoe de relatie tussen Seth en zijn vader is en of ik Seth zo ver zou krijgen dat hij me tot bij Aivas brengt? Nee, dat weet ik niet.”
“Jouw papa?” Emelia ‘s mond viel open en vormde een perfecte O. “Helpt Claudius ook al mee? Maar waarom… Waarom nemen jullie al die risico ‘s voor Aivas? Dat begrijp ik niet, Aivas is toch mijn slaaf? En ik dacht dat jij mij haatte?”
“Ik haat je niet, Emelia,” antwoordde Julia stilletjes. “Ik benijd je. Aivas zijn vriendschap betekende veel voor papa en ook voor mij. Dankzij hem voel ik terug dat ik leef. Ik was bereid om hem meer dan vriendschap te schenken. Om hem al de liefde te schenken die ik in me heb, maar toen ik hoorde dat jij van hem hield, wist ik dat al mijn moeite tevergeefs zou zijn.”
“Wat bedoelde je eigenlijk toen je zei dat je Aivas en mij misschien kon helpen?”
“Ik heb met Seth El Zhivar geflirt vandaag,” antwoordde Julia. Er verscheen een lichte blos op haar wangen toen ze bedacht hoe waar die bewering wel was. En hoe fijn ze dat had gevonden. “Ik… Ik vond hem eigenlijk een heel aantrekkelijke man. Vriendelijk en behulpzaam ook. Het was mijn bedoeling van hem voor mijn plannen te gebruiken, maar daar is nu geen tijd genoeg voor. Bovendien wil ik hem niet kwetsen.”
Emelia trok een gezicht. “Maar hoe krijgen we Aivas dan uit die vesting?”
“Door open kaart te spelen met Seth,” zei Julia rustig. Ze sloot haar ogen en dacht diep na. “Ik kan nu onmogelijk tot volgende saturni wachten om Seth opnieuw te treffen. Dan krijgen we jullie nooit op tijd aan boord van de Puni. Nee, ik ga nu meteen naar hem terug en biecht hem de hele zaak op. Ik kan alleen maar hopen dat zijn pa nog niet terug is van het Forum én dat hij mij even aantrekkelijk vindt als ik hem…”
“Wat moet ik ondertussen doen?”
“Ga terug naar huis,” zei Julia. “Kruip in je bed, doe alsof je nog altijd vreselijk boos en depressief bent en praat met niemand over onze plannen.”
Onmiddellijk bij het binnenkomen van meester Zhivars handelszaak wist Julia dat haar geluk gekeerd was. De oude Zhivar stond bij Seth en het leek erop dat die schurk zijn zoon de mantel aan het uitvegen was.
Julia keek zwijgend toe en vroeg zich af of ze moest vertrekken voor Seth haar zou zien. Maar dan was het te laat want de lichtbruine ogen in zijn knappe, strakke gezicht keken haar aan.
Geschrokken probeerde Seth zijn ontreddering te verbergen, maar hij faalde daar jammerlijk in. Meester Zhivar merkte de verandering in de houding van zijn zoon op. Hij zag de jongen kijken naar de knappe vrouw die de winkel was binnengekomen.
“Ken je dat meisje, Seth? Mij komt ze anders aardig bekend voor…” Hij richtte zijn gemene kraaloogjes opnieuw op Julia en hij bewonderde iedere welving van haar lange, weelderige figuur.
Zhivar knipte met zijn vingers. “Maar natuurlijk,” riep hij uit. “Dat is de dochter van die Romein die ons aardewerk levert! Maar… Ah, maar ik dacht dat die meid één of andere handicap had? Vroeger zag ze er helemaal anders uit, altijd slonzig en een beetje zielig.”
“Ja, ik ken haar. En er is helemaal niets zielig aan Julia,” antwoordde Seth opstandig.
“O, is dat zo?” Zhivar lachte sarcastisch. “Ik geloof er geen barst van en ik zal dat goedkope snolletje eens op haar plaats zetten. Volg mij maar, jongen! Kijk en luister, dan leer je misschien eindelijk nog eens wat bij.”
Alle kleur trok uit Seths gezicht. “Nee! Nee, vader. Toe, alstublieft,” vroeg hij smekend, terwijl hij achter Zhivar aan beende. Maar zijn smeekbede bezorgde de oude meester alleen maar meer voorpret. Zo overstuur had hij zijn dwaas van een zoon nog nooit gezien. Die jongen leek wel verliefd of zo.
Bij de ingang van Zhivars handelszaak keek Julia geschrokken naar Zhivar die op haar af kwam gelopen. Rond zijn smalle lippen krulde een valse grijns en Julia was er zeker van dat de oude man niet veel goeds in de zin had. Seth kwam als een bang schoothondje achter hem aan.
Zhivar richtte zijn haviksblik op de vrouw. “Ja? Waarmee kan ik u van dienst zijn, juffrouw?”
“O, niets speciaals, mijnheer Zhivar,” antwoordde ze. “Ik kwam eigenlijk voor Seth.”
“Voor Seth? Ach zo,” zei Zhivar, met een flauw glimlachje. “En wat moet jij van mijn zoon? Toch geen persoonlijke aangelegenheid zeker?”
“Ah..., jawel,” zei Julia lichtjes gepikeerd. Ze zag Seths wangen kleuren en wierp z ‘n vader een kwaaie blik toe. “Ik kom voor Seth persoonlijk.”
Zhivar schudde zijn hoofd en er verscheen een duistere glans in zijn kraaloogjes. “Jij bent niet goed genoeg voor mijn zoon, meisje,” zei hij scherp. “Seth mag dan een grote nul zijn en een waardeloze zoon, maar hij blijft mijn erfgenaam en ik zoek hem wel iets beters dan een pottenbakkersdochter.” Hij grijnsde bij het zien van haar verbaasde gezicht. “O ja, ik ken jou vader, meisje. Een hard werkende man, maar ik mik toch op een wat hogere bruidsschat voor mijn enige zoon.” Hij keek even opzij en keek Seth neerbuigend aan. “Hij zal een rijke vrouw nodig hebben want ik houd mijn hart vast als ik denk aan wat er zal gebeuren wanneer ik er niet meer ben en die kluns de zaak moet leiden!”
Ze waren sprakeloos. Julia en Seth staarden elkaar aan met een mengeling van mededogen en ongeloof in hun ogen. Ongeloof om het haatdragende gif dat de oude man over hen uitstortte. Julia sprak als eerste en haar stem trilde lichtjes toen ze Zhivar recht aankeek en zei: “Ik heb medelijden met Seth want hij is een lieve man en jij bent zowat de gemeenste oude kerel die ik ooit ontmoet heb! Om zo iemand als vader te hebben! Dat moet verschrikkelijk zijn...”
Zhivar lachte haar in haar gezicht uit. “Bah! Ik vraag me af wat er erger is,” sneerde hij. “Een leeghoofd als zoon hebben of je hele leven met een mismaakte dochter opgescheept te zitten. Ja, kijk niet zo verbaasd, kindje! Je kunt je lamme poot misschien verbergen voor zo ‘n idioot als mijn zoon, maar ik weet wel beter... Dus scheer je weg! En laat ik je hier nooit meer zien!”
Seth El Zhivar tilde vloekend zijn hoofd op en voor het eerst in zijn leven kwam hij in opstand tegen zijn vader. Hij schoot een woedende blik op hem af en snauwde: “Ik kan verdragen dat je mij de godganse dag de huid vol scheldt, vader, maar Julia heeft jou niets misdaan. Ik vind haar leuk, dus als je haar nog één keer beledigt, zal dat je rouwen!”
De oude Zhivar trok onverschillig zijn wenkbrauwen omhoog. “Nee maar! Wat krijgen we nu? Krijg jij ballen aan je lijf, jongen?” Zijn dunne lippen plooiden zich bijna tot een glimlachje. “Ik wacht al mijn hele leven tevergeefs op de dag dat jij een beetje ruggengraat krijgt en dan krijgt zo ‘n goedkoop snolletje dat op één dag voor elkaar… Het is een wonder!”
Seth voelde hoe een woeste kracht hem helemaal vulde. Zhivar besefte dat hij te ver was gegaan, hij las het gevaar in de ogen van zijn zoon, maar het was te laat.
Seth gebruikte zijn vuist, zette heel zijn lichaam achter de klap en sloeg zijn vader staalhard in zijn maag. Zhivar klapte dubbel, greep naar zijn buik en stiet een grommend geluid uit. Hij bereidde zich voor op nog een vuistslag of een schop, maar die bleef uit want Seth had zich naar Julia omgekeerd en keek haar vragend aan. “Mijn vader is een rotzak,” legde hij uit. “Maar ik ben zo niet, Julia. Echt niet.”
Ze beantwoordde zijn blik en haar ogen gloeiden toen ze hem nieuwsgierig gadesloeg. “Dat weet ik, Seth,” fluisterde ze zachtjes. Een trage glimlach speelde om haar lippen. “Vind je mij echt leuk?”
Hij knikte.
“Ik jou ook, maar ik moet je iets bekennen, Seth.”
“Niet hier,” zei hij. “Staat je rijtuig buiten?”
“Ja. We kunnen naar mijn huis gaan,” stelde ze voor. “Dat is… Als jij dat wilt?”
Zijn fonkelende bruine ogen namen haar liefdevol op. “Ja,” zei hij. “Ik wil graag met je meegaan.” Ze voelde zijn sterke arm rond haar middel glijden en ze liepen zwijgend naar buiten. Bij het rijtuigje gekomen, deed Seth een stap opzij en hielp haar met instappen. Op het smalle, gestoffeerde zitbankje voelde ze hem tegen zich aanleunen en ze merkte met iets van verwondering, dat ze dat helemaal niet erg vond. Gesterkt door wat haar lichaamstaal hem vertelde, legde Seth zijn hand op haar dij en hij keek haar verlangend aan.
Julia zag de hunkering in zijn donkere ogen en ze wist dat hij zou proberen om haar te kussen. Ze slikte en slaakte een lichte zucht. “Ik moet echt met je praten, Seth! Het is belangrijk en ik ben bang dat je boos zult worden als ik…”
Seth liet haar niet uitspreken, maar trok haar dicht tegen zich aan en boog zich naar Julia toe. Haar adem stokte en haar lippen weken uiteen toen hij zijn mond op die van haar liet zakken. Zijn kus streelde haar lippen, eerst zachtjes, maar al gauw werden ze beide vuriger in hun omhelzing. Seth liet zijn tong met die van haar spelen en Julia voelde zich helemaal in hem opgaan. Op dat ogenblik leek het alsof ze niet meer bestond. Alsof de wereld niet meer bestond en er niets anders was dan de strelende lippen en de liefkozende handen van Seth.
Het smalle rijtuigje kwam tot stilstand voor Julia ’s ouderlijke huis. Met een diepe zucht maakte ze zich uit de omhelzing van de sterke armen van Seth los, terwijl het vuur nog door haar heen golfde.
“We zijn er,” zei ze hees. “Hier woon ik.”
Zijn ogen schitterden in zijn knappe, gebruinde gezicht. “Zijn je ouders hier?”
“Ja, dat geloof ik wel,” antwoordde ze. Inwendig moest ze glimlachen om zijn beteuterde gezicht. Ze dempte haar stem en fluisterde: “Maar ik ben een volwassen vrouw, Seth El Zhivar. Ik heb mijn eigen kamers en mijn ouders gunnen mij al de privacy die ik nodig heb.”
De uitdrukking op zijn gezicht klaarde helemaal op en hij nam haar heel nauwkeurig op. Zijn ogen gleden langzaam over haar fijn gevormd gezicht met de lichte ogen en de lange donkere wimpers.
Ze tilde haar kin op toen ze zijn verlangende ogen zag omlaag dwarrelen naar haar borsten. Maar ze zei er niets van en liet hem kijken. Ze voelde zich helemaal warm worden onder zijn gloeiende blikken. “Kom,” fluisterde ze zacht. “Kom mee naar binnen.”
Haar vader keek even op van zijn werk en herkende de man die bij zijn dochter was meteen. Hij wisselde een blik van verstandhouding met zijn vrouw en zag hoe die haar ogen boos en afkeurend flitsten. Idonea schoot overeind en versperde Julia de weg naar haar gedeelte van het woonhuis.
“Waar denk jij naartoe te gaan, kindje?”
“Ik ga met Seth naar mijn kamer, mama,” antwoordde die. “We hebben van alles te bespreken en er is niet veel tijd meer te verliezen!”
“Toe, niet doen, liefje,” smeekte Idonea zachtjes. “Ik kan in jullie ogen zien wat er besproken gaat worden… Ik weet dat je die jongen wilt helpen, maar ga niet te ver, alsjeblieft?”
Seth begreep er niets van. Waar had Julia ’s moeder het over? Welke jongen? Bedoelde ze hem? Hij fronste verwonderd zijn wenkbrauwen en richtte zijn vragende blik op Julia. Onder Seths keurende blik voelde die een blos opkomen. Ze kuchte en durfde hem niet aan te kijken uit angst dat hij haar schaamte voor iets anders zou houden. Hij mocht nu niet weglopen want dan zou alles verloren zijn.
“Ik wilde Seth alles vertellen, mama,” zei ze, met een uitdrukking van vertwijfeling op haar gezicht. “Maar omdat jullie toch van alles op de hoogte zijn, kan ik dat net zo goed hier doen.” Een bevende glimlach verscheen op haar gezicht en ze slaagde erin om tegen Seth te glimlachen. “Wat ik je nu ga vertellen, heeft niets te maken met hoe ik voor je voel,” zei ze, met een angstig stemmetje. “Dat moet je geloven, Seth! Mijn ouders en ik hadden een slim en fijn plannetje uitgedokterd, maar toen ik voor het eerst in jouw ogen keek, viel heel dat plannetje in het water.”
Seth kneep zijn voorhoofd tot grote rimpels en staarde, diep in gedachten naar het bange gezichtje van de vrouw die voor hem stond. Hij wist nu al, dat wat ze hem ook opbiechtte, hij het haar zou vergeven als hij straks met haar naar bed mocht gaan. Hij wilde haar zo graag dat hij haar werkelijk alles zou vergeven.
Ze vertelde hem over Emelia en over het plan om Aivas te bevrijden. Ze sprak over de vriendschap tussen Aivas en haar familie en over de ontmoeting met de bootsman van de Puni en Emelia ‘s plan om samen met Aivas naar Cilicië te vluchten.
Zodra zij uitgesproken was, zag ze dat Seths gezicht een gepijnigde uitdrukking had gekregen en ze vreesde het ergste. Maar toen hij zijn warme, bruine ogen op haar richtte, staarde hij haar met aanbiddende blikken aan. Hij dronk ieder detail van haar mooie gezicht en volmaakte lichaam in en zei: “Bij Osiris! En dat doen jullie allemaal omdat die lederbewerker van mijn vader jullie vriend was?” Hij keek opzij naar Julia en fronste even verward zijn voorhoofd. “En als ik het goed begrepen heb, is die Emelia niet eens aardig voor jou geweest?”
Julia schudde haar hoofd. “Nee. We zijn niet de beste vriendinnen.”
Seth kon zijn oren nauwelijks geloven. Zijn vader en Cephan zouden zoiets nooit doen. Zelfs niet voor hun familie of beste vrienden. Plotseling schaamde hij zich diep voor wat zijn vader hem gedwongen had te doen. In feite was dit alles zijn schuld… Zonder die inbraak zouden Emelia en haar minnaar nu nog in elkanders armen gelegen hebben.
“Mijn vader is te ver gegaan,” zei hij hoofdschuddend. “Het is zijn schuld…. En… En ik ben ook schuldig.”
Julia keek hem verrast aan. “Dus je bent niet boos op me?”
“Nee, Julia, ik ben niet boos op jou,” antwoordde hij, terwijl hij triest glimlachte. “Ik ben verliefd op jou. Maar als jij hoort wat ik jou te vertellen heb, zul je mijn liefde misschien afwijzen.”
Claudius, Idonea en Julia luisterden met veel interesse naar het verhaal dat Seth hen te vertellen had. Hij zocht niet naar excuses en probeerde zijn rol in de zaak ook niet te verkleinen of goed te praten. Hij vertelde hen over de inbraak in Emelia ‘s winkel, de poging van Hamal om het meisje te misbruiken en hoe Aivas de man in woede gedood had. Maar hij vertelde hen ook over zijn laffe vlucht en over de chantage praktijken van zijn vader.
Nadat hij klaar was met praten, hief hij zijn hoofd op en keek Julia doordringend aan. Hij kon haar gezichtsuitdrukking niet precies lezen en voelde een ergerlijke angst bezit van hem nemen.
“Met die informatie kunnen we Zhivar onder druk zetten om Aivas vrij te laten,” merkte Idonea op. Haar blik ging van Julia naar Seth. “Maar dan bestaat de kans dat die oude schurk Seth voor de hele zaak laat opdraaien.”
“Zijn eigen zoon?” Claudius schudde zijn hoofd. “Zoiets zou Zhivar toch niet doen? Nee?”
“Daar ben ik niet zo zeker van,” opperde Julia, terwijl ze naar haar handen staarde. Ze vertelde de details over de woordenwisseling tussen Zhivar en Seth, daarnet in hun handelspand en aan de geschrokken gezichten van haar ouders te zien, wist ze dat het plan om Zhivar onder druk te zetten niet zou werken.
Idonea stak haar hand uit en streek even met haar vingers door Julia ’s lange, zwarte krullen. “Seth heeft al bekend dat hij verliefd op je is, kindje,” begon ze kalm en rustig. “Heb jij ook zulke gevoelens voor hem?”
Julia knikte. Langzaam gingen haar ogen van haar moeder naar de knappe, breedgeschouderde man die haar zo vurig gekust had. “Ja, ik houd van hem, mama. We mogen niets doen wat Seth in gevaar zou kunnen brengen.”
Claudius mengde zich in het gesprek. Hij legde zijn grote hand op Seths schouder en zei: “Iedereen maakt fouten, knul. Wij kunnen een mens zijn misstappen vergeven. O, en als jouw vader mijn dochter te min voor je vindt, dan ben je welkom om onder mijn dak met haar samen te leven. Dan zul je als onze zoon zijn. Als de zoon die we nooit konden hebben.”
Seth raakte in de war bij zoveel goedheid. Hij stond perplex en voelde hoe de tranen hem in de ogen kwamen. Hij keek naar Julia, haar gezicht straalde, maar hij durfde haar niet aan te raken. Hij stond daar maar en genoot van haar schoonheid.
“Als Julia met mij wil trouwen, dan zal ik haar alles schenken wat ik heb,” zei hij plotseling. “En wij zullen niet onder uw dak hoeven te leven, hoe dankbaar en vereerd ik ook ben door dat aanbod, mijnheer. Nee, het wordt tijd dat mijn vader de verantwoordelijkheid voor zijn daden opneemt.”
Julia keek hem verrast aan. “Ik… Ik begrijp je niet, Seth? Hoe wil je dat doen? Je vader zal er alles aan doen om ons tegen te werken. Hij zal je verraden en je in de gevangenis laten opsluiten voor die inbraak!”
“O, nee, dat zal hij niet,” antwoordde Seth zelfzeker. “Maar eerst moeten we naar Emelia toe. Zonder Emelia heeft mijn plan geen kans op slagen.”
Met Seth in haar kielzog beende Julia de winkel van Emelia binnen. Sikhef keek verbaasd op dat die vrouw alweer problemen kwam zoeken. Begreep dat mens dan niet dat Emelia haar niet wilde zien?
“Ze wil je niet zien, Julia.”
“Mij niet, nee,” antwoordde Julia schouderophalend. Ze gebaarde naar Seth en glimlachte Sikhef toe. “Maar ik geloof dat ze Seth El Zhivar wél wil zien. Hij heeft nieuws van Aivas.”
Marcia sprong recht en kwam naast haar moeder staan. “Nieuws van Aivas? Echt waar?”
Seth knikte en lachte het meisje vriendelijk toe. “Ja. Aivas maakt het goed, hij is gezond en hij levert nog altijd fantastisch werk af.” Seth lachte nog steeds. “Maar hij mist jullie verschrikkelijk.”
“Ze is in haar slaapkamer,” zei Sikhef, die een somber gezicht trok. “Ze voelt zich niet zo goed sinds Aivas weg is. Haar maag is overstuur en ik heb de grootste moeite om haar aan het eten te krijgen. Dat arme kind ligt de hele dag in bed en dat gaat nu al weken zo.”
Julia bracht hem tot bij Emelia en ze zag dat die in de war was, want haar ogen werden groot toen ze Seth zag binnenkomen. Emelia wist niet goed wat ze van die man moest denken, maar toen hij zijn zachte, bruine ogen op haar liet rusten en haar vriendschappelijk toelachte, besloot ze hem haar vertrouwen te schenken.
“Seth El Zhivar,” zei hij, en hij stak zijn hand uit.
“Zhivar?”
“Zijn zoon,” antwoordde hij snel. “Ik breng je nieuws van Aivas. Julia heeft me alles over jou en Aivas verteld… We hebben een plan om hem te bevrijden en als jij meewerkt en alles loopt zoals het zou moeten lopen, dan slapen jullie vannacht aan boord van de Puni.”
“Zeg me maar wat ik moet doen,” zei Emelia, met een stem die beefde van emotie. Haar hart bonkte en ze kreeg bijna geen adem bij de gedachte om vandaag eindelijk weer in Aivas’ armen te liggen.
Seth staarde Emelia aan en zij staarde hem aan. Langzaam drong tot haar door wat hij precies gezegd had. Dus hij was die tweede inbreker geweest, de man die als een haas op de vlucht was geslagen nadat Aivas zijn kompaan gedood had.
Met een blik op Julia vroeg ze: “Om hoe laat pikken jullie mij op?”
“Na het invallen van de duisternis,” antwoordde Seth in haar plaats. “Julia zorgt voor een rijtuig dat ons eerst naar de weduwe Hamal en daarna naar het Forum zal brengen. Daar moeten wij samen onze getuigenis afleggen bij de quaestor van dienst.”
Emelia ‘s amberkleurige ogen waren nu gevestigd op Seth. Nieuwsgierig keek ze de jonge man aan en vroeg: “Het is een slecht mens en het is vreselijk wat hij gedaan heeft, maar… maar vind je het niet erg om je vader te verraden?”
Hun ogen ontmoetten elkaar en Seth hield haar blik vast. Met een afgemeten glimlach schudde hij zijn hoofd en antwoordde: “Wat ik erg vind, is dat mijn vader mij haat. Hij kwelt mij al mijn hele leven en ontzegt mij elke vorm van liefde. Hij liegt, steelt en bedriegt iedereen, zelfs de mensen die hem nauw aan het hart liggen. Hij is een tiran voor zijn slaven en het is tijd dat iemand hem tegenhoudt. Dus nee, ik vind het niet erg om hem te verraden. Hij heeft mij al jaren geleden verraden.”
Rond negen uur die avond maakte Emelia zich klaar om haar ouderlijke huis te verlaten. Op het bed dat eens aan haar ouders had toebehoord, lag een grote linnen tas gevuld met kleren en spullen voor onderweg. Ze was zich uiterst bewust van het feit dat ze deze plek voor altijd verliet. Verdiept in haar gedachten, merkte ze niet dat er iemand in de deuropening stond en naar haar staarde.
“Ga je weg, Emelia?”
Ze draaide zich om en keek recht in de ogen van Sikhef. Emelia zei niets en knikte alleen maar.
“Met Aivas?”
“Ja.”
Sikhef keek naar haar jonge vriendin en merkte met iets van verwondering, dat ze haar liefst in haar armen zou willen nemen. Haar ogen vulden zich met tranen. “Kijk me eens aan, meisje,” vroeg ze zacht.
Emelia keek schichtig naar haar op. “Je kunt me niet tegenhouden, Sikhef,” zei ze beverig. “Ik wil bij hem zijn. Ik… Ik verwacht zijn kind.”
Sikhefs ogen werden zacht bij de gedachte aan de kleine baby en ze ervoer een groot verdriet omdat ze Emelia moest laten gaan. “Ik dacht al dat je zwanger was,” fluisterde ze. “Een vrouw voelt zoiets. Ik zal je niet tegenhouden, liefje. Ik zal jouw geluk niet in de weg staan.”
“En Marcus?”
“Laat mij maar voor Marcus zorgen, Emelia,” zei Sikhef. “Jij moet nu voor jezelf zorgen. En voor dat kleine wezentje dat groeit in je buik.”
Deel 9
Julia en Seth hadden de weduwe van inbreker Hamal opgehaald. Igminia Hamal droeg nog altijd zwarte kleren en ze was zwaar in de problemen geraakt na de vroegtijdige en onverwachte dood van haar echtgenoot. Ze had schulden en kon haar kinderen niet voldoende te eten geven. Igminia kende Seth niet, maar nadat hij beloofd had om de arme vrouw financieel te helpen, toonde ze zich bereid om de man te identificeren, die haar echtgenoot had ingehuurd voor zijn laatste klus: een inbraak in een kledingzaak.Omstreeks een uur of tien pikten ze Emelia op. Met een vastberaden blik in haar ogen hees ze zich in het rijtuig en legde het bundeltje met haar reisspullen bij haar voeten.
“Igminia,” zei Julia, met een blik op de weduwe. “Mag ik je aan Emelia voorstellen? Zij was het slachtoffer van Hamals inbraak.”
De vrouw bloosde. “Dat spijt me, juffrouw,” zei ze verontschuldigend. Er verscheen een gepijnigde uitdrukking op haar vermoeide gezicht. In weerwil van zichzelf volde Emelia iets van medelijden met de weduwe.
Ze haalde haar schouders op en zei: “Ach, jij kunt er toch niets aan doen, Igminia? Ik ben blij dat je ons wilt helpen om Aivas te bevrijden uit de handen van die schurk!”
“Aivas? Wie is Aivas?”
Later, toen het rijtuig de tempel van Pluto en de standbeelden van Linus en Ambrosius passeerde, was Emelia nog altijd niet klaar met haar verhaal.
“We zijn er mensen,” zei Julia ongedurig. “Bij de ingang voer ik het woord, is dat afgesproken? Ja? En iedereen weet wat hij moet zeggen?”
Ze knikten allemaal instemmend en begonnen in de richting van het uit marmer opgetrokken district gebouw te lopen. Dit was de plek van waar de Romeinse bezetters over Tyras in Aegyptus regeerden.
Ze volgden het plan en Julia nam de leiding. Ze richtte het woord tot de soldaat bij de ingang en vertelde hem in vage bewoordingen waarom ze met haar gezelschap naar het gerechtsgebouw was gekomen. Uiteraard wees ze de man er op dat Emelia en zij Romeinse staatsburgers waren.
“Voor een aangifte? Getuigenissen?” De man had er moeite mee om zijn ogen van de knappe, voluptueuze Julia af te houden, iets wat hem enkele jaloerse blikken van Seth opleverde. “Mmmh, heer Ambrosius werkt al enkele dagen tot laat in de nacht, misschien wil hij jullie nog ontvangen,” opperde de soldaat. Hij riep een van de dienaars en die bracht Julia, Seth, Emelia en de weduwe Hamal naar het kantoor van districtbestuurder Marcellus Ambrosius.
“Jullie hebben geluk, mensen. Normaal werk ik zo laat niet, maar de voorbije dagen zijn er onlusten met de leden van een verboden religieuze sekte.” Hij vloekte zachtjes. “De getuigenissen stromen hier binnen en iedereen verraadt iedereen… Het is gewoon niet te volgen!”
Hij kuchte en liet zijn blik op de zwijgende Seth rusten. “Zeg het eens, beste kerel,” zei hij uitnodigend. “Waar kan ik jou en die dames nog mee van dienst zijn op zo ‘n laat uur?”
Seth opende zijn mond en gebaarde met zijn hoofd naar Emelia. “Een tijdje geleden werd er ingebroken in de winkel van juffrouw Emelia, heer,” legde hij uit. “Ondertussen hebben wij ontdekt wie er verantwoordelijk was voor die inbraak. De weduwe van een van de inbrekers kan de aanstoker van de misdaad identificeren en wij hadden graag om een gewapend escorte verzocht.”
“Jullie willen die man vannacht nog arresteren? Is dat het?”
“Ja, heer,” fluisterde Emelia, die bijna uit haar vel sprong van ongeduld. “Hij heeft zich een van mijn slaven toegeëigend. En een bijzonder waardevolle ook!”
De districtbestuurder knikte en luisterde geduldig naar alle vier de getuigenissen. Hij fronste eventjes toen hij begreep dat de schuldige Seths eigen vader bleek te zijn, maar hij zei er niets van. Ook toen men hem alles vertelde van het geruzie en het getouwtrek over Emelia ‘s slaaf, rimpelde zijn voorhoofd. Zoals hij deze vier mensen over Aivas hoorde praten, moest die lederbewerker zijn gewicht in goud waard zijn. Marcellus Ambrosius kende Zhivars reputatie en een beter motief voor de inbraak was haast niet denkbaar… En dan, terloops en helemaal aan het einde van hun betoog, vermeldde Emelia de naam van haar patroon.
Districtbestuurder Ambrosius verbaasde zich erover dat zij vice-quaestor Marcus Serra’s naam niet veel eerder genoemd had, want dat zou haar zaak zeker nog bespoedigd hebben.
“Ik heb genoeg gehoord,” sprak hij kordaat. Zijn blik vestigde zich op de verwachtingsvol kijkende Emelia. “Ik zal de officier van wacht en enkele van zijn mannen met u meesturen naar Zhivars woning. Zij zullen die boef arresteren en u uw rechtmatige bezit teruggeven. De prijs die heer Serra voor uw slaaf van Zhivar ontvangen heeft, mag u houden. Die geldt als schadevergoeding en u hoeft het bedrag dus niet terug te betalen aan Zhivars zoon.”
Seth knikte Emelia verlegen toe, kleurde een beetje en sloeg zijn blik neer. Hij voelde hoe Julia haar hand in die van hem liet glijden. Dat kleine gebaar van troost en steun vervulde hem met liefde voor de knappe vrouw. Allemachtig! Hij kende Julia nog maar net, maar hoe diep hadden zijn gevoelens voor haar zich al in zijn hart verankerd!
In Zhivars slavenkwartier had een uitgeputte Aivas zich uitgekleed en hij was klaar om naar bed te gaan. Hij werkte verschrikkelijk lange dagen in de werkplaats die niet meer of minder dan een eenzame gevangenis was. Behalve de slavin die men hem als dienares had toegewezen, had hij niemand om mee te praten. Zoals gebruikelijk bracht Zhivars rentmeester Cephan, ook die avond het jonge meisje naar Aivas’ cel. De meester had bevolen dat Myrthe elke nacht bij de geniale lederbewerker moest slapen.
Die regeling kwam niet voort uit medelijden met zijn hard werkende slaaf, maar omdat Zhivar vreesde dat de eenzaamheid en het gebrek aan een vrouw in Aivas’ bed, de slaaf zijn uitzonderlijke productiviteit zou verminderen. Zhivar was niet dom, hij wist dat die schavuit met Emelia had geslapen in de tijd dat hij nog voor dat naïeve kind had gewerkt. De kerel was veel te kostbaar om te laten verkommeren.
Zhivar wist uiteraard niet dat Aivas het meisje met geen vinger aanraakte. Myrthe en hij wilden vermijden dat hun meester en Cephan argwaan zouden koesteren. Vooral nu, dacht Aivas hoopvol, met Julia die erin geslaagd was om contact te leggen door gebruik te maken van Zhivars zoon. Maar daar had hij zelfs Myrthe niets over verteld.
Zij begreep dat Aivas zijn geliefde Emelia niet wilde bedriegen of ontrouw zijn, en ze respecteerde de man voor zijn standvastigheid, maar dat wilde niet zeggen dat ze dit een leuke situatie vond. Zij was ook maar een mens en ze vond Aivas verdraaid aantrekkelijk. En lief ook.
Ze vleide zich naast hem neer op hun slaapplek en huiverde. “Brrr, vind jij ook niet dat de nachten kouder beginnen te worden, Aivas?”
“Nee, niet echt. Ik heb het toch helemaal niet koud.”
Ze zuchtte en hij voelde haar warme adem langs zijn nek strijken. “Mag ik misschien wat dichter tegen jou aan kruipen? Ik heb het zo verdomd koud, misschien ben ik ziek aan het worden of zo…”
“Ja, hoor. Als dat je een beter gevoel geeft.”
Glimlachend nestelde ze zich lekker dicht tegen hem aan. Haar zachte, spitse borstjes drukten tegen zijn rug en Aivas begon zich af te vragen of ze het écht wel zo koud had als ze beweerde, want haar lichaam voelde ontzettend warm aan.
“Aivas?”
“Hm?”
Hij fronste even verward zijn voorhoofd, maar weigerde zich om te draaien en haar aan te kijken. Tegenwoordig staarde ze hem voortdurend aan en dan kreeg haar gezicht een gepijnigde uitdrukking als hij zijn blik afwendde en deed alsof hij haar niet zag.
“Laat je het licht nog een poosje branden, Aivas?”
“Ja, goed.”
Verlangend gingen Myrthe ’s ogen naar Aivas’ rechte, naakte rug. Er stak een gebruinde schouder onder de deken uit en ze keek naar de krachtige spieren onder zijn strakke huid. Met een hunkering die haar fysiek pijn deed, stelde ze zich een opwindende aanraking voor. Of de zachtjes gefluisterde woordjes die daarmee zouden gepaard gaan.
“Aivas?”
Hij zuchtte geërgerd en het beeld vervluchtigde.
“Vergeef me, Aivas,” mompelde ze. “Ik wist niet dat je al meteen wilde slapen.”
“Ik ben moe, Myrthe,” antwoordde hij, met een stem die al wat zachter klonk.
“Slaap dan, maar,” zei ze lief. Ze boog zich naar hem toe en drukte haar lippen op zijn schouder voor zoentje. Haar linkerarm gleed onder de deken en ze legde haar hand voorzichtig op zijn dij.
“Wat ben je aan het doen, Myrthe?”
“Gewoon, lekker slapen. Waar heb je het over?”
Aivas voelde dat ze iets in haar schild voerde, maar hij was te moe om ruzie te maken over een onschuldige hand op zijn been. Enkele minuten later was hij diep in slaap.
“Open maken! Hier spreekt quaestor Farsus,” schreeuwde de Romein, terwijl hij luid op Zhivars deur bonkte. “Laat de wacht binnen!”
Een slaperige Cephan strompelde naar de deur. In zijn hand hield hij een kleine, maar vlijmscherpe vuistbijl, want je wist maar nooit. Het waren gevaarlijke tijden met die religieuze rellen van de laatste weken en iedereen kon beweren dat ze de wacht waren.
De rentmeester knipperde zenuwachtig met zijn oogleden en keek de drie legioensoldaten aan. Hij schrok zichtbaar toen hij Seth en zijn “vriendinnetje” achter de Romeinse officier zag staan.
“Seth? Wat doe jij met die Romeinen, knul? Je vader zal razend zijn,” zei hij. Hij sprak het dialect van de plaatselijke bevolking zodat de Romeinen hem niet zouden kunnen verstaan, maar Emelia vertaalde de woorden onmiddellijk voor quaestor Farsus.
De Romeinse officier beantwoordde Cephans sneer met een zelfzekere grijns. “De vader van die knul staat onder arrest, kerel. Ik stel voor dat je dat bijltje rustig aan mijn mannen overhandigt en houd je handen waar ik ze kan zien, begrepen?”
Cephan slikte. Hij gehoorzaamde en gaf het wapen aan een soldaat. “Wat heeft dit te betekenen, Seth? Wat doet zij hier?” Hij trok een vragend gezicht en wees naar Emelia.
“Zij komt voor haar slaaf,” antwoordde Seth kalm, waarna hij zich naar Emelia omdraaide en haar plagerig aanstaarde. “Jij zult wel op hete kolen zitten, hé, Emelia?”
“Ach, plaag haar niet zo, Seth,” zei Julia berispend. “Vooruit, laat haar zien waar je vader Aivas opgesloten houdt!”
Seth grinnikte. Hij gebood Cephan om hem de sleutel van Aivas’ cel te geven, knikte Emelia toe en vroeg haar om hem naar achteren te volgen. “Vader houdt hem in een van de binnenkamers gevangen,” legde hij uit. “Kom maar, we zijn er zo.”
Hij leidde Emelia door de smalle gang die langs de grote gaarkeuken liep, en een paar meter verderop, voor een massieve houten deur, bleef Seth staan.
“Hier is het,” zei hij glimlachend. Er verscheen een schelmse uitdrukking in zijn ogen. “Neem jij de sleutel maar, Emelia. Uiteindelijk is het jouw slaaf… Jij mag hem bevrijden.”
Ze staarde naar de twee slapende mensen op het bed en er verschenen diepe rimpels op haar anders zo gladde voorhoofd. Ze kneep haar lippen samen en haar ogen werden donker van verontwaardiging. Ze wist wat dit betekende, maar ze kon het eenvoudigweg niet geloven.
Seth zag hoe alle kleur uit Emelia ‘s gezicht wegtrok. Hij fronste een zwarte wenkbrauw. “Emelia? Waarom zeg je niets?”
“Kijk zelf maar,” zei ze, met een bittere uitdrukking op haar gezicht. “Zo te zien heeft Aivas zich niet verveeld tijdens zijn gevangenschap.”
“Maar… Maar ik ken dat meisje,” stamelde Seth, die in de deuropening was komen staan. “Dat is Myrthe! Wat doet die hier?”
“Ja! Dat vraag ik me ook af, verdomme,” vloekte Emelia, terwijl ze Seth wanhopig aanstaarde. Haar stem brak en het meisje klonk meer teleurgesteld dan boos. Ze dacht aan het kind dat in haar buik groeide. Het kind van een trouweloze man!
Seth beantwoordde haar gepijnigde blik met een gebaar van machteloosheid. Hij haalde zijn schouders op en zei: “Misschien is er een perfect aannemelijke verklaring voor het feit dat die twee samen in bed liggen?”
“Een verklaring? Er valt niets te verklaren,” snauwde Emelia. “De man waar ik van dacht dat hij de liefde van mijn leven was, ligt met een ander meisje in bed. En het ziet er niet naar uit dat men die twee gedwongen heeft om zo dicht tegen elkaar aan te kruipen!”
Er verscheen een meelevende uitdrukking op Seths knappe, gladgeschoren gezicht. “Wat wil je dat ik doe, Emelia?”
Ze vloekte opnieuw. “Jij hoeft helemaal niets meer te doen. Jij bent fantastisch geweest, Seth El Zhivar,” fluisterde ze, terwijl ze elke ademhaling van de twee slapende minnaars gadesloeg. Haar hart brak. Ze voelde het in honderdduizend stukjes uit elkaar spatten.
“Ik kan ze allebei laten afranselen,” opperde Seth, die haar verdriet aanvoelde. Er viel een onheilspellende stilte in de tijd dat het langzaam tot haar doordrong wat Zhivars zoon voorstelde.
“Nee. Niemand geselt Aivas. Hij is mijn slaaf,” sprak ze beslist. Daarna liep ze naar het bed, greep de deken die over de twee slapende gestalten lag en rukte ze van hen af. Haar hart bonkte woest in haar borst en haar hele lichaam trilde van razernij, maar plots keek ze recht in Aivas’ wijd opengesperde, groene ogen.
Zijn mond viel open van verbazing en hij dacht niet eens aan het halfnaakte meisje dat naast hem lag en langzaam aan het ontwaken was. Hij had alleen maar oog voor Emelia.
“Emelia? O, Emelia, jij bent het!” riep hij uit, met een warme blik vol liefde op het gezicht van de vrouw waar hij zoveel van hield. Voor ze de kans kreeg om hem uit te schelden, was hij al over Myrthe heen gesprongen en had hij Emelia stevig in zijn armen genomen. De kus die volgde benam haar de adem en was zo hevig en verlangend dat ze voor een ogenblik haar woede vergat. Maar ineens leek ze zich weer te herinneren wat hij gedaan had. Ze keek naar hem op en haar ogen gloeiden vol verwijt. Het warme, gelukzalige gevoel in haar binnenste ebde weg, in plaats daarvan voelde ze haar gezicht vuurrood worden van verontwaardiging.
“Jij… Jij laag-bij-de-grondse bedrieger,” ging ze tekeer. “Hoe kon je? Ik laat alles en iedereen achter om met jou te kunnen samenzijn en wat vind ik? Mijn slaaf die lepeltje ligt met een kleine slet!”
Geschrokken van zoveel boosheid, leunde Aivas naar haar toe, zijn groene ogen nog glanzend van de zalige kus, maar Emelia zette zich tegen hem af en duwde tegen zijn naakte borst. “Blijf bij me vandaan, klootzak!”
Aivas deinsde wanhopig voor haar terug. “Emelia… Toe, het is niet wat je denkt, lieverd,” zei hij smekend. Emelia zag hoe hij zich naar het meisje omdraaide en daar om steun zocht. “Vertel het haar, Myrthe! Komaan, zeg aan Emelia dat ik jou met geen vinger aangeraakt heb?”
Myrthe begon recht te krabbelen en opende haar mond, maar Emelia snoerde die nog voor ze één woord gesproken had.
“Het kan me niet schelen wat die slet zegt,” siste Emelia. En terwijl Aivas in die kille, bruine ogen keek die hem woedend aanstaarden en langzaam al zijn hoop op een snelle verzoening lieten wegsmelten, zei hij zachtjes: “Emelia… Luister nou toch naar me, alsjeblieft… Ik heb je echt niet bedrogen!”
Emelia ‘s blik verzachtte, niet veel, een heel klein beetje maar en ze knikte stijfjes. “Waar haal je de durf vandaan om mij te kussen, jij trouweloze hond! Probeer zoiets niet nog eens, hoor je me?”
Zijn blik flitste weer naar haar gezicht en bleef ten slotte op Emelia ‘s ogen rusten. “Ja, oké,” zei hij, terwijl hij haar vragend aankeek. “Wat wil je dan dat ik zeg of doe?”
Een minachtend lachje speelde om haar lippen en haar ogen namen Myrthe brutaal op. Daarna stak ze haar vingers achter zijn lendendoek en trok Aivas naar zich toe, weg van het meisje dat er bedeesd bij zat.
“Trek je kleren aan, slaaf,” zei ze, met ogen die gloeiden van jaloezie. “Jij gaat met mij mee. Neem maar afscheid van je sletje.”
Aivas staarde terug, met verontwaardiging in zijn blik. Maar uiteindelijk wendde hij als eerste zijn ogen af. Hij nam afscheid van Myrthe, wenste haar veel geluk toe en negeerde de dolken die hij in zijn rug voelde prikken.
In Zhivars winkel vond Emelia Seth en Julia terug. Seth had de twee ruziënde verliefden alleen gelaten. Hij was naar de winkel teruggekeerd en zag nog net hoe de Romeinse legionairs zijn vader wegvoerden. Hij fronste en keek met een van afschuw vertrokken gezicht naar de gebogen rug van zijn geboeide pa en dan naar Julia, helemaal in de war van gevoelens.
Hij bleef Julia aankijken en zag in de diepten van haar ogen, dat zij hetzelfde dacht als hij. De frons verdween van zijn voorhoofd en op dat ogenblik wist hij dat zijn lief dit huis nooit meer zou verlaten. Dat Julia en hij er voor altijd met hem samen zou zijn.
Emelia sprak geen woord terwijl ze samen met Aivas naar het huurrijtuig liep. Julia had het niet meer nodig nu dat Seth haar gevraagd had om bij hem te blijven. Emelia verbaasde zich niet weinig over de snelheid waarmee die twee in elkanders armen waren beland, maar aan de andere kant…het had Aivas ook niet veel tijd gekost om haar hart in vuur en vlam te zetten.
Aivas! Hoe had hij in vredesnaam zo trouweloos kunnen zijn? Er verscheen een blik van afkeuring in haar ogen en ze weigerde zijn uitgestoken hand toen hij haar in het rijtuig wilde helpen. Haar hele houding straalde terughoudendheid en gekwetstheid uit terwijl ze naast hem plaatsnam.
“Emelia… Wil je me echt niet de kans geven om het uit te leggen?” Zijn stem was laag en ze zag de smekende blik in zijn ogen, maar koos ervoor om die te negeren.
“Zoiets valt toch niet uit te leggen, Aivas,” zei ze, met een strenge blik op haar slaaf. “Spaar je adem, ik ben veel te boos om naar je flauwe excuses te luisteren.”
Hij liet zijn hoofd hangen en slaakte een zucht. De rest van de rit brachten ze in stilte door en de spanning in het rijtuig was te snijden. Emelia dacht aan het kind dat ze droeg en ze voelde tranen opwellen. Zijn kind! Ze wierp een zijdelingse blik op de knappe, donkere jongeman die met hangende schouders naast haar zat. Hij zag er gekweld en somber uit, maar ze vertikte het om hem iets over haar zwangerschap te vertellen. Na een tergend trage rit stopte het rijtuig op een steenworp van de kade waar de Puni op hen lag te wachten.
“We zijn er,” zei Emelia kortaf. Ze steeg uit, betaalde de menner de beloofde twintig As en wachtte tot Aivas ook uitgestapt was.
Hij bleef een ogenblik staren naar de contouren van de haven en de schepen die er voor anker lagen. Emelia leek heel goed te weten waar ze naartoe ging, dacht hij. Toen Aivas’ ogen zich aan de duisternis hadden aangepast, zag hij waar ze hem heen leidde. Het was een enorme schok voor hem toen hij de Puni herkende. Hij probeerde zijn emoties voor Emelia te verbergen, maar zij merkte onmiddellijk de verandering in zijn houding.
Hij gebaarde naar het schip en ze zag hem kijken naar de loopbrug, alsof het de poort naar de hel was. “De Puni? Breng je me terug naar de Puni?” Iets in de toon waarop hij die vraag stelde, bezorgde Emelia kippenvel. Het was alsof hij tegen een vreemde sprak.
“Ja. We gaan naar de Puni,” zei ze, terwijl ze hem onbegrijpend aanstaarde.
“Ik kan me inbeelden dat je boos op me bent, Emelia,” zei hij, met zijn diepe keelstem trillend van emotie. “Ik kan zelfs begrijpen dat je me haat, ook al geef je me niet de kans om mezelf te verdedigen, maar dit… Nee.” Hij schudde zijn hoofd en keek haar verbijsterd aan.
“Waar heb je het over, Aivas? Maak jij mij verwijten? En dat terwijl ik je nog geen uur geleden met een halfnaakt snolletje in je bed vond?”
“Myrthe is geen snolletje,” antwoordde hij scherp. “Als je me de kans zou geven om de hele zaak uit te leggen, zou je zulke domme dingen niet zeggen en medelijden hebben met dat arme kind.”
“Hah! Medelijden? Ben je niet goed snik of wat? Moet ik dan medelijden hebben met meisjes die ik bij mijn man in bed vind? Laat me niet lachen!”
Verloren staarde Aivas naar de vrouw die hij boven alles liefhad, maar die op het punt stond om hem zonder verpinken naar zijn dood te sturen. Ze had hem juist “haar man” genoemd! Hoe kon ze dan…? Zijn gezicht was asgrauw en hoe meer hij over de hele zaak nadacht, hoe minder hij er van begreep. Nee, hij kon het gewoonweg niet geloven.
“Nee, medelijden voor een meisje dat je niet kent, is misschien te veel gevraagd,” fluisterde hij, terwijl hij zijn blik neersloeg. “Als je mij al zo erg haat dat je me naar de Puni stuurt… De bootsman zal ongetwijfeld blij verrast zijn om mij terug te zien. En dat na alles wat er tussen ons is geweest.”
Het mooie, gladde voorhoofd van Emelia vertoonde een diepe rimpel. De uitdrukking op Aivas’ gezicht had een felle pijnscheut door haar borst gejaagd, maar ze schrok nu ze begreep welke gedachten er door zijn hoofd gingen.
“Jij…Jij, grote dwaas!” Zacht wees ze hem terecht, met een uitdrukking vol afschuw op haar gezicht. Ze kon haar oren nauwelijks geloven en haar blik ging naar zijn sombere, groene ogen. “Dacht jij nu écht dat ik je opnieuw aan die afschuwelijke schipper wilde uitleveren?”
Geen antwoord.
“Aivas?”
Zijn gezicht had een gepijnigde uitdrukking gekregen, maar hij antwoordde nog steeds niet op haar vraag.
“Tarquin is dood, Aivas,” legde ze uit, terwijl ze hem onderzoekend aankeek. “Tinto is nu schipper van de Puni. Tinto, die grote, aardige Nubiër… Hij heeft erin toegestemd om ons aan boord te verbergen en ons als passagiers mee te nemen.”
“Als passagiers?” Aivas trok een verlegen gezicht nu stilaan tot hem begon door te dringen hoezeer hij zich in Emelia ‘s bedoelingen vergist had. “Ga je dan met me mee?”
Ze knikte. “Natuurlijk ga ik met je mee, stommetje… Hoe boos ik ook op je ben. Tinto heeft beloofd om ons in Salamis aan land te zetten. Van daar moeten we zelf maar uitzoeken hoe en naar waar we verder reizen.”
Aivas’ adem stokte in zijn keel. “Zei je Salamis? Gaan we naar Cilicië?”
De uitdrukking die ze op zijn gezicht zag verschijnen, greep haar aan. Ze wendde haar blik af omdat ze niet wilde dat hij haar zwakheid zag, maar haar woede begon al af te nemen. Wat niet wilde zeggen dat ze hem zomaar zou vergeven voor wat hij gedaan had. Ze had ook haar trots. Daarbij kwam dat het meisje dat ze bij hem had gezien erg mooi en jong was geweest. Dat stak haar nog het meeste van al.
“Ik mag dan boos op je zijn, Aivas,” zei Emelia bits, “dat wil niet zeggen dat ik je niet meer liefheb.” Ze wendde haar blik af en staarde bedenkelijk voor zich uit. “Boosheid gaat over, maar wat ik voel als ik aan jou denk is veel sterker dan mijn woede om dat halfwassen meisje in je bed. Iets in mij wilt geloven dat je onschuldig bent, dat je dat kind met geen vinger aangeraakt hebt.”
“Maar dat is ook zo, Emelia,” zei hij, met een wanhopige klank in zijn stem. “Geloof me toch, liefste.”
Er gleed een sceptische uitdrukking over haar gezicht toen ze zei: “Ik wil je zo graag geloven, Aivas, maar ik zag gewoon in dat meisje haar ogen dat ze van je hield. Zoiets kun je niet verbergen, zeker niet voor een vrouw.”
“Daar gaat het toch niet om,” wierp hij tegen.
“O nee? Ik vind van wel! Waar gaat het dan volgens jou om?”
Hij vestigde zijn blik op haar gezicht. “Alleszins niet om Myrthe,” zei hij fel, terwijl hij haar recht bleef aankijken. “Maar om wat je in mijn ogen ziet of zag. Of wil je beweren dat je daarin ook liefde las? Liefde voor iemand anders dan jij? Dat je zoiets ook in mijn ogen gezien hebt?”
Ze maakte een ontkennend gebaar. “Nee. Op jouw ogen heb ik niet gelet wat dat betrof.”
Aivas knikte zwijgend.
Ze interpreteerde zijn stilzwijgen als een verwijt en in haar ogen vlamde de woede terug op, maar gelukkig kwam Tinto precies op dat moment de loopbrug af gestapt. Hij beende op Emelia toe en keek haar met zijn vrolijkste blik aan.
“Ik zie dat jullie plannetje gelukt is, Emelia,” zei hij opgewekt. “Mmmh, die slaaf van je ziet er een pak beter uit dan de laatste keer dat ik hem zag.”
“Ja, dat kan ook moeilijk anders,” antwoordde Emelia stijfjes. “Zeg eens, Tinto, ik… Ik wilde je nog eens heel erg bedanken voor wat je voor mij doet… Ik…”
De schipper legde een grote, zwarte hand op haar schouder en schudde traag met zijn hoofd. “Ach, het is niets, meid. Dat doe ik graag voor een vriendin.”
Emelia ‘s wenkbrauwen schoten omhoog. “Een vriendin, Tinto? Maar we kennen elkaar nauwelijks.”
“Ach, soms hoef je iemand niet lang te kennen voor dat je weet wat voor vlees je in de kuip hebt,” antwoordde hij schouderophalend. “Ik vond jou al sympathiek vanaf het ogenblik dat je die schurk van een Tarquin tegen de haren instreek.” Hij lachte toen hij terugdacht aan Emelia ‘s vastberaden houding tijdens haar eerste bezoekje aan boord van de Puni.
Tinto gebaarde uitnodigend naar de loopplank van zijn schip en er verscheen een plagerige uitdrukking in zijn donkere karbonkels van ogen toen hij zei: “Volg mij, tortelduifjes, ik heb jullie liefdesnestje al in gereedheid laten brengen.”
Aivas hoestte even, alsof hij zich in iets verslikte en dat leverde hem een woedende blik van Emelia op. Ze kneep haar lippen op elkaar, zei niets en volgde Tinto gedwee de loopbrug van de Puni op, maar haar gezicht sprak boekdelen. Aivas liep achter haar aan. Hij vroeg zich vertwijfeld af, hoe lang dat Emelia die onredelijke houding nog zou volhouden. Hopelijk niet te lang.
Tinto bracht hen naar de kajuit die hij voor hen in orde had laten brengen en vertelde Emelia dat die pal naast zijn eigen hut lag. Met een veelzeggende blik op zijn glunderende gezicht vroeg hij: “Voor ik jullie alleen laat, mensen… Is er misschien nog iets waarmee ik jullie een plezier kan doen?”
“Nee, dank je, Tinto.” Emelia nam de verschrikkelijk kleine kajuit in ogenschouw en haar ogen gingen van de smalle, houten brits met de dunne matras naar de scheepskist die naast een soort van was en kaptafeltje stond. Aan het plafond bungelde een brandende olielamp, die de kleine ruimte een zachte, gelige schijn gaf.
“Ja, ik weet dat het niet veel zaaks is,” zei Tinto verontschuldigend. “Maar de reis duurt maar enkele dagen en de meeste tijd breng je toch aan dek door.”
Emelia snoof om aan te geven dat ze het niet met zijn stelling eens was en ze keek de grote Nubiër dankbaar aan. “O, maar wat jij voor Aivas en mij doet is ongelooflijk, Tinto,” zei ze, met een stem die zacht klonk. “Ik weet niet wat ik had moeten doen als jij er niet was geweest! Morgen zal Marcus Serra er achter komen dat ik gevlucht ben en als ik hem een beetje ken, zullen hij en zijn vrienden de stad ondersteboven keren om mij te vinden en terug te halen.” Ze glimlachte om de ironie van de hele zaak, want de Puni was een plaats waar hij nooit zou zoeken… Voor zover Serra wist, was die wreedaard van een Tarquin nog altijd de bootsman van de Puni.
“Wel, het is graag gedaan, hoor,” reageerde Tinto, blij dat ze weer kon lachen. “Ik wens jullie een goede nacht en tot morgen.” Hij grinnikte en rolde met zijn ogen. “Ontbijt in mijn hut,” voegde hij eraan toe. “Ik trakteer, aha!”
Nadat Tinto de deur achter zich gesloten had, viel er een ongemakkelijke stilte in de schaars verlichte kajuit. Emelia en Aivas wisten dat het laat was en ze keken allebei naar de smalle houten brits die hen als bed moest dienen.
“Ik ben doodop,” zei Emelia als eerste, in een poging om de stilte te doorbreken. “Laten we maar gaan slapen.”
Hij knikte haar zwijgend toe en begon zijn bovenkleding uit te trekken. Emelia opende haar mond om hem terecht te wijzen. Ze wilde niet dat hij zich voor haar ogen uitkleedde, maar iets hield haar tegen. Misschien was het de gekwelde uitdrukking in zijn groene ogen die maakte dat ze in stilte naar hem bleef staren. Ach, waarom zichzelf iets voorliegen, het was haar verlangen naar hem, niets meer of minder. Haar ogen werden groot bij het zien van zijn naakte bovenlijf en hoe mooi dat was. De lichte vacht van haartjes op zijn borst en buik vormde donkere schaduwen op zijn lichaam. In Emelia ‘s binnenste begon iets te branden. Ze slikte en slaakte een stille zucht, maar niet stil genoeg, want Aivas hoorde het. Zijn groene ogen lichtten op en boorden zich in die van haar.
“Emelia?”
“Aivas,” fluisterde ze terug. “Oh, Aivas…Aivas.” Ze werd naar hem toe gezogen en het leek wel alsof haar ledematen haar niet meer gehoorzaamden. Niets gehoorzaamde nog, want ze proefde zijn lippen en voelde zijn tong met die van haar spelen. Ze voelde hoe zijn handen haar lange, sluike haar streelden alvorens naar haar schouders omlaag te glijden tot bij de sluiting van haar jurk. Tot zover haar voornemens om hem nog dagenlang te kwellen uit wraak voor dat meisje van bij Zhivar.
“Mmmh, je ruikt lekker, Emelia,” fluisterde hij in haar oor, terwijl hij de jurk los maakte. “Naar snijbloemen en heerlijk zoet fruit.”
De jurk gleed van haar lichaam en haar hart bonkte als gek. Hij boog zich naar haar toe, wreef zijn wang langs haar borsten en kuste de harde knopjes van haar tepels.
Haar vingers klemden zich ongeduldig rond de band van zijn broek en ze begon het kledingstuk naar beneden te schuiven. Ze bevrijdde hem en nam hem in haar hand. Ze wilde hem voelen. Bij alle goden van Egypte, hoe smachtte ze naar zijn mannelijke aanrakingen!
Ze belandden hals over kop op de smalle brits, waar ze hun liefkozingen verder zetten. Het vuur laaide hoog op en het werd een hereniging die al Aivas’ slechte herinneringen aan de Puni voorgoed wegwiste.
Na afloop bleef Emelia heel dicht naast hem liggen, met haar hoofd op zijn borst. Ze luisterde naar zijn ademhaling en vertelde hem over het kind dat groeide in haar buik. Zodra ze klaar was met praten, keek ze onzeker naar Aivas. Ze was een beetje bang voor zijn reactie, maar bloosde van genoegen toen ze zag hoe blij haar nieuws hem had gemaakt. Hij staarde haar met aanbiddende blikken aan en leek ieder detail van haar in te drinken.
Het kostte de Puni vier dagen om Salamis te bereiken. Daar zette bootsman Tinto zijn passagiers aan land en vooral Aivas was blij om weer grond onder zijn voeten te voelen. Bovendien bevonden Emelia en hij zich op Cilicisch grondgebied. Ze bedankten Tinto voor zijn hulp en gastvrijheid en namen afscheid van de schipper.
Aivas zag hoe Emelia naar de turkooizen zee bleef staan staren. Hij legde zijn arm rond haar schouders en gebaarde naar het oosten. “Daar ligt het,” zei hij opgewekt. “Cilicië.”
“Zullen we daar gelukkig zijn, Aivas?”
Hij knikte. “O ja, mijn liefste,” zei hij, zonder een spoortje van twijfel in zijn stem. “We zullen het huis waar mijn oude handelszaak in gevestigd was heropbouwen om er een nieuwe winkel in te beginnen.”
De stralen van de zon beschenen haar knappe gezichtje en de rimpels verdwenen van het voorhoofd van Emelia. Aivas’ lieve, groene ogen knipoogden tegen haar en hij zei: “In Cilicië geldt de Romeinse wet en omdat ik praktisch gezien nog altijd jouw slaaf ben, beschik je niet alleen over een aanzienlijke lap grond, maar ook over een eersteklas meesterknecht.”
Een fris briesje kwam van boven het water en streek een haarlok van haar voorhoofd. Langzaam voelde ze hoe Aivas’ armen zich rond haar middel sloten en hij haar dicht tegen zich aan trok. De kus die volgde was bedwelmend. Haar hart sprong op van vreugde en ze zwaaide op haar benen. Haar knieën begaven het.
“O, Aivas,” hijgde ze, terwijl ze naar hem opkeek. Haar ogen schitterden en toen ze naar hem lachte, was haar lach gul en opgewekt. “Wie is er hier nu de slaaf van wie?”
Emelia en Aivas giechelden om haar grapje. De waarheid was, dat ze een echtgenoot wilde in plaats van een slaaf. Emelia vertelde hem dit, terwijl ze samen door de drukke straten van Salamis wandelden.
“Er is niets dat ik liever wil, dan jou tot mijn vrouw te maken,” zei Aivas, en zijn groene ogen straalden van geluk. Hij hield zijn pas in, draaide zich naar haar toe en legde zijn hand op haar zachte buik. “O, en een voortreffelijke vader voor ons kindje zijn, natuurlijk.”
“Ik geloof dat je het meent,” reageerde Emelia plagerig, waarop hij met zijn ogen rolde, een quasi boos gezicht trok en haar opnieuw stevig in zijn armen greep. Een tweede lange, heerlijke zoen volgde en sommige voorbijgangers bleven glimlachend staan om naar het verliefde paartje te kijken.
“Mmmh, ik denk dat we maar eens naar logies op zoek moeten gaan,” zei Aivas vrolijk gestemd. “We hebben nogal wat bekijks.”
Ze namen een gastenkamer in een leuk ogende taveerne in het schipperskwartier, niet ver van de baai van Salamis. Aivas zette het linnen draagtas met Emelia ‘s spullen op het bed en staarde uit het raam. Vanuit de kamer had hij een goed zicht op de haven.
Emelia zag de starende blikken van haar lief en vroeg: “Waar denk je aan, Aivas?”
“Oh, ik keek naar de schepen in de haven,” mompelde hij nadenkend. Op zijn voorhoofd verschenen een paar rimpels. “Heel binnenkort zal een van die schepen ons naar het vasteland brengen en ik was me aan het afvragen hoe het zal aanvoelen om weer thuis te zijn.”
“Het zal een goed gevoel zijn, lieverd, want we zijn samen,” merkte ze op. Ze kwam achter Aivas staan, leunde tegen hem aan en kuste hem in zijn hals. “Ik houd van je… Ik houd zoveel van je,” fluisterde ze liefjes.
“Ik ook van jou.”
Twee dagen later zette een visser hen in Port Cilix aan land. Aivas zocht er een van zijn voormalige klanten op, een goedlachse zakenman met veel contacten, die zich al prima aan de wetten en gebruiken van de nieuwe overheersers had aangepast. De man, die Meirnar heette, herinnerde zich Aivas nog vaag en stelde zich beleefd aan zijn bezoekers voor. Hij wierp een trage, nieuwsgierige blik op Emelia en nam de jonge Romeinse van top tot teen op. Daarna vertelde hij aan zijn twee gasten hoe trots hij wel was op de overeenkomst die hij met de plaatselijke generaal had gesloten. En hoe die hem als zijn vaste leverancier van sandalen en beenbeschermers had aangeduid.
“Maar, zeg eens, is die bevallige jongedame jouw echtgenote, Aivas? Heb jij een Romeinse als vrouw genomen?” Hij knipoogde naar de jongere man en grinnikte. “Ha! En ik maar denken dat ik de enige Ciliciër was die met de vijand in bed kroop!”
“Nee, mijn vrouw is ze nog niet, Meirnar,” antwoordde Aivas lachend. Hij legde de nadruk op het woordje “nog” en wierp Emelia een samenzweerderige blik toe. “Maar lang gaan we niet meer wachten om te trouwen.”
“O, fijn! Een trouwpartij! Ben ik uitgenodigd?” De handelaar glimlachte, maar nadat Aivas hem had ingelicht over de situatie waarin Emelia en hij zich bevonden, nam Meirnars gezicht een ernstiger uitdrukking aan.
“Natuurlijk wil ik jullie helpen, mensen… Maar… Ah, ik wil er wel iets voor in de plaats…”
“Ik heb geld,” zei Emelia snel, terwijl ze naar haar beurs tastte.
“Nee! Laat dat geld maar in je beurs, schoonheid. Jullie jongelui zullen dat nog hard nodig hebben om een woning en werkplaats te laten bouwen.” Hij gniffelde om hun verbaasde gezichten. “Ik wil iets anders van jullie,” legde hij uit. “Wat dachten jullie van een exclusiviteitrecht voor Port Cilix? En voor de eventuele export uiteraard?”
“Maar we hebben nog helemaal niets geproduceerd,” merkte Aivas op.
“Och, dat komt wel,” reageerde Meirnar, terwijl hij een rol papyrus begon open te vouwen en naar een schrijfpen zocht. “Ik kan geduld oefenen, maar omdat goede contracten de beste vrienden maken, zullen we al het één en ander op papyrus zetten alvorens ik jullie mijn steun toezeg.”
Deel 10
De man die in Port Cilix als laatste van de boot sukkelde zag er oud uit. Aan zijn gelaatstrekken was zijn leeftijd niet vast te stellen, want het gezicht van de Romein zat verborgen onder de kap van zijn lange, rode officiersmantel. Het was de manier waarop hij liep, die iets van zijn leeftijd verraadde. Hij hinkte aan één been en sleepte zich over de loopplank alsof hij bezig was aan zijn laatste oversteek. Een dergelijke oversteek zou hem wellicht leiden naar een wereld bevolkt met oude vijanden, een Erebos van eeuwig brandende vuren, heter dan het Griekse vuur dat schepen in een oogwenk kon verzengen, want de man was getekend door een leven van bloedvergieten en dood.Op de kade van de grootste en meest bevaren havenstad van de provincie Cilicië bleef de man even staan en keek om zich heen. Zijn blik bleef rusten op een kleurrijk beschilderd huis. Hij trok zijn pijnlijke been terug op gang en begon in de richting van het huis te trekkebenen.
Onder zijn kap vormden de lippen van de man een flauwe glimlach bij het zien van talrijke en obscene fresco’s die de muren van een bordeel sierden. Naakte mannen en vrouwen die met elkaar copuleerden, zeemeerminnen met enorme borsten, koning Neptunus die een vrouw bepotelde en tientallen saters die fluit speelden voor nog meer bevallige en weinig om het lijf hebbende nimfen.
Dit was het soort plek waar hij informatie kon inwinnen. Hij klemde de beurs die hij onder zijn lange, vormeloze gewaad verborgen hield nog wat dichter tegen zijn lichaam aan en opende de deur.
Een heel palet aan geuren waaide hem tegemoet. Parfums van vers gesnoeide bloesems, van rode wijn, fruit en reukwaters.
“Welkom in het huis van Neptunus, beste man,” zei het dikke, kaalhoofdige mannetje dat op een krukje naast de ingang zat. “Wij hebben de mooiste jongens en meisjes van het hele land. Wij hebben voor elk wat wils, maar mag ik u verzoeken van uw handen en voeten te reinigen voor u in de gelagzaal naar binnen gaat?”
Dit gezegd zijnde, hees het mannetje zich overeind, boog zich naar de reiziger toe en fluisterde in diens oor: “Wenst u misschien bepaalde waardevolle voorwerpen in onze kluis op te bergen, Heer? Dan kunt u rustig genieten van uw verblijf in het huis van Neptunus.”
De man schudde zijn hoofd, gaf het mannetje een geldstuk en liep door de zware, goudbruine gordijnen de gelagzaal binnen. Bij de brede, houten tapkast hield hij halt en wachtte tot de waard hem aansprak. Hij negeerde de vijandige blikken van de andere gasten, maar toonde ook geen interesse voor de schaars geklede meisjes in de gelagzaal.
“Wenst u iets te drinken, Heer? Wijn misschien? Of liever mede? Of iets sterkers?”
De alerte, donkere ogen van de man boorden zich in die van de waard en die laatste meende er iets in te bespeuren wat hem nieuwsgierig maakte naar de bestemming van deze reiziger.
“Ik ben op zoek naar Lucullus,” zei de man vriendelijk. Zijn gezaghebbende stem noopte tot luisteren en toen de waard hoorde dat de man zijn adoptiedochter zocht, keek hij de vreemdeling met nog meer interesse aan.
“Mijn naam is Marcus Serra,” zei de man in de kapmantel. “Zeg dat maar tegen Lucullus. Quaestor Serra van de ordo equestri uit Tyras.”
“O, maar ik had al begrepen dat u een Romeinse officier was, Heer,” antwoordde de waard. “Waar kent u Lucullus van? Van in het leger?”
“Ja.”
De man uit Tyras keek zwijgend voor zich uit. Hij sprak geen woord meer en wachtte geduldig tot de waard achter een geknoopt tapijt verdween om even later terug te komen met de eigenaar van het huis van Neptunus. Die keek Marcus even in de ogen, glimlachte hem toe, greep hem bij beide armen beet en omhelsde hem. Het was een innige omhelzing en nu keek niemand meer naar de Romein in de officiersmantel. Lucullus kende hem blijkbaar heel erg goed en als die hem kende zou hij wel goed volk zijn.
“Mijn oude vriend,” stamelde Lucullus ongelovig. “Hoe heb jij me in hemelsnaam gevonden? Bij het orakel, ik hoop maar dat dit niet betekent dat ik gemakkelijk te vinden ben!”
Marcus Serra lachte zijn warme, gulle lach en omhelsde Lucullus opnieuw. “Nee, helemaal niet, Lucullus. Het was Drikus die me vertelde dat jij hier een bordeel dreef.”
Lucullus knikte en legde zijn oude, verweerde handen op de tapkast. Handen die de littekens van zijn verleden niet konden verbergen, want ook hij was vele jaren soldaat geweest. En daarna, huurling en lijfwacht.
“Ik hoor dat je jouw pleegdochter zoekt, oude ijzervreter? Ik hoop niet hier in mijn etablissement, tussen de hoertjes en de schandknapen?”
“Ach, nee. Emelia en haar vriend zullen hier wel een handelszaak geopend hebben,” legde Serra uit. “Zij was een uitstekende naaister en Aivas was de beste lederbewerker die ik ooit gezien heb.”
In de helblauwe ogen van Lucullus verscheen een schittering en hij wreef peinzend over zijn stoppelbaard. “Aivas zeg je?”
“Ja, Aivas.”
“Die naam ken ik,” opperde Lucullus. “Ik heb een vaste klant die Meirnar heet. Een exporteur van lederwaren die zaken doet met generaal Aeolus Hippius, maar ook met de Grieken. Een enorme opschepper, maar hij heeft het vaak over Aivas, die hij “zijn goudhaantje” noemt.”
Met een geïnteresseerde uitdrukking zijn taaie, strak gezicht vroeg Marcus: “Weet je toevallig waar ik die Meirnar kan vinden? Want ik zou Emelia en Aivas graag een bezoekje brengen.”
Eén nacht en één dag gingen voorbij, alvorens Marcus Serra Emelia ‘s huis bereikte. Hij knipperde even met zijn oogleden en vestigde zijn blik op het huiselijke tafereeltje voor hem. Emelia en haar gezin zaten buiten aan tafel. Ze gebruikten samen een avondmaaltijd van schapenkaas, brood en verse vijgen en dronken uit houten bekers. Zij zag Marcus als eerste en het was aan haar gezichtsuitdrukking te zien dat ze vreselijk schrok van hem daar zo te zien staan.
“Wie is die man, papa?” vroeg een kinderstemmetje.
Aivas aaide zijn dochter over haar donkere krullen, maar zonder dat zijn ogen die van Marcus Serra loslieten. “Een vriend van mama, Cilicia,” zei hij sussend. “Hier, neem je bord mee en ga eventjes naar binnen, wil je?”
Emelia zag hoe de spieren zich spanden onder Aivas’ lange, zongebruinde armen en het gebaar waarmee Aivas haar over haar bolle buikje aaide, maakte dat ze gloeide van trots en blijdschap. Ze wist zeker dat ze hem deze keer een zoon zou schenken. Hij had gezegd dat het hem niet uitmaakte of het een jongen of een meisje zou zijn, maar voor haar maakte het wel degelijk uit. Ze wierp een verliefde blik op haar echtgenoot. O, wat was hij toch een mooie man! Ze had hem de vrijheid geschonken en Aivas had haar als zijn wettige echtgenote genomen. Dat was de gelukkigste dag van haar jonge leven geweest. Vreemd genoeg had ze ook een weinig angst gevoeld toen het zover was, misschien omdat ze vreesde dat een huwelijk alles wat er tussen hen was zou kunnen veranderen, maar niets was minder waar geweest. Zelfs nu, met het tweede kind dat groeide in haar schoot beminde hij haar nog altijd met dezelfde overgave.
Marcus Serra, die al zijn hele leven met conflicten en schermutselingen was geconfronteerd, merkte Aivas’ zenuwachtigheid onmiddellijk. Hij wilde die twee geruststellen en knoopte zijn mantel los zodat ze konden zien dat hij ongewapend was. Hij kwam hinkend naar hen toe en gebaarde met zijn handen om aan te geven dat ze voor hem niet hoefden op te staan en dat hij geen kwaad in de zin had. Het zweet stond op zijn voorhoofd toen hij de tafel zo dicht genaderd was dat hij de scherpe geur van de schapenkaas kon ruiken.
“Ik hoop dat ik jullie niet stoor,” zei hij vriendelijk. Hij wierp een blik op de voordeur en zag dat het kleine meisje die achter zich gesloten had. Daarna liet Marcus zijn zware stem wat zakken om zijn woorden beter tot hen te laten doordringen. “Sikhef wist ervan, is het niet? Van het kind?”
“Ja. Ze wist het, Marcus,” antwoordde Emelia, met een stem die wat onzeker klonk. “Zij wist het nog voor ik het aan Aivas kon vertellen, maar ze wist altijd alles, die vrouw van je.”
“Ze is nog niets veranderd op dat vlak,” zei Marcus, en zijn lippen plooiden zich tot een grijns. Hij knikte in de richting van hun huis en zei: “Dat meisje wordt een schoonheid, net zoals jij, Emelia.”
“Dank je,” antwoordde Emelia, met haar hele gezicht stralend van dankbaarheid. Nu ze begon te begrijpen dat Marcus Serra niet gekomen was om haar te straffen, vulden haar ogen zich met tranen. “We hebben haar Cilicia genoemd,” zei ze.
“Cilicia… Dat is mooi.”
“Neem toch plaats, Marcus,” mengde Aivas zich in hun gesprek. “En eet met ons mee. Je hebt vast nog niet gegeten vanmiddag.”
Hij knikte Aivas toe en toen ze de gretige uitdrukking op Serra’s gezicht zag, viel al de spanning van haar af en proestte Emelia het uit. De vrolijke lach van haar mama lokte Cilicia opnieuw naar buiten en Aivas deed teken dat het veilig was en dat het kleine meisje zich opnieuw bij hen mocht voegen.
Tijdens het eten vertelde Marcus hen al de laatste nieuwtjes uit Tyras. Hij sprak over het huwelijk van Seth El Zhivar en Julia, over de verloving van Marcia en over de goede schoolresultaten van zijn zoon Vilnius. Maar ook over zijn benoeming tot quaestor en over zijn eervol ontslag uit het leger, nadat hij vorig jaar een zware verwonding had opgelopen tijdens de Carthaagse onlusten. Plotseling, alsof hem opeens iets te binnen schoot, tastte hij naar zijn middel en legde een zware beurs op tafel.
“O, voor ik het vergeet, dokter Seirios vroeg me om je dit te bezorgen.”
“Dokter Seirios? Maar wat… Waarom?” Emelia opende de beurs en keek er in. “Lieve hemel! Hier zit een fortuin in, Marcus!”
Hij knikte. “Jazeker, vijfhonderd Aureus. Jouw deel in de opbrengsten van de handelszaak.”
“Hebben jullie mijn handelszaak dan niet verkocht?”
“Nee. Marcia, Sikhef en Seirios hebben hun hoofden bij elkaar gestoken en met de hulp van Seth El Zhivar die voor geschoold personeel heeft gezorgd, is de zaak van je ouders succesvoller dan ooit.”
Emelia was verbijsterd. “Maar de Zhivars waren onze concurrenten,” zei ze ongelovig.
“De oude Zhivar misschien,” reageerde Marcus. “Seth is veel verstandiger dan die kwaadaardige vader van hem. De jongen heeft een akkoord gesloten met Seirios over de ontwerpen van Aivas.” Marcus neeg zijn hoofd en met iets van aarzeling in zijn stem vroeg hij: “De dokter wil graag dat je naar huis komt, Emelia. Sikhef en Marcia ook trouwens, ze missen jou verschrikkelijk.”
Emelia legde haar hand op Aivas’ arm en onder haar vingers voelde ze de haartjes en de warme, gladde huid. “Ik mis jullie ook, Marcus,” sprak ze rustig. “Ik mis Sikhef en Marcia ongelooflijk veel, maar mijn leven is hier. Met Aivas en Cilicia, en met het kind in mijn buik.”
Marcus Serra knikte opnieuw om aan te geven dat hij Emelia ‘s beslissing begreep. Hij hielp het verliefde paar met het afruimen van de tafel en het instoppen van de uitgeputte Cilicia. Hij stond bij het kleine, witgeschilderde bedje en keek naar het slapende kind met een vertederde uitdrukking in zijn ogen. Links tegen de muur stond een wiegje in dezelfde kleur. Marcus herinnerde zich nog goed hoe Sikhef en hij hun jonge kinderen hadden gekoesterd. Hoe gelukkig ze waren geweest en dat nog altijd waren. Ja, hij herinnerde zich alles.
Werkelijk alles.
- EINDE -
© F.A.W. Malach 2014
Mooi verhaal met een spannend verloop en de nodige spanning en erotiek, dank voor het schrijven Malach.
Ga zo door , zou ik zeggen.
+1
Malach
Een hele roman in deze stijl .. fijn "leesvoer"